6.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft vanaf begin 2024 gedurende een periode van vier maanden zijn ex-partner [slachtoffer 1] gestalkt. Hoewel [slachtoffer 1] op verscheidene manieren heeft laten weten geen contact met verdachte te willen, stuurde hij haar onder meer veel berichten via e-mail, WhatsApp en sms, nam hij telefonisch contact met haar op, liet hij brieven voor hun zoon achter en sprak hij voicemails in. Met het opnemen van contact met [slachtoffer 1] is verdachte doorgegaan, zelfs toen hij door de politie is geïnstrueerd te stoppen middels een STOP-gesprek. Ook de gedragsaanwijzing van de officier van justitie heeft verdachte meermaals overtreden. Verdachte had kennelijk geen enkele boodschap aan deze duidelijke instructie, nota bene terwijl het overtreden van een gedragsaanwijzing een misdrijf op zichzelf is en dit ook aan verdachte is medegedeeld.
Naast het stalken van [slachtoffer 1] heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan de bedreiging van een medewerker van het Sociaal Wijkteam, [slachtoffer 2], door haar via WhatsApp de tekst toe te sturen die onder meer inhoudt dat hij ervan droomt om haar in haar kuit te steken, zodat het geen doodslag wordt en begeleidend een aantal foto’s toe te sturen waarop onder andere messen, een geweer en een röntgenfoto is te zien. Niemand dient dergelijke nare bedreigingen te ontvangen, en zeker niet personen als [slachtoffer 2] die zich als hulpverlener inspant voor het maatschappelijk belang.
Belaging, bedreiging en het overtreden van een gedragsaanwijzing zijn ernstig feiten, omdat het gaat om misdrijven gericht tegen de persoonlijke vrijheid van slachtoffers. Slachtoffers ondervinden daardoor in veel gevallen gevoelens van angst, onzekerheid en onveiligheid, zo ook in deze gevallen. Verdachte heeft een inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en is met zijn handelen geheel voorbij gegaan aan hun gevoelens en de gevolgen van zijn gedrag voor hen en hun omgeving. Hij heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen gevoelens van frustratie en ongenoegen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 16 december 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de inhoud van het reclasseringsadvies over verdachte van 27 december 2024 van Reclassering Nederland. In dit rapport beschrijft de reclassering dat bij verdachte sprake is van onderliggende psychiatrische problematiek van waaruit de gedragingen van verdachte voortvloeien. Hierover is echter geen gesprek met verdachte mogelijk.
Uit de beschikbare informatie blijkt dat verdachte mogelijk ooit in beeld is geweest binnen de GGZ. Vanwege de onveiligheid die door het gedrag van verdachte voor zijn ex-partner en kind is ontstaan, is nooit sprake geweest van een omgangsregeling. Ook heeft verdachte nooit gezag gehad. De relatie is immers gedurende de zwangerschap al verbroken en [slachtoffer 1] wenste op dat moment al geen contact meer. Verdachte heeft wel de wens tot contact met haar en met het kind en dwingt ook af dat als er contact mogelijk is met zijn kind, dat moeder daar ook bij aanwezig dient te zijn. Verdachte geeft aan dat hij op een creatieve en kunstige wijze uiting geeft aan zijn gevoelens en dat niemand bang voor hem hoeft te zijn. Uit de veiligheidsbeoordeling van de politie en Veilig Thuis IJsselland komt een hoog risico op recidive naar voren. De reclassering schat het risico op recidive en op onttrekking aan voorwaarden ook in op hoog. Het risico op letsel wordt ingeschat als gemiddeld. Bij een veroordeling adviseert de reclassering tot oplegging van een straf zonder bijzondere voorwaarden nu de reclassering geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag te veranderen. Verder adviseert de reclassering om onderzoek te doen naar de mogelijkheid van tbs met dwangverpleging.
De rechtbank heeft tot slot kennisgenomen van het door N. van der Weegen, GZ-psycholoog, op 19 december 2024 uitgebrachte pro Justitia rapport. In haar rapport schrijft zij dat verdachte beperkt en op zijn eigen voorwaarden heeft meegewerkt aan het onderzoek. Zij komt tot de conclusie dat verdachte ten tijde van het tenlastegelegde feit leed aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en paranoïde trekken. Daarnaast is sprake van een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol. Een psychotische stoornis en een autismespectrumstoornis kon niet worden uitgesloten. Deze stoornis beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde.
Verdachte was en is boos over het feit dat hij geen contact mag hebben met zijn zoon van
inmiddels 5 jaar oud. Door zijn persoonlijkheidsstoornis externaliseert verdachte, legt hij
de verantwoordelijkheid volledig buiten zichzelf en kijkt hij niet kritisch naar hetgeen hij
anders zou kunnen doen. Hij voelt zich de dupe van het falen en van de problemen van anderen. Verdachte voelde en voelt zich daardoor gerechtvaardigd om te reageren op gedrag
van anderen waardoor hij zich benadeeld en onheus bejegend voelt. Hierdoor kwam hij tot
beide tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van het belagen van de moeder van zijn kind, acht verdachte het onterecht dat zij hem weghoudt bij zijn kind. Hij ziet, door de narcistische trekken in zijn persoonlijkheid niet wat hij zelf verkeerd doet. Door zowel de paranoïde als de narcistische trekken in zijn persoonlijkheid voelt hij zich onterecht behandeld en gaat hij ervan uit dat men hem onheus zal bejegenen. Hij vindt het dan geoorloofd om te reageren en stelt, ook weer externaliserend, dat aangeefster zijn e-mails had moeten blokkeren. Hij heeft verder geen empathie, waardoor het hem niet interesseert hoe zijn gedrag voor de ander is.
Omdat de persoonlijkheidsstoornis hem belemmerde in het maken van andere keuzes, adviseert de psycholoog hem het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Ten aanzien van het bedreigen van de medewerkster van het sociaal wijkteam, geldt volgens de psycholoog iets soortgelijks. Verdachte ziet door de narcistische trekken in zijn persoonlijkheid niet dat hij zelf een aandeel heeft in de wijze waarop het proces met betrekking tot contact met zijn zoon verloopt. Hij ziet dit als een resultaat van het disfunctioneren van aangeefster. Door de paranoïde trekken in zijn persoonlijkheid heeft verdachte de overtuiging benadeeld en onheus bejegend te worden. Verdachte was ten tijde van het versturen van de berichten onder invloed van alcohol. Samenhangend met de stoornis in het gebruik van alcohol, drinkt hij als hij zich gespannen voelt. Daar zowel de persoonlijkheidsstoornis als de stoornis in het gebruik van alcohol hem belemmerden in het maken van andere keuzes, adviseert de psycholoog hem ook het tweede tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De psycholoog concludeert verder dat behandeling van deze stoornissen is aangewezen om recidive te voorkomen, maar verdachte heeft geen probleembesef en zeker geen probleeminzicht. Het ontbreekt hem (dan ook) aan motivatie om in behandeling te gaan. Verdachte houdt zich verder niet aan voorwaarden. Behandeling binnen een min of meer vrijwillig kader of binnen voorwaarden heeft dan ook geen zin. Omdat het middelengebruik zo ontregelend werkt en verdachte zich niet aan voorwaarden houdt, zou de behandeling klinisch moeten plaatsvinden. Behandeling zou daar verdachte zich niet aan voorwaarden houdt, dan ook alleen binnen een gedwongen kader plaats kunnen vinden.
Straf en maatregel
Bij het bepalen van de strafmodaliteit en de duur daarvan houdt de rechtbank rekening met het advies van de GZ-psycholoog. Gelet op dit advies zal de rechtbank de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
De rechtbank is van oordeel dat gezien de ernst van de gepleegde feiten niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan het voorarrest, namelijk voor de duur van 105 dagen, met aftrek van het al ondergane voorarrest.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 90 dagen met een proeftijd van drie jaren. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient ertoe verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank acht daarnaast, gelet op het gedrag van verdachte jegens [slachtoffer 1] – zijn ex-partner en de moeder van hun zoon – en ter voorkoming van toekomstige strafbare feiten, het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Sr noodzakelijk, namelijk een contactverbod met [slachtoffer 1]. Dit contactverbod houdt in dat verdachte op geen enkele wijze, direct of indirect, contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] gedurende een periode van vijf jaren. Iedere overtreding van dit contactverbod levert steeds twee weken vervangende hechtenis op, tot een maximum van zes maanden.
De rechtbank is van oordeel dat deze vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar moet zijn, nu er - met inachtneming van de rapportages van de reclassering en de psycholoog- ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich, opnieuw belastend zal gedragen richting [slachtoffer 1]. Verdachte heeft namelijk, ondanks de verscheidene duidelijke oproepen om geen contact op te nemen met [slachtoffer 1] en de gedragsaanwijzing die hem zelfs verbood om dit te doen, toch contact opgenomen met [slachtoffer 1].