ECLI:NL:RBOVE:2025:4782

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
ak_25_1474
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen last onder bestuursdwang voor verwijdering van aarden wallen, puinverharding, vijvers en mantelzorgwoning

Op 18 juli 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker een voorlopige voorziening vroeg tegen een last onder bestuursdwang opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente. Deze last betrof de verwijdering van twee aarden wallen, puinverharding, vijvers en een mantelzorgwoning op een perceel aan de [adres]. Verzoeker was het niet eens met deze last en verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij hij verschillende gronden aanvoerde.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat er geen sprake was van een spoedeisend belang. Tijdens de zitting op 24 juni 2025 werd duidelijk dat het nog maanden kan duren voordat de bestuursdwang kan worden geëffectueerd, en er was geen zicht op een snelle uitvoering van de last. De voorzieningenrechter oordeelde dat het financieel belang van verzoeker niet voldoende was om een voorlopige voorziening te rechtvaardigen. Bovendien was er geen aanleiding om te veronderstellen dat het bestreden besluit evident onrechtmatig was.

De uitspraak benadrukt dat een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen bij onverwijlde spoed, en dat het ontbreken van spoedeisend belang betekent dat de voorzieningenrechter niet kan ingrijpen. De uitspraak is gedaan door mr. V.P.K. van Rosmalen, in aanwezigheid van griffier mr. J.P. Fortuin, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 25/1474

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: ing. [gemachtigde 1]),
en

het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente

(gemachtigde: [gemachtigde 2] en [gemachtigde 3]).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over de door het college opgelegde last onder bestuursdwang voor het verwijderen van twee aarden wallen, puinverharding, vijvers en een mantelzorgwoning aan de [adres]. Verzoeker is het hier niet mee eens. Hij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening en voert daartoe een aantal gronden aan. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoeker die pleiten vóór het treffen van een voorlopige voorziening en de belangen van het college die pleiten tegen het treffen daarvan, aan de hand van de gronden van verzoeker als volgt af.
2. De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Er is namelijk geen sprake van spoedeisend belang. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

3. Het college heeft met het besluit van 17 juli 2024 een verzoek om handhavend op te treden tegen een aantal vermeende overtredingen op het perceel [adres] afgewezen. Met het bestreden besluit van 29 januari 2025 heeft het college alsnog een last onder bestuursdwang opgelegd aan verzoeker voor het verwijderen van twee aarden wallen, puinverharding, vijvers en een mantelzorgwoning aan de [adres] en voor het indienen van een bouwkundige tekening met bijbehorende relevante gegevens ter beoordeling van de mogelijkheden om een omgevingsvergunning te verlenen voor een entree/berging dan wel de hoogte daarvan te verlagen. Het college heeft verzoeker daarbij tot 1 april 2025 gegeven om te voldoen aan de last. Bij besluit van 26 maart 2025 heeft het college de begunstigingstermijn verlengd met zes weken. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en op 27 mei 2025 de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
4. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en zijn vrouw, de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van het college. Na afloop van de zitting heeft het college, naar aanleiding van wat op zitting is besproken, laten weten dat het college instemt met uitstel van de effectuering van bestuursdwang ten aanzien van de verharding, de hoogte van de entree/berging en de mantelzorgunit, maar niet ten aanzien van de vijvers en aarden wallen. Daarop geeft de gemachtigde laten weten zijn verzoek om voorlopige voorziening niet in te trekken en doet de voorzieningenrechter uitspraak.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

5. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat “gelet op de betrokken belangen” vereist.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen sprake is van onverwijlde spoed die, gelet op de betrokken belangen, nu aanleiding geeft tot het treffen van een voorlopige voorziening. Zij overweegt daartoe als volgt.
7. Ter zitting hebben de gemachtigden van het college bevestigd dat het nog maanden kan gaan duren voordat de bestuursdwang geëffectueerd zal worden. Er is in ieder geval geen zicht op effectuering van de last op korte termijn. Het financieel belang (de gemaakte kosten van de uitgevoerde onderzoeken) dat verzoeker stelt, is evenmin aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
8. Bij het ontbreken van spoedeisend belang, kan alleen een voorlopige voorziening worden getroffen als het bestreden besluit evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door het college ingenomen standpunt juist is en of het bestreden besluit uiteindelijk in stand zal blijven. De voorzieningenrechter ziet op basis van de stukken geen aanleiding om te oordelen dat het bestreden besluit evident onrechtmatig is.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.P. Fortuin, griffier, uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.