ECLI:NL:RBOVE:2025:476

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
08.198040-24, 08.392777-24 en 08.195282-24 (t.tz. gev.) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor stalking, bedreiging en overtreding van een gedragsaanwijzing

Op 28 januari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die schuldig is bevonden aan belaging, opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing en bedreiging met zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 195 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en heeft hem een schadevergoeding opgelegd. Daarnaast is er een maatregel opgelegd die de vrijheid van de verdachte beperkt voor de duur van vijf jaar, met een contactverbod met het slachtoffer. De verdachte heeft in de periode van 20 februari 2024 tot en met 16 juni 2024 zijn ex-partner, [slachtoffer 1], gestalkt door haar herhaaldelijk te bellen, sms-berichten te sturen en voicemails in te spreken. Ondanks duidelijke instructies van de politie en een gedragsaanwijzing heeft hij contact met haar gezocht. Ook heeft hij op 14 juni 2024 [slachtoffer 2] bedreigd via WhatsApp met zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen rekening hield met de gevoelens van de slachtoffers en dat zijn gedrag ernstige gevolgen heeft gehad voor hun persoonlijke levenssfeer. De rechtbank heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld en de opgelegde straffen en maatregelen gemotiveerd. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte heeft veroordeeld tot betaling van € 66,75 aan [slachtoffer 1].

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.198040-24, 08.392777-24 en 08.195282-24 (t.tz. gev.) (P)
Datum vonnis: 28 januari 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1985 in [geboorteplaats 1],
wonende aan de [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R.W. van Faassen, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de namens mevrouw [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) voorgedragen slachtofferverklaring.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 08.198040-24
in de periode van 20 februari 2024 tot en met 16 juni 2024 zijn ex-partner [slachtoffer 1], heeft gestalkt;
parketnummer 08.392777-24
in de periode van 9 december 2024 tot en met 10 december 2024 opzettelijk in strijd met een gedragsaanwijzing heeft gehandeld;
parketnummer 08.195282-24
op 14 juni 2024 [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) heeft bedreigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
parketnummer 08.198040-24
hij in of omstreeks 20 februari 2024 tot en met 16 juni 2024 te Zwolle,
althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1],
door
- veelvuldig, althans één of meermalen e-mails en/of (SMS)berichten te sturen naar
die [slachtoffer 1] en/of
- veelvuldig, althans één of meermalen naar die [slachtoffer 1] te bellen en/of
- veelvuldig, althans één of meermalen de voicemail van die [slachtoffer 1] in te spreken
en/of
- veelvuldig, althans één of meermalen cadeaus en/of brieven voor die [slachtoffer 1] en/of
haar zoon af te leveren bij het Sociaal Wijkteam (met het verzoek die te
overhandigen aan die [slachtoffer 1] en/of haar zoon) en/of
- veelvuldig, althans één of meermalen foto's en/of filmfragementen (met een
boodschap) te plaatsen op/in Facebook (groepen) en/of
- veelvuldig, althans één of meermalen foto's en/of filmfragmenten (met een
boodschap) te plaatsen in whatappgroepen waaraan die [slachtoffer 1] deelnam en/of thans
nog deelneemt
met het oogmerk die [slachtoffer 1], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen;
parketnummer 08.392777-24
hij in of omstreeks de periode van 9 december tot en met 10 december 2024 te
Zwolle, althans in Nederland,
meermalen (te weten: 11 keer)
opzettelijk
heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel
509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de
gedragsaanwijzing d.d. 04 november 2024, gegeven door de officier van justitie te
Oost-Nederland
door contact te zoeken met [slachtoffer 1], namelijk door die [slachtoffer 1] meerdere
e-mailberichten te sturen;
parketnummer 08.195282-24
hij op of omstreeks 14 juni 2024 te Zwolle
[slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door voornoemde [slachtoffer 2] via WhatsApp berichten te sturen met daarin (onder
meer):
- de woorden: "dit is geen bedreiging maar advies geen beide handjes meer of over
welkom ontvangst etc ik droom ervan om achter je de trap op te lopen en een mes
in je kuit te slammen om poging tot doodslag te ontwijken met je 5 maanden stilte",
en/of
- ( daarbij) afbeeldingen te versturen van messen, geweren, en/of röntgenfoto's van
iemand die gestoken is met een mes,
althans berichten en/of afbeeldingen/foto's van gelijke dreigende aard en/of strekking.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de onder parketnummer 08.198040-24 ten laste gelegde stalking heeft de raadsman gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu verdachte geen oogmerk had om [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden of vrees aan te jagen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Parketnummer 08.198040-24
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte heeft bekend dat hij de feitelijke handelingen die worden genoemd in de tenlastelegging heeft gepleegd en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit ten aanzien van die feitelijkheden - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen: [1]
  • de (bekennende) verklaring van verdachte ter zake de verweten gedragingen, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 14 januari 2025;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 18 maart 2024 (pagina’s 7, 10 en 12);
  • het aanvullend proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 4 juni 2024 (pagina’s 17 en 18);
  • het proces-verbaal van bevindingen van 17 juni 2024 (pagina’s 68 en 69).
De rechtbank overweegt het volgende. Verdachte heeft in de periode van 20 februari 2024 tot en met 16 juni 2024 veelvuldig en op verscheidene manieren contact opgenomen met [slachtoffer 1], door haar te bellen, voicemails bij haar in te spreken, haar sms-berichten te sturen en haar whatsapp-berichten te sturen Het was voor verdachte duidelijk dat de inbreuk voor [slachtoffer 1] niet gewenst was en zij heeft zelf ook aangegeven deze inbreuk als ongewenst te hebben ervaren.
Dat verdachte het oogmerk had op het door [slachtoffer 1] moeten dulden van deze inbreuk blijkt uit de structurele, veelvuldige en uiteenlopende communicatie richting [slachtoffer 1]. Met deze uiteenlopende communicatie is hij doorgegaan terwijl door en namens [slachtoffer 1] uitdrukkelijk richting verdachte kenbaar is gemaakt dat hij moest stoppen met het opnemen van contact met [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] had dit ongewenste contact met verdachte te dulden.
Daarmee acht de rechtbank de ten laste gelegde belaging wettig en overtuigend bewezen.
3.3.2
Parketnummer 08.392777-24
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 08.392777-24 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen: [2]
  • de (bekennende) verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 14 januari 2025;
  • de gedragsaanwijzing (art 509hh Sv) van 4 november 2025 (pagina’s 27 en 28).
3.3.3
Parketnummer 08.195282-24
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 08.195282-24 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen: [3]
  • de (bekennende) verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 14 januari 2025;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige van 14 juni 2024 (pagina’s 9 en 10).
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de volgende tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 08.198040-24
hij omstreeks 20 februari 2024 tot en met 16 juni 2024 te Zwolle wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1], door:
- veelvuldig e-mails en (SMS)berichten te sturen naar die [slachtoffer 1] en
- meermalen naar die [slachtoffer 1] te bellen en
- meermalen de voicemail van die [slachtoffer 1] in te spreken en
- meermalen cadeaus en brieven voor de zoon van [slachtoffer 1] en verdachte te leveren bij het Sociaal Wijkteam met het verzoek die te overhandigen aan die [slachtoffer 1] en
- meermalen foto's en filmfragmenten (met een boodschap) te plaatsen in whatappgroepen waaraan die [slachtoffer 1] deelnam, met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen en te dulden;
parketnummer 08.392777-24
hij in de periode van 9 december tot en met 10 december 2024 te Zwolle meermalen, te weten 11 keer, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 4 november 2024, gegeven door de officier van justitie te Oost-Nederland door contact te zoeken met [slachtoffer 1], namelijk door die [slachtoffer 1] meerdere e-mailberichten te sturen;
parketnummer 08.195282-24
hij op 14 juni 2024 te Zwolle [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, door voornoemde [slachtoffer 2] via WhatsApp berichten te sturen met daarin:
- de woorden: “dit is geen bedreiging maar advies geen beide handjes meer of over
welkom ontvangst etc ik droom ervan om achter je de trap op te lopen en een mes
in je kuit te slammen om poging tot doodslag te ontwijken met je 5 maanden stilte”,
en
- daarbij afbeeldingen te versturen van messen en geweren en een röntgenfoto.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 184a, 285 en 285b Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 08.198040-24
het misdrijf:
belaging;
parketnummer 08.392777-24
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd;
parketnummer 08.195282-24
het misdrijf:
bedreiging met zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van verdachte

5.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ontslag van alle rechtsvervolging van verdachte bepleit ten aanzien van het onder parketnummer 08.198040-24 ten laste gelegde feit op grond van de rechtvaardigingsgrond overmacht, in die zin dat sprake was van een noodtoestand. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte de vader is van de zoon van [slachtoffer 1]. Verdachte speelt geen rol in het leven van zijn zoon en het versturen van berichten was volgens verdachte dan ook noodzakelijk om verandering in die situatie te krijgen. Het belang van verdachte om een vader voor zijn zoon te kunnen zijn, weegt zwaarder dan het belang van [slachtoffer 1] om niet belaagd worden.
5.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de onder parketnummer 08.198040-24 ten laste gelegde belaging geen sprake was van overmacht zoals bedoeld in artikel 40 Sr. Een concrete, min of meer acute, noodsituatie waardoor verdachte noodgedwongen een keuze moest maken tussen enerzijds het naleven van de wet en anderzijds het naleven van een maatschappelijke plicht, was niet aan de orde. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die voor de duur gelijk is aan het voorarrest, met aftrek van het voorarrest, en daarnaast een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen met een proeftijd van drie jaren. Verder heeft de officier van justitie gevorderd de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr op te leggen, inhoudende een contactverbod met [slachtoffer 1] voor de duur van vijf jaren, met toepassing van vervangende hechtenis voor de duur van twee weken voor iedere keer dat verdachte zich niet aan de maatregel houdt. Tot slot vordert de officier van justitie om de 38v-maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij een veroordeling alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan het voorarrest. Tot slot heeft de raadsman verzocht om de duur van de 38v-maatregel te beperken en in de maatregel op te nemen dat deze niet in de weg mag staan van een eventuele civiele procedure over de zoon van verdachte.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft vanaf begin 2024 gedurende een periode van vier maanden zijn ex-partner [slachtoffer 1] gestalkt. Hoewel [slachtoffer 1] op verscheidene manieren heeft laten weten geen contact met verdachte te willen, stuurde hij haar onder meer veel berichten via e-mail, WhatsApp en sms, nam hij telefonisch contact met haar op, liet hij brieven voor hun zoon achter en sprak hij voicemails in. Met het opnemen van contact met [slachtoffer 1] is verdachte doorgegaan, zelfs toen hij door de politie is geïnstrueerd te stoppen middels een STOP-gesprek. Ook de gedragsaanwijzing van de officier van justitie heeft verdachte meermaals overtreden. Verdachte had kennelijk geen enkele boodschap aan deze duidelijke instructie, nota bene terwijl het overtreden van een gedragsaanwijzing een misdrijf op zichzelf is en dit ook aan verdachte is medegedeeld.
Naast het stalken van [slachtoffer 1] heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan de bedreiging van een medewerker van het Sociaal Wijkteam, [slachtoffer 2], door haar via WhatsApp de tekst toe te sturen die onder meer inhoudt dat hij ervan droomt om haar in haar kuit te steken, zodat het geen doodslag wordt en begeleidend een aantal foto’s toe te sturen waarop onder andere messen, een geweer en een röntgenfoto is te zien. Niemand dient dergelijke nare bedreigingen te ontvangen, en zeker niet personen als [slachtoffer 2] die zich als hulpverlener inspant voor het maatschappelijk belang.
Belaging, bedreiging en het overtreden van een gedragsaanwijzing zijn ernstig feiten, omdat het gaat om misdrijven gericht tegen de persoonlijke vrijheid van slachtoffers. Slachtoffers ondervinden daardoor in veel gevallen gevoelens van angst, onzekerheid en onveiligheid, zo ook in deze gevallen. Verdachte heeft een inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en is met zijn handelen geheel voorbij gegaan aan hun gevoelens en de gevolgen van zijn gedrag voor hen en hun omgeving. Hij heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen gevoelens van frustratie en ongenoegen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 16 december 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de inhoud van het reclasseringsadvies over verdachte van 27 december 2024 van Reclassering Nederland. In dit rapport beschrijft de reclassering dat bij verdachte sprake is van onderliggende psychiatrische problematiek van waaruit de gedragingen van verdachte voortvloeien. Hierover is echter geen gesprek met verdachte mogelijk.
Uit de beschikbare informatie blijkt dat verdachte mogelijk ooit in beeld is geweest binnen de GGZ. Vanwege de onveiligheid die door het gedrag van verdachte voor zijn ex-partner en kind is ontstaan, is nooit sprake geweest van een omgangsregeling. Ook heeft verdachte nooit gezag gehad. De relatie is immers gedurende de zwangerschap al verbroken en [slachtoffer 1] wenste op dat moment al geen contact meer. Verdachte heeft wel de wens tot contact met haar en met het kind en dwingt ook af dat als er contact mogelijk is met zijn kind, dat moeder daar ook bij aanwezig dient te zijn. Verdachte geeft aan dat hij op een creatieve en kunstige wijze uiting geeft aan zijn gevoelens en dat niemand bang voor hem hoeft te zijn. Uit de veiligheidsbeoordeling van de politie en Veilig Thuis IJsselland komt een hoog risico op recidive naar voren. De reclassering schat het risico op recidive en op onttrekking aan voorwaarden ook in op hoog. Het risico op letsel wordt ingeschat als gemiddeld. Bij een veroordeling adviseert de reclassering tot oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden nu de reclassering geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. Verder adviseert de reclassering om onderzoek te doen naar de mogelijkheid van tbs met dwangverpleging.
De rechtbank heeft tot slot kennisgenomen van het door N. van der Weegen, GZ-psycholoog, op 19 december 2024 uitgebrachte pro Justitia rapport. In haar rapport schrijft zij dat verdachte beperkt en op zijn eigen voorwaarden heeft meegewerkt aan het onderzoek. Zij komt tot de conclusie dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde feit leed aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en paranoïde trekken. Daarnaast is sprake van een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol. Een psychotische stoornis en een autismespectrumstoornis kon niet worden uitgesloten. Deze stoornis beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde.
Verdachte was en is boos over het feit dat hij geen contact mag hebben met zijn zoon van
inmiddels 5 jaar oud. Door zijn persoonlijkheidsstoornis externaliseert verdachte, legt hij
de verantwoordelijkheid volledig buiten zichzelf en kijkt hij niet kritisch naar hetgeen hij
anders zou kunnen doen. Hij voelt zich de dupe van het falen en van de problemen van anderen. Verdachte voelde en voelt zich daardoor gerechtvaardigd om te reageren op gedrag
van anderen waardoor hij zich benadeeld en onheus bejegend voelt. Hierdoor kwam hij tot
beide tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van het belagen van de moeder van zijn kind, acht verdachte het onterecht dat zij hem weghoudt bij zijn kind. Hij ziet, door de narcistische trekken in zijn persoonlijkheid niet wat hij zelf verkeerd doet. Door zowel de paranoïde als de narcistische trekken in zijn persoonlijkheid voelt hij zich onterecht behandeld en gaat hij ervan uit dat men hem onheus zal bejegenen. Hij vindt het dan geoorloofd om te reageren en stelt, ook weer externaliserend, dat aangeefster zijn e-mails had moeten blokkeren. Hij heeft verder geen empathie, waardoor het hem niet interesseert hoe zijn gedrag voor de ander is.
Omdat de persoonlijkheidsstoornis hem belemmerde in het maken van andere keuzes, adviseert de psycholoog hem het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Ten aanzien van het bedreigen van de medewerkster van het sociaal wijkteam, geldt volgens de psycholoog iets soortgelijks. Verdachte ziet door de narcistische trekken in zijn persoonlijkheid niet dat hij zelf een aandeel heeft in de wijze waarop het proces met betrekking tot contact met zijn zoon verloopt. Hij ziet dit als een resultaat van het disfunctioneren van aangeefster. Door de paranoïde trekken in zijn persoonlijkheid heeft verdachte de overtuiging benadeeld en onheus bejegend te worden. Verdachte was ten tijde van het versturen van de berichten onder invloed van alcohol. Samenhangend met de stoornis in het gebruik van alcohol, drinkt hij als hij zich gespannen voelt. Daar zowel de persoonlijkheidsstoornis als de stoornis in het gebruik van alcohol hem belemmerden in het maken van andere keuzes, adviseert de psycholoog hem ook het tweede tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De psycholoog concludeert verder dat behandeling van deze stoornissen is aangewezen om recidive te voorkomen, maar verdachte heeft geen probleembesef en zeker geen probleeminzicht. Het ontbreekt hem (dan ook) aan motivatie om in behandeling te gaan. Verdachte houdt zich verder niet aan voorwaarden. Behandeling binnen een min of meer vrijwillig kader of binnen voorwaarden heeft dan ook geen zin. Omdat het middelengebruik zo ontregelend werkt en verdachte zich niet aan voorwaarden houdt, zou de behandeling klinisch moeten plaatsvinden. Behandeling zou daar verdachte zich niet aan voorwaarden houdt, dan ook alleen binnen een gedwongen kader plaats kunnen vinden.
Straf en maatregel
Bij het bepalen van de strafmodaliteit en de duur daarvan houdt de rechtbank rekening met het advies van de GZ-psycholoog. Gelet op dit advies zal de rechtbank de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
De rechtbank is van oordeel dat gezien de ernst van de gepleegde feiten niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan het voorarrest, namelijk voor de duur van 105 dagen, met aftrek van het al ondergane voorarrest.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 90 dagen met een proeftijd van drie jaren. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient ertoe verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank acht daarnaast, gelet op het gedrag van verdachte jegens [slachtoffer 1] – zijn ex-partner en de moeder van hun zoon – en ter voorkoming van toekomstige strafbare feiten, het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Sr noodzakelijk, namelijk een contactverbod met [slachtoffer 1]. Dit contactverbod houdt in dat verdachte op geen enkele wijze, direct of indirect, contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] gedurende een periode van vijf jaren. Iedere overtreding van dit contactverbod levert steeds twee weken vervangende hechtenis op, tot een maximum van zes maanden.
De rechtbank is van oordeel dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar moet zijn, nu er - met inachtneming van de rapportages van de reclassering en de psycholoog- ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich, opnieuw belastend zal gedragen richting [slachtoffer 1]. Verdachte heeft namelijk, ondanks de verscheidene duidelijke oproepen om geen contact op te nemen met [slachtoffer 1] en de gedragsaanwijzing die hem zelfs verbood om dit te doen, toch contact opgenomen met [slachtoffer 1].

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om aan haar een schadevergoeding te betalen ter hoogte van een bedrag van € 1.816,75, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende post:
- kosten zakelijke postbus € 66,75.
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 1.750,00 gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] geheel toewijsbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het materiële deel van de vordering. Ten aanzien van het immateriële deel van de vordering heeft de verdediging bepleit dat een lager bedrag dan gevorderd behoort te worden toegewezen, omdat benadeelde bij de hoogte van haar vordering een langere periode van ongemak meeneemt dan ten laste is gelegd.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezen verklaarde feiten (parketnummers 08.198040-24 en 08.392777-24) rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De opgevoerde schadepost ‘kosten zakelijke postbus’ is niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde bedrag van € 66,75 daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De benadeelde heeft verder gesteld dat zij is aangetast in de persoon ‘op andere wijze’ ex artikel 6:106 sub b Burgerlijk Wetboek (BW). Van de bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake wanneer de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van de in artikel 6:106 sub b BW bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders als de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank begrijpt dat de benadeelde door het handelen van verdachte zich onveilig en angstig voelt. De rechtbank is echter van oordeel dat met het verder niet onderbouwd benoemen van deze gevoelens, hoe vervelend deze gevoelens ook voor de benadeelde zijn, geen geestelijk letsel is aangetoond. Ook de aantasting in de persoon op andere wijze is niet met concrete gegevens onderbouwd. De vraag is daarom of de aard en de ernst van de normschending in dit geval meebrengen dat de gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank is van oordeel dat daarbij niet alleen gekeken moet worden naar de ernst van het feit dat is begaan. Ook moeten persoonsbelangen op ernstige wijze en in forse mate zijn geschonden. Dat betekent dat, indien sprake is van een naar haar aard ernstige normschending, vervolgens in ogenschouw moet worden genomen wat daarvan in het concrete geval de gevolgen voor de persoon in kwestie zijn geweest. Die gevolgen kunnen van persoon tot persoon verschillen.
In dit geval heeft de belaging over een beperkte periode plaatsgevonden door middel van het op meerdere manieren contact opnemen met de benadeelde. Op grond van de inhoud van de contacten in combinatie met de periode waarbinnen de contactmomenten hebben plaatsgevonden, acht de rechtbank, ongeacht hoe de benadeelde dit heeft ervaren, niet een dermate ernstige normschending dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Nu de gevolgen door de benadeelde partij verder niet zijn onderbouwd anders dan met een eigen verklaring, kan de rechtbank niet vaststellen dat in het geval van de benadeelde sprake is van een ‘aantasting in de persoon’.
Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om haar vordering alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal benadeelde daarom in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat zij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 1 dag gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 38w en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder de parketnummers 08.198040-24, 08.392777-24 en 08.195282-24 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08.198040-24
het misdrijf:
belaging;
parketnummer 08.392777-24
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd;
parketnummer 08.195282-24
het misdrijf:
bedreiging met zware mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder de parketnummers 08.198040-24, 08.392777-24 en 08.195282-24 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
195(honderdvijfennegentig)
dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
90(negentig)
dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van drie jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- legt aan de verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidals
bedoeld in artikel 38v Sr voor de duur van
vijf jaren;
- beveelt dat de verdachte gedurende vijf jaren op geen enkele wijze – direct of
indirect – contact op zal nemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1], geboren [geboortedatum 2] 1987 te [geboorteplaats 2];
- beveelt dat voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan de maatregel per overtreding wordt vervangen door
twee wekenhechtenis en bepaalt daarbij dat de maximale hechtenis zes maanden bedraagt;
- beveelt dat deze maatregel
dadelijk uitvoerbaaris, omdat er ernstig rekening mee moet
worden gehouden dat de verdachte opnieuw zich belastend zal gedragen jegens [slachtoffer 1];
- toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
schadevergoeding
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 66,75 (bestaande uit materiële schade);
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (parketnummers 08.198040-24 en 08.392777-24) van een bedrag van € 66,75 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 08 april 2024);
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van de bewezen verklaarde feiten tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 66,75, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 08 april 2024 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 1 dag kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 1], voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.N. Neumann, voorzitter, mr. A. van Holten en
mr. D.E. Schaap, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. van der Hulst, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024073007. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024578275. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024273525. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.