ECLI:NL:RBOVE:2025:4997

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 juli 2025
Publicatiedatum
28 juli 2025
Zaaknummer
333336 KG RK 25-239, 335873 KG RK 25-335 en 336234 KG RK 25-363
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in strafzaken met meerdere verzoeken

Op 28 juli 2025 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan over drie wrakingsverzoeken van verzoeker tegen mr. A. van Holten en de wrakingskamer zelf. De verzoeker heeft op 13 mei, 15 juli en 16 juli 2025 wrakingsverzoeken ingediend, waarbij hij zich beroept op vooringenomenheid van de rechters. De wrakingskamer heeft de verzoeken beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake is van vooringenomenheid of de schijn daarvan. Het eerste verzoek, gericht tegen mr. A. van Holten, was gebaseerd op een e-mail die onbedoeld bij verzoeker terechtkwam, waarin mr. Van Holten het spoedverzoek van verzoeker als een rekest kwalificeerde. De wrakingskamer oordeelde dat de intentie van mr. Van Holten niet duidde op partijdigheid. Het tweede verzoek was gericht tegen dezelfde rechter in een andere zaak, maar de wrakingskamer oordeelde dat de rechter in staat is om elke zaak onafhankelijk te beoordelen. Het derde verzoek, gericht tegen de wrakingskamer zelf, werd buiten behandeling gelaten omdat het als misbruik van recht werd beschouwd. De wrakingskamer verklaarde alle verzoeken ongegrond en stelde dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummers: 333336 KG RK 25-239, 335873 KG RK 25-335 en 336234 KG RK 25-363
Beslissing van 28 juli 2025
in de zaak van
[verzoeker],
wonende aan de [adres],
verzoeker tot wraking.

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft drie wrakingsverzoeken ingediend.
Eerste wrakingsverzoek (333336 KG RK 25-239)
Op 13 mei 2025 heeft verzoeker het verzoek tot wraking gedaan van mr. A. van Holten, strafrechter in deze rechtbank. In die hoedanigheid is zij belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd onder raadkamernummer 25-012114.
Tweede wrakingsverzoek (335873 KG RK 25-335)
Op 15 juli 2025 heeft verzoeker een tweede verzoek tot wraking gedaan van mr. Van Holten, nu in de bezwaarschriftzaak die is geregistreerd onder raadkamernummer 25-013441.
Derde wrakingsverzoek (336234 KG RK 25-363)
Op 16 juli 2025 heeft verzoeker een verzoek tot wraking gedaan van de wrakingskamer bestaande uit mrs. U. van Houten, A. Smedes en R.F. van Aalst. In die hoedanigheid zijn zij belast met de behandeling van genoemde eerste twee wrakingsverzoeken van verzoeker.
1.2.
Mr. Van Holten heeft op 21 mei 2025 en op 15 juli 2025 schriftelijk op de tegen haar gerichte wrakingsverzoeken gereageerd. Zij berust niet in de wrakingen.
1.3.
De wrakingsverzoeken zijn op 17 juli 2025 mondeling behandeld. Bij de mondelinge behandeling zijn verzoeker en mr. A. Van Holten niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
Verzoeker heeft op 30 april 2025 een e-mail aan de strafadministratie van de rechtbank gericht met het onderwerp ‘spoedverzoek parketnummer 08.007526.23’. De medewerkers van de strafadministratie hebben over de strekking van het verzoek overleg gehad met mr. Van Holten. Op 9 mei 2025 heeft mr. Van Holten een e-mail gestuurd naar de strafadministratie met de volgende inhoud:
Hoi,
Beetje onduidelijk, ik denk dat alleen het om de executie kan schorsen. Maar hij roept van alles. En daarom lijkt het me gelet op de problematiek zinvol om de zaak / het verzoek maar als een rekest te beschouwen en hem op de raka as woensdag er bij te zetten. Dan kan ik met hem praten.
@[omschrijving] hebben jullie een plekje as woensdag? Ja toch? Dan kan dhr even toelichten wat er aan de hand is. (…)
Deze e-mail is onbedoeld ook terechtgekomen bij verzoeker. De strafadministratie heeft verzoeker vervolgens een uitnodiging gestuurd voor een zitting op 14 mei 2025. Hierop heeft verzoeker op 13 mei 2025 een schriftelijk wrakingsverzoek ingediend tegen mr. Van Holten. Hij heeft daarbij ook verzocht de behandeling van de zaak aan te houden. Het ‘spoedverzoek parketnummer 08.007526.23’ is tot op heden nog niet op een zitting behandeld.
Naast dit spoedverzoek heeft verzoeker nog een zaak lopen bij de rechtbank, namelijk een bezwaarschrift tegen opname van zijn DNA-profiel in de DNA-databank. Op 12 juni 2025 heeft verzoeker een uitnodiging ontvangen voor een zitting op 16 juli 2025 waarop zijn bezwaarschrift behandeld kan worden. Mr. Van Holten is belast met de behandeling van deze zaak. Hierop heeft verzoeker op 15 juli 2025 een tweede wrakingsverzoek ingediend tegen mr. Van Holten. Hij heeft daarbij ook verzocht de behandeling van de zaak aan te houden. Het bezwaarschrift is tot op heden nog niet op een zitting behandeld.
Op 16 juli 2025 heeft verzoeker een derde wrakingsverzoek ingediend, tegen de wrakingskamer.

3.De wrakingsgronden

3.1.
Wrakingsgronden eerste verzoek
Het schriftelijke wrakingsverzoek bevat meerdere wrakingsgronden. Het verzoek richt zich onder meer tegen de e-mail van mr. Van Holten van 9 mei 2023. Deze is onbedoeld bij verzoeker terechtgekomen wat volgens verzoeker betekent dat sprake is van een datalek. In de e-mail wordt het spoedverzoek van verzoeker zonder overleg met verzoeker gekwalificeerd als een rekest. Er wordt volgens verzoeker bagatelliserend over het spoedverzoek gesproken (“hij roept van alles”). Daarnaast is er buiten de aanwezigheid van verzoeker inhoudelijk overleg gevoerd. Dit wekt volgens hem de schijn van partijdigheid en onzorgvuldigheid. De toon en de inhoud van de e-mail getuigt volgens verzoeker van een onheuse en respectloze bejegening. Daarnaast richt het wrakingsverzoek zich op procedurele punten.
3.2.
Wrakingsgronden tweede verzoek
Aan dit verzoek heeft verzoeker ten grondslag gelegd dat mr. Van Holten voornemens was het bezwaarschrift van verzoeker inhoudelijk te behandelen, terwijl verzoeker een wrakingsverzoek tegen haar heeft ingediend waar nog geen beslissing over genomen was.
3.3
Wrakingsgronden derde verzoek
Verzoeker heeft een schriftelijk verzoek tot wraking ingediend tegen de wrakingskamer omdat de rechters die de wrakingskamer vormen verbonden zijn aan dezelfde rechtbank als mr. Van Holten. De samenstelling van deze wrakingskamer brengt volgens verzoeker daarom geen onafhankelijke en objectieve beoordeling met zich mee.

4.Het standpunt van mr. Van Holten

4.1.
Mr. Van Holten stelt zich op het standpunt dat de wrakingsverzoeken niet tot de conclusie moeten leiden dat sprake is van vooringenomenheid of de schijn daarvan.
4.2
Mr. Van Holten heeft de gang van zaken over de e-mail uitgelegd. Het was niet duidelijk wat het spoedverzoek van verzoeker inhield en op welke wettelijke grondslag dit verzoek berustte. Het spoedverzoek heeft zij daarom aangemerkt als rekest en op de eerstvolgende zitting laten plannen, met als doel om het verzoek helder te krijgen, het dossier compleet te maken en het standpunt van de officier van justitie op te vragen. Mr. Van Holten erkent dat er sprake is geweest van een datalek doordat haar e-mail die bedoeld was voor de strafadministratie, ook bij verzoeker terecht is gekomen. De overige wrakingsgronden zien volgens mr. Van Holten niet op haar optreden als rechter en dienen daarom buiten beschouwing gelaten te worden.
4.3.
Mr. Van Holten stelt zich ten aanzien van het tweede wrakingsverzoek op het standpunt dat niets haar in de weg staat het bezwaarschrift van verzoeker inhoudelijk te behandelen omdat het bezwaarschrift op een ander onderwerp ziet. Mr. Van Holten heeft verzoeker nog nooit ontmoet en heeft op geen enkele wijze voorafgaand aan de zitting met verzoeker gecorrespondeerd. Het is algemeen beleid dat een rechter voor de zitting niet met rechtzoekenden correspondeert.

5.De beoordeling

5.1.
De wrakingskamer moet de vraag beantwoorden of de rechter partijdig is of dat hij die indruk bij verzoeker heeft gewekt. Die indruk gaat niet alleen maar over het persoonlijke gevoel van verzoeker, maar moet ‘geobjectiveerd’ zijn. Dat wil zeggen dat een willekeurige andere persoon in de plaats van verzoeker op grond van bepaalde feiten en omstandigheden óók moet hebben gedacht dat de rechter partijdig is. Het uitgangspunt is dat de rechter vanwege zijn aanstelling als rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn. Dat kan anders zijn als sprake is van een uitzonderlijke omstandigheid, waaruit kan worden afgeleid dat hij vooringenomen is.
De wrakingskamer zal eerst het wrakingverzoek behandelen dat gericht is tegen de wrakingskamer. Want als die wraking gegrond is, komt deze wrakingskamer niet toe aan de beoordeling van de andere twee verzoeken.
5.2
Beoordeling derde wrakingsverzoek
5.2.1.
De wrakingskamer overweegt dat, anders dan verzoeker meent, het gerecht waartoe de gewraakte rechter behoort, bevoegd is om een wrakingsverzoek in behandeling te nemen en hierover een oordeel te vellen. De omstandigheid dat zowel de gewraakte rechter als de leden van de wrakingskamer tot dezelfde rechtbank behoren kan op zichzelf geen grond voor wraking opleveren.
5.2.2.
Verzoeker heeft verder op geen enkele wijze met concrete feiten of omstandigheden onderbouwd waaruit de vooringenomenheid van een van de leden van de wrakingskamer afgeleid kan worden of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor.
5.2.3.
De wrakingskamer stelt vast dat sprake is van een opeenstapeling van wrakingsverzoeken. Verzoeker heeft eerst mr. Van Holten tweemaal gewraakt en vervolgens de wrakingskamer. Omdat verzoeker het middel van wraking - althans wat betreft het laatste wrakingsverzoek- lichtvaardig, want zonder enige grondslag heeft ingezet, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van evident misbruik van recht. De wrakingskamer zal het verzoek tot wraking van de wrakingskamer daarom buiten behandeling laten zonder dat de zaak in handen van een andere wrakingskamer wordt gesteld.
De wrakingskamer komt daarom toe aan de beoordeling van de andere twee wrakingsverzoeken.
5.3
Beoordeling eerste wrakingsverzoek
5.3.1.
Mr. Van Holten heeft op 9 mei 2025 een toelichting op een procesbeslissing gemaild. Deze e-mail was bestemd voor de strafadministratie, maar is onbedoeld bij verzoeker terechtgekomen.
5.3.2.
Uit de inhoud van de e-mail volgt dat mr. Van Holten van oordeel was dat er duidelijkheid over het spoedverzoek van verzoeker verkregen moest worden en zij wilde verzoeker zo spoedig de gelegenheid bieden het spoedverzoek toe te lichten. Deze gelegenheid werd hem op de eerstvolgende zitting geboden. De inhoud van de e-mail en de toelichting van mr. Van Holten, maken duidelijk dat de e-mail met deze intentie is verzonden. De wrakingskamer is van oordeel dat in de e-mail weliswaar sprake is van een ongelukkige woordkeuze (“hij roept van alles”), maar dit getuigt gelet op de intentie verzoeker de gelegenheid te geven zijn argumenten mondeling naar voren te brengen niet van vooringenomenheid of de schijn van partijdigheid.
5.3.3.
Verzoeker heeft naast zijn schriftelijke wrakingsverzoek meerdere e-mailberichten naar de rechtbank gezonden. Volgens artikel 513 lid 3 Wetboek van Strafvordering moeten alle feiten en omstandigheden tegelijk met het wrakingsverzoek worden voorgedragen. Uit die bepaling, in samenhang met lid 4, volgt dat alleen nieuwe feiten en omstandigheden die aan de verzoeker pas nadat hij het wrakingsverzoek heeft gedaan, bekend zijn geworden, nog een rol kunnen spelen bij de beoordeling van het wrakingsverzoek. Niet gesteld of gebleken is dat de aangevoerde feiten en omstandigheden pas na de wrakingsverzoeken aan verzoeker bekend zijn geworden. Met de gronden die verzoeker later nog heeft aangevoerd kan daarom geen rekening worden gehouden.
Verzoeker heeft in zijn correspondentie ook andere klachten en grieven naar voren gebracht. De wrakingskamer beoordeelt op grond van feiten of omstandigheden of de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daaronder vallen deze klachten en grieven niet.
5.3.4.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de wrakingskamer van oordeel dat niet is gebleken van (een schijn van) vooringenomenheid. Het verzoek tot wraking zal daarom ongegrond worden verklaard.
5.4
Beoordeling tweede wrakingsverzoek
5.4.1.
Het tweede wrakingsverzoek is ook gericht tegen mr. Van Holten en ziet op de situatie waarin zij de behandelend rechter is van een zaak van verzoeker, terwijl zij tegelijkertijd in een andere zaak onderwerp is van een wrakingsverzoek van verzoeker waarover nog geen beslissing over genomen is.
5.4.2.
Het eerste wrakingsverzoek zag kortgezegd op een interne e-mail waarin mr. Van Holten een toelichting op een procesbeslissing gaf en die een ongelukkige woordkeuze bevatte. Deze interne e-mail is onbedoeld bij verzoeker terechtgekomen. Er is verder in die zaak geen contact geweest tussen verzoeker en mr. Van Holten. De wrakingskamer is van oordeel dat uitsluitend het feit dat er een wrakingsprocedure loopt waarbij verzoeker partij is en welke gericht is tegen de behandelend rechter van zijn andere zaak, onvoldoende is om tot de conclusie te komen dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het behoort immers tot de wettelijke taak van de rechter om elke zaak op zichzelf te beoordelen en daarbij wat zij eerder heeft beslist in eerdere zaken tegen (of met) dezelfde persoon buiten beschouwing te laten.
5.4.3.
De wrakingskamer is gelet op wat hiervoor is overwogen, van oordeel dat niet is gebleken van (een schijn van) vooringenomenheid. Ook dit verzoek tot wraking zal daarom ongegrond worden verklaard.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
  • stelt het verzoek 336234 KG RK 25-363 buiten behandeling;
  • verklaart het verzoek 333336 KG RK 25-239 ongegrond;
  • verklaart het verzoek 335873 KG RK 25-335 ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. U. van Houten, A. Smedes, R.F. van Aalst in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y.W. van den Bosch en in openbaar uitgesproken op 28 juli 2025.
de griffier de voorzitter
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.