ECLI:NL:RBOVE:2025:480

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
323958 / FT-RK 24/742
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende aannemelijkheid van goede trouw

Op 27 januari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling door [verzoeker]. Het verzoek is ingediend na een faillissementsaanvraag door vier schuldeisers, waarbij de totale schuldenlast door [verzoeker] op € 39.000,- is gesteld. Tijdens de zitting op 13 januari 2025 heeft [verzoeker] verklaard dat hij als grensstudent aan de Katholieke Universiteit in Leuven studeert en dat hij in de afgelopen jaren beleggingen heeft gedaan in cryptovaluta. De aanvragers van het faillissement hebben gesteld dat [verzoeker] hen via Whatsapp heeft bevestigd dat zij nog geld van hem te goed hebben, maar hij heeft dit bedrag nooit overgemaakt.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat [verzoeker] onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven over de totale schuldenlast. Er zijn aanwijzingen dat de schuldenlast veel groter is dan de door hem opgegeven € 39.000,-, vooral omdat hij verdachte is in een strafrechtelijk onderzoek naar zijn beleggingen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de exacte omvang van de schuldenlast niet vaststaat en dat het niet kan worden uitgesloten dat deze nog fors zal toenemen. Hierdoor kan niet worden beoordeeld of [verzoeker] te goeder trouw is geweest in de drie jaar voorafgaand aan zijn verzoek.

Op basis van artikel 288 lid 1, aanhef en onder b van de Faillissementswet heeft de rechtbank het verzoek tot schuldsanering afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. R.P. van Eerde en de schuldenaar heeft het recht van hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team toezicht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 323958 / FT-RK 24/742
Datum vonnis: 27 januari 2025
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken op het verzoek van:

[verzoeker] ,

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
verzoeker, verder te noemen: [verzoeker].

Het procesverloop

Bij rekest van 31 oktober 2024, ontvangen ter griffie op 4 november 2024, is door mevrouw [naam 1], de heer [naam 2], de heer [naam 3] en mevrouw [naam 4] het faillissement van [verzoeker] aangevraagd. Op 12 november 2024 heeft [verzoeker] een (defensief) verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ingediend. Het faillissementsrekest is van rechtswege geschorst.
Het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is behandeld ter terechtzitting van 13 januari 2025. Ter zitting is [verzoeker] verschenen. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

De beoordeling

De feiten:
[verzoeker] is een alleenstaande man van 24 jaar. Hij studeert rechten aan de Katholieke Universiteit in Leuven (België) en ontvangt maandelijks een bedrag van € 1.379,41 aan studiefinanciering.
In de periode van 2021 tot en met begin 2024 heeft [verzoeker] voor diverse particulieren beleggingen gedaan in cryptovaluta. De aanvragers van zijn faillissement stellen dat [verzoeker], via Whatsapp, heeft bevestigd dat zij nog geld van hem krijgen. [verzoeker] heeft het geld vervolgens nooit overgemaakt.
De totale schuldenlast van [verzoeker] bedraagt volgens het verzoekschrift € 39.000,-, bestaande uit de vorderingen van de vier personen namens wie het faillissementsrekest is ingediend.
De behandeling ter zitting:
[verzoeker] heeft verklaard als grensstudent te staan ingeschreven bij de Katholieke Universiteit in Leuven.
Er is eerder sprake geweest van een faillissementsverzoek en tegen dat verzoek heeft [verzoeker] op kosten van zijn ouders verweer gevoerd, waarna het faillissementsverzoek begin 2024 is afgewezen. Volgens [verzoeker] beschikt hij thans niet over de financiële mogelijkheden om een advocaat in te schakelen. [verzoeker] heeft verklaard dat de beleggingen verloren zijn gegaan en dat hij er niets aan heeft overgehouden. Uit schaamte heeft hij te lang gewacht met het informeren van de betrokkenen over de verliezen.
In dat kader is [verzoeker] recentelijk ook gehoord in een strafrechtelijk onderzoek. Het schuldsaneringsverzoek dateert volgens [verzoeker] al van enige tijd geleden en voordat bekend was dat ook een strafrechtelijk onderzoek was ingesteld.
[verzoeker] probeert zich te focussen op school, maar heeft hiervoor weinig energie. Als de schuldsanering een manier is op het op te lossen, dan wil hij er alles aan doen om het op die manier op te lossen.
De overwegingen van de rechtbank:
De rechtbank is van oordeel dat het schuldsaneringsverzoek van [verzoeker] moet worden afgewezen en overweegt daartoe het navolgende.
Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling wordt slechts toegewezen als, onder andere, voldoende aannemelijk is dat verzoeker ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend, te goeder trouw is geweest.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan een verzoeker dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin de verzoeker kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van verzoeker voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
Op grond van artikel 285 eerste lid, aanhef en onder a Fw is vereist dat in het verzoekschrift dat ertoe strekt de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing te verklaren, wordt opgenomen een staat met vermelding van de aard van de schulden, de namen en woonplaats van de schuldeisers en het bedrag die zij te vorderen hebben.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [verzoeker] onvoldoende duidelijkheid verstrekt over de omvang van de totale schuldenlast. Volgens het door [verzoeker] ingediende verzoekschrift bedraagt de totale schuldenlast € 39.000,-. De in het verzoekschrift vermelde schuldeisers betreffen de vier aanvragers van het faillissement. Uit hetgeen ter zitting is besproken volgt evenwel dat aannemelijk is dat de schuldenlast veel groter zal blijken te zijn dan in het verzoekschrift is vermeld. [verzoeker] is namelijk verdachte in een strafrechtelijk onderzoek met betrekking tot door hem ten behoeve van derden gedane beleggingen in crypto. Beleggingen die naar zijn zeggen geheel teniet zouden zijn gegaan. Mocht komen vast te staan dat [verzoeker] strafrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld dan vloeien daaruit verdergaande (dan de eerdervermelde € 39.000) aansprakelijkheden voort.
De rechtbank kan niet anders dan vaststellen dat op dit moment geen totaalbeeld bestaat van de totale schuldenlast. Nu de exacte omvang van de schuldenlast niet vaststaat en niet kan worden uitgesloten dat de omvang van de schuldenlijst nog fors toeneemt, kan onvoldoende worden beoordeeld of [verzoeker] zijn te goede trouw aannemelijk heeft gemaakt.
Het verzoek zal worden afgewezen op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder b Faillissementswet.

De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Gewezen door mr. R.P. van Eerde, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare
terechtzitting van 27 januari 2025 in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.