ECLI:NL:RBOVE:2025:4897
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring bezwaar inzake uitsterfconstructie van woning
In deze zaak gaat het om een beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van Enschede. Eisers, die in een pand woonden zonder woonbestemming, kregen op 24 februari 2022 een last onder dwangsom opgelegd, waarin werd bepaald dat zij moesten stoppen met de bewoning van het pand zodra zij verhuisden of de langstlevende van hen beiden zou overlijden. Deze regeling staat bekend als de 'uitsterfconstructie'. In het najaar van 2023 ontstond er waterschade aan het pand, waardoor eisers tijdelijk elders moesten verblijven, maar zij stonden nog ingeschreven op het adres van het pand. Het college stuurde op 2 mei 2024 een waarschuwing naar eisers over de gevolgen van hun verhuizing en op 7 juni 2024 volgde een brief waarin het college stelde dat de uitsterfconstructie zijn werking had verloren. Eisers maakten bezwaar tegen deze brief, maar het college verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde dat de brief van 7 juni 2024 geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat deze geen rechtsgevolgen had. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat eisers geen recht hadden op proceskostenvergoeding.