ECLI:NL:RBOVE:2025:49
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbehoorlijk bestuur en aansprakelijkheid van bestuurders in faillissement
In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 8 januari 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure waarin de curator van [bedrijf 1] B.V. vorderingen heeft ingesteld tegen de bestuurders [partij B 1] en [partij B 2]. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze bestuurders hun taak onbehoorlijk hebben vervuld, wat heeft bijgedragen aan het faillissement van de vennootschap. De curator heeft gesteld dat [partij B 1] en [partij B 2] geen jaarrekeningen hebben opgemaakt of gedeponeerd over de boekjaren 2020, 2021 en 2022, wat in strijd is met de wettelijke verplichtingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur op grond van artikel 2:248 BW, en dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. De rechtbank heeft de bestuurders hoofdelijk veroordeeld tot betaling van het tekort in het faillissement, met een vermindering van 10% van het bedrag, en tot betaling van een voorschot van € 50.000,00 aan de curator. Daarnaast zijn de bestuurders veroordeeld in de proceskosten. De vordering in reconventie van de bestuurders om het gelegde beslag op te heffen is afgewezen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders en de gevolgen van onbehoorlijk bestuur in het kader van faillissement.