ECLI:NL:RBOVE:2025:478

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
ak_25_346 en ak_25_347
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring klacht wetenschappelijke integriteit

In deze zaak heeft eiser op 5 februari 2024 een klacht ingediend bij het College van Bestuur van de Universiteit Twente wegens vermeende schending van normen van wetenschappelijke integriteit. Het college heeft op 14 januari 2025 besloten de klacht buiten behandeling te laten, omdat eiser de geheimhoudingsplicht zou hebben geschonden. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De rechtbank Overijssel heeft in haar uitspraak van 28 januari 2025 geoordeeld dat zij onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen. Dit is gebaseerd op artikel 9:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat tegen een besluit over de behandeling van een klacht over de gedraging van een bestuursorgaan geen beroep kan worden ingesteld. De rechtbank heeft eiser hierover geïnformeerd en om nadere toelichting gevraagd, maar heeft geen aanleiding gezien om anders te oordelen.

Aangezien de rechtbank zich onbevoegd verklaart, vervalt ook de connexiteit van het verzoek om voorlopige voorziening. De rechtbank heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is besloten dat het door eiser betaalde griffierecht moet worden teruggestort, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter J.H.M. Hesseling, in aanwezigheid van griffier J.C. Smitstra, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 25/346 en ZWO 25/347

uitspraak van de enkelvoudige kamer van in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser,

(gemachtigde: J.P.E. Baakman),
en

het College van Bestuur van de Universiteit Twente, het college.

Inleiding

1. Eiser heeft op 5 februari 2024 een klacht ingediend bij het college wegens vermeende schending van normen van wetenschappelijke integriteit zoals bedoeld in de Klachtenregeling UT en de NGWI. Met het besluit van 14 januari 2025 heeft het college besloten de door eiser ingediende klacht buiten behandeling te laten wegens schending van de geheimhoudingsplicht door eiser en daarmee de klacht definitief niet-ontvankelijk te verklaren.
1.1.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht tot het treffen van een voorlopig voorziening.

Overwegingen

2. Omdat de rechtbank kennelijk onbevoegd is van het beroep kennis te nemen, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
3. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van 14 januari 2025 over de klacht van eiser. Op grond van artikel 9:3 van de Awb kan tegen een besluit over de behandeling van een klacht over de gedraging van een bestuursorgaan geen beroep worden ingesteld. De rechtbank heeft eiser hier in de brief van 21 januari 2025 op gewezen en heeft eiser om nadere toelichting verzocht. In wat eiser daartegenin heeft gebracht in zijn brief van 22 januari 2025 ziet de rechtbank geen aanleiding anders te oordelen. De rechtbank verklaart zich daarom onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
4. Omdat de rechtbank met deze uitspraak op het beroep heeft beslist, is de connexiteit van het verzoek om voorlopige voorziening komen te vervallen. Nu niet meer aan het connexiteitsvereiste wordt voldaan, zal de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk verklaren.
5. Omdat de rechtbank zich onbevoegd verklaart, zal de rechtbank de griffier opdragen het door eiser betaalde griffierecht terug te storten. [1] Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart zich in beroep onbevoegd;
  • verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. Hesseling, rechter, in aanwezigheid van mr. J.C. Smitstra, griffier. Uitgesproken in het openbaar op:
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 2.5, zevende lid, van het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken 2025.