ECLI:NL:RBOVE:2025:477

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
08.229847.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onvoorzichtig rijgedrag van een beginnend bestuurder

Op 28 januari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 19-jarige verdachte die betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor een jaar, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De zaak betreft een ongeval dat plaatsvond op 1 december 2023 in Enschede, waarbij de verdachte als beginnend bestuurder met een snelheid van ongeveer 86 km/u over de Brinkstraat reed, waar de maximumsnelheid 60 km/u was. Tijdens het nemen van flauwe bochten raakte de verdachte de controle over zijn voertuig kwijt en botste tegen een fietser, die als gevolg van de aanrijding overleed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gereden, wat leidde tot het fatale ongeval. De officier van justitie had een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid geëist, wat door de rechtbank werd opgelegd. De rechtbank hield rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en zijn schuldbewuste houding, maar benadrukte de ernst van het feit en de gevolgen voor de nabestaanden van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.229847.24 (P)
Datum vonnis: 28 januari 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2005 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. K. Meijer, advocaat in Enschede, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de door [naam 1] en [naam 2] , nabestaanden van [slachtoffer] , voorgedragen verklaringen.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:als bestuurder van een personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor [slachtoffer] om het leven is gekomen;
subsidiair:als bestuurder van een personenauto zich zodanig op de weg heeft gedragen dat daardoor gevaar op de weg werd veroorzaakt en/of het verkeer werd gehinderd;
meer subsidiair:als bestuurder van een auto zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn auto tijdig tot stilstand kon brengen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 1 december 2023 te Enschede als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een voertuig (personenauto),
komende uit de richting van de Zuid Esmarkerrondweg, gaande in de richting van
de bebouwde kom van Enschede, daarmede heeft gereden over de Brinkstraat,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij beginnend bestuurder was en/of
terwijl hij ter plaatse bekend was en/of
terwijl hij door een of meerdere flauwe bochten reed en/of
terwijl een voertuig uit tegengestelde richting naderde en/of hij, verdachte, dit
voertuig passeerde,
heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat
voertuig toegestane maximumsnelheid van 60 kilometer per uur, in elk geval met
een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse
geboden was, immers reed hij op een traject van (ongeveer) 287 meter (vlak) voor de
plaats van het ongeval genaderd met een gemiddelde snelheid van (ongeveer) 86
km/u en/of
met de rechterwielen van zijn voertuig in de berm, althans naast de weg, is geraakt
en/of
met het door hem bestuurde voertuig in een slip is geraakt en/of dat voertuig
onvoldoende onder controle heeft gehouden, althans niet met de nodige
voorzichtigheid heeft bestuurd, waardoor de stabiliteit van het door hem bestuurde
motorrijtuig (ernstig) werd verstoord en/of de besturing alsmede de beremming van
de wielen (op de normale wijze) niet meer mogelijk was en/of het voertuig
(gedeeltelijk) om zijn as is gedraaid en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem bestuurde personenauto niet
zodanig heeft geregeld dat hij in staat was de personenauto tot stilstand te brengen
binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was
en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, een, zich op die weg
bevindende, fietser,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]
) werd gedood;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 december 2023 te Enschede als verkeersdeelnemer, namelijk
als bestuurder van een voertuig (personenauto),
komende uit de richting van de Zuid Esmarkerrondweg, gaande in de richting van
de bebouwde kom van Enschede, daarmede heeft gereden over de Brinkstraat,
terwijl hij beginnend bestuurder was en/of
terwijl hij ter plaatse bekend was en/of
terwijl hij door een of meerdere flauwe bochten reed en/of
terwijl een voertuig uit tegengestelde richting naderde en/of hij, verdachte, dit
voertuig passeerde,
heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat
voertuig toegestane maximumsnelheid van 60 kilometer per uur, in elk geval met
een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse
geboden was, immers reed hij op een traject van (ongeveer) 287 meter (vlak) voor de
plaats van het ongeval genaderd met een gemiddelde snelheid van (ongeveer) 86
km/u en/of
met de rechterwielen van zijn voertuig in de berm, althans naast de weg, is geraakt
en/of
met het door hem bestuurde voertuig in een slip is geraakt en/of dat voertuig
onvoldoende onder controle heeft gehouden, althans niet met de nodige
voorzichtigheid heeft bestuurd, waardoor de stabiliteit van het door hem bestuurde
motorrijtuig (ernstig) werd verstoord en/of de besturing alsmede de beremming van
de wielen (op de normale wijze) niet meer mogelijk was en/of het voertuig
(gedeeltelijk) om zijn as is gedraaid en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem bestuurde personenauto niet
zodanig heeft geregeld dat hij in staat was de personenauto tot stilstand te brengen
binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was
en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met, een, zich op die weg
bevindende, fietser,
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 december 2023 te Enschede als bestuurder van een voertuig
(personenauto) rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de
Brinkstraat, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn
voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon
overzien en waarover deze vrij was, immers is hij gebotst tegen, althans in
aanrijding gekomen met, een, zich op die weg bevindende, fietser.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met dien verstande dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden, als gevolg waarvan [slachtoffer] is overleden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, omdat het directe causale verband tussen het rijgedrag van verdachte en het ongeval niet is komen vast te staan. Ten aanzien van de bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten en omstandigheden
Op grond van het dossier en de behandeling ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 1 december 2023 reed verdachte als bestuurder van een personenauto over de Brinkstraat in Enschede. Hij kwam uit de richting van de Zuid Esmarkerrondweg en ging in de richting van de bebouwde kom van Enschede. Verdachte was een beginnend bestuurder en ter plaatse bekend.
De Brinkstraat is bestemd voor verkeer in beide richtingen en is niet verdeeld in rijstroken. Voor de plaats van het verkeersongeval maakt de Brinkstraat, in de door verdachte gevolgde rijrichting, een flauwe bocht naar rechts, gevolgd door een flauwe bocht naar links op de plaats van het verkeersongeval.
Verdachte zag, terwijl hij door de flauwe bochten reed, een personenauto naderen uit de tegengestelde richting. Hij zag dat deze personenauto een fietser inhaalde. Verdachte stuurde daarop naar rechts. Daarbij is hij met de rechterwielen van zijn auto in de berm terechtgekomen, waarna hij met de door hem bestuurde auto in een slip naar links raakte. Zijn auto slipte dwars over de rijbaan, is gedeeltelijk om zijn as gedraaid en heeft daarbij de fietser geraakt. De fietser, [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), heeft hierdoor dermate ernstig letsel opgelopen dat zij ter plaatse is overleden.
De op de Brinkstraat toegestane maximumsnelheid bedraagt 60 kilometer per uur. Verdachte reed op een traject van ongeveer 287 meter vlak voor de plaats van het ongeval met een gemiddelde snelheid van ongeveer 86 kilometer per uur.
Het wettelijk kader
Om tot bewezenverklaring te kunnen komen van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van de verdachte te wijten is. Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid van verdachte. Daarbij komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij geldt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat verdachte kort voor de aanrijding reed met een gemiddelde snelheid van ongeveer 86 kilometer per uur. Daarmee overschreed hij fors de ter plaatse geldende maximumsnelheid en reed hij veel harder dan voor een veilige verkeerssituatie ter plaatse
– een weg bestemd voor verkeer in beide richtingen, die niet was verdeeld in rijstroken en meerdere flauwe bochten maakte – verantwoord was. Dit terwijl verdachte ter plaatse bekend was en wist dat op de Brinkstraat extra voorzichtigheid geboden was. Verdachte was bovendien beginnend bestuurder en reed in een voor hem onbekende auto. Dit had voor verdachte des te meer reden moeten zijn om zich aan de maximumsnelheid te houden. Verdachte heeft echter met een zodanig (te) hoge snelheid over de Brinkstraat gereden dat hij niet meer in staat was om adequaat te reageren op handelingen van andere verkeersdeelnemers en zijn auto onder controle te houden. Hij heeft zijn auto in reactie op de inhaalmanoeuvre van zijn tegenligger met een veel te hoge snelheid de berm in gestuurd, met als gevolg dat zijn auto in de slip raakte en in aanrijding is gekomen met [slachtoffer] . Door de maximumsnelheid ter plaatse fors te overschrijden is verdachte naar het oordeel van de rechtbank tekortgeschoten in de voorzichtigheid die van hem als bestuurder van een personenauto mag worden verwacht.
Gelet op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden en wel zodanig dat het verkeersongeval aan zijn schuld te wijten is in de zin van artikel 6 WVW 1994.
De conclusie
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 december 2023 te Enschede als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (personenauto), komende uit de richting van de Zuid Esmarkerrondweg, gaande in de richting van de bebouwde kom van Enschede, daarmede heeft gereden over de Brinkstraat, aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl hij beginnend bestuurder was en terwijl hij ter plaatse bekend was en terwijl hij door meerdere flauwe bochten reed en terwijl een voertuig uit tegengestelde richting naderde en hij, verdachte, dit voertuig passeerde, heeft gereden met een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 60 kilometer per uur, immers reed hij op een traject van ongeveer 287 meter vlak voor de plaats van het ongeval met een gemiddelde snelheid van ongeveer 86 km/u en is hij met de rechterwielen van zijn voertuig in de berm geraakt en met het door hem bestuurde voertuig in een slip geraakt en heeft hij dat voertuig onvoldoende onder controle gehouden en is het voertuig
gedeeltelijk om zijn as gedraaid en heeft hij in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 de snelheid van de door hem bestuurde personenauto niet zodanig geregeld dat hij in staat was de personenauto tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was
en is hij in aanrijding gekomen met een zich op die weg bevindende fietser en heeft hij zich aldus zodanig gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) werd gedood.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 175 WVW 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primairhet misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis als de taakstraf niet (naar behoren) wordt uitgevoerd. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, als stok achter de deur voor verdachte zodat hij in de toekomst wel de toegestane maximumsnelheid in acht neemt.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om bij het bepalen van de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De raadsvrouw kan zich, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van artikel 6 WVW 1994 komt, vinden in de eis van de officier van justitie.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft door zijn rijgedrag een ongeval met ernstige gevolgen veroorzaakt. Als gevolg van dit ongeval is [slachtoffer] komen te overlijden. Hoewel de verdachte dit niet heeft gewild, zijn het ongeval en de tragische gevolgen ervan wel aan hem te wijten. Met het overlijden van [slachtoffer] is haar nabestaanden onherstelbaar leed toegebracht. Ter terechtzitting hebben de oudste dochter en de zus van [slachtoffer] het verdriet over het (plotselinge) verlies en het gemis van hun moeder en zus op indringende wijze onder woorden gebracht. De rechtbank realiseert zich dat het in deze zaak onmogelijk is om een straf op te leggen die recht doet aan het leed van de nabestaanden. Een strafrechtelijke reactie in welke vorm dan ook zal het door het verlies veroorzaakte intense leed nooit ongedaan kunnen maken.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting de volle verantwoordelijkheid voor het ongeval genomen. Hij heeft er blijk van gegeven dat het ongeval en in het bijzonder de gevolgen daarvan hem erg aangrijpen. De wetenschap dat [slachtoffer] door zijn handelen is overleden, valt hem zwaar. Verdachte heeft na het ongeval bovendien op eigen initiatief medeleven betuigd aan de nabestaanden van [slachtoffer] en heeft zich bereid getoond om, wanneer zij dat willen, met hen in gesprek te gaan. Uit een uittreksel uit de Justitiële Documentatie over verdachte van 2 december 2024 blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Verder heeft de rechtbank in het kader van de strafoplegging oog voor de jonge leeftijd van verdachte.
Bij het bepalen van de straf en de omvang daarvan neemt de rechtbank als uitgangspunt van denken het door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunt voor het veroorzaken van een verkeersongeval waardoor een ander is gedood en waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld. Dat betreft een taakstraf van 240 uren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar.
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde, de gevolgen die het feit teweeg heeft gebracht en het voornoemde oriëntatiepunt acht de rechtbank, conform de eis van de officier van justitie, het opleggen van de maximale taakstraf passend.
De rechtbank acht daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar op zijn plaats. De rechtbank zal, gelet op de jonge leeftijd van verdachte en zijn schuldbewuste houding ter terechtzitting, conform de eis van de officier van justitie de helft daarvan voorwaardelijk opleggen.
Alles overwegende acht de rechtbank een taakstraf van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 WVW 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
primairhet misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
-
ontzegtde verdachte de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
1 (een) jaar;
- bepaalt dat van deze ontzegging een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.P. Heisterkamp, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en
mr. P.A.M. Miltenburg, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023554512 van 13 juni 2024. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

1.

Het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 januari 2025, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte, zakelijk weergegeven:

Ik reed op 1 december 2023 in mijn personenauto over de Brinkstraat in Enschede. Ik kwam uit de richting van de Zuid Esmarkerrondweg en ging in de richting van de bebouwde kom van Enschede. Ik ben een beginnend bestuurder. Ik heb mijn rijbewijs gehaald in oktober 2022. Ik had deze auto net twee dagen en kende de auto nog niet zo goed. Ik rijd vaak door de Brinkstraat en ken die straat daardoor goed. Ik weet dat ik daar voorzichtig moet rijden. Ik was bezig de twee flauwe bochten te nemen. Ik keek op de weg voor mij. Ik zag dat een auto mij tegemoet kwam rijden. Ik zag dat de auto een fietser aan het inhalen was. Ik passeerde de auto en ik stuurde naar rechts. De wielen van mijn auto kwamen in de berm. Toen raakte ik in een slip. De auto draaide dwars over de weg. In die slip raakte ik de fietser.
Ik heb op de Brinkstraat niet op mijn snelheid gelet. Ik las in het analyserapport van de politie dat ik net voor het ongeval over een afstand van 287 meter reed met een gemiddelde snelheid van ongeveer 86 kilometer per uur. Ik ben er wel van overtuigd dat ik de snelheid reed die door de deskundigen is berekend.
2.
Het proces-verbaal aanrijding misdrijf van 11 juni 2023, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven op pagina 6 – 10:
Op vrijdag 1 december 2023 te 08:59 uur, kreeg ik kennis van een verkeersongeval.
Locatie ongeval
Datum: 1 december 2023
Adres: [adres 2]
Soort weg: een weg zijnde een voor het openbaar verkeer openstaande weg
Maximum snelheid: 60 km per uur
Betrokken 1 (voertuig)
Voertuig Personenauto
Bestuurder
[verdachte]
Rijbewijs
Datum eerste afgifte: [datum] 2022
Beginnende bestuurder
Betrokken 2 (voertuig)
Voertuig Fiets
Achternaam: [slachtoffer]
Voornamen: [slachtoffer]
Betrokkene 1 reed op de Brinkstraat, komende uit de richting van de Zuid-Esmarkerrondweg en gaande in de richting van de J.J. van Deinselaan te Enschede. Betrokkene 2 fietste over de Brinkstraat komende uit de richting van de J.J. van Deinselaan en gaande in de richting van de Zuid-Esmarkerrondweg. Betrokkene 1 stuurde rechts de berm in, waardoor betrokkene 1 de controle over het voertuig verloor. Hierdoor draaide het voertuig van betrokkene 1 en raakte het op de andere weghelft. Door het draaien van het voertuig van betrokkene 1 ontstond er een aanrijding tussen betrokkene 1 en betrokkene 2.
3.
Het (aanvullend) proces-verbaal Forensische Opsporing van 2 september 2024 opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, op pagina 2 van 2, waarbij de rechtbank opmerkt de conclusies over te nemen die in dit proces-verbaal getrokken zijn, gebaseerd op vaststellingen van verbalisanten die als deskundigen zijn aan te merken:
In het 'PV Forensisch onderzoek plaats delict’ wordt een gemiddelde snelheid genoemd van minimaal 83 km/u en maximaal 89 km/u op een afgelegd traject. In het ‘PV Snelheid op basis van GPS-data telefoon' wordt echter alleen een gemiddelde snelheid van 86 km/u vastgesteld, zonder vermelding van een minimum- en maximumsnelheid.
In het proces-verbaal 'Nader onderzoek snelheid Renault’, die o.a. verwijst naar het "Snelheid op basis van GPS-data telefoon", is uitgegaan van een gemiddelde snelheid van 86 km/u. Deze gemiddelde snelheid is berekend door de snelheden van 83 km/u en 89 km/u te middelen.

4.

Proces-verbaal snelheid op basis van GPS van 26 maart 2024, als bijlage gevoegd bij het aanvullend proces-verbaal FO van 2 september 2024, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven op pagina 2 van 12:

Uit de telefoondata van bestuurder [verdachte] bleek dat hij op de Brinkstraat vlak voor de plaats van het verkeersongeval, vanaf het kruispunt gevormd door de wegen Holzikerbrinkweg-Brinkstraat tot de flauwe bocht naar links in de Brinkstraat ter hoogte van perceel [adres 2] , had gereden met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 60 km/h. Het hiervoor genoemde traject had een lengte van ongeveer 287 meter en werd in ongeveer 12 seconden afgelegd. Dat leidt tot een gemiddelde snelheid op dat traject van minimaal 83 km/h en maximaal 89 km/h.
5.
Het proces-verbaal nader onderzoek snelheid Renault van 21 mei 2024, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven, pagina’s 125 – 133:
Door mij werd onderzocht of een aanvangssnelheid van 86 km/uur een realistische waarde kon zijn voor de naderingssnelheid van de bij het ongeval betrokken geraakte Renault en of deze snelheid passend was bij wat op de plaats ongeval was aangetroffen en vastgelegd.
Door mij werd het ongeval gesimuleerd met behulp van het computerprogramma PC-Crash. Uit deze simulaties bleek mij dat een snelheid van 86 km/uur een realistische waarde was.
6.
Een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenverslag bestaande uit zes pagina’s betreffende een verslag niet natuurlijke dood, opgemaakt op 1 december 2023 door N.D.J. van Oosten, Forensisch arts KNMG met als bijlage het schouwverslag, voor zover inhoudend, zakelijk weergegeven:
De ondergetekende N.D.J. van Oosten, lijkschouwer, verklaart het lijk van [slachtoffer] geboren op [geboortedatum 2] -1960 te [geboorteplaats 2] , persoonlijk te hebben geschouwd en verklaart er niet van overtuigd te zijn dat de dood ten gevolge van een natuurlijke oorzaak is ingetreden.
Conclusie:
Niet natuurlijk overlijden van een 63-jarige, gezonde vrouw, ten gevolge van een forse botsende krachtsinwerking door een verkeersongeval (BE bestuurde een fiets en is in botsing gekomen met een personenauto). Het opgelopen letsel is zowel op niveau van het hoofd/de hersenen als op het niveau van de borstkas fataal.