6.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Het feit
[verdachte] heeft samen met anderen geprobeerd om een ernstig strafbaar feit te plegen. Samen met zijn vrienden en zijn broer heeft [verdachte] geprobeerd om een wietdealer van zijn voorraad en zijn geld te beroven. Voorzien van bivakmutsen, een mes, een koevoet en een gaspistool zijn de verdachten naar een wat afgelegen parkeergarage vertrokken, de plek waar met de dealer was afgesproken. [verdachte] bleef zoals vooraf afgesproken op het station om de dealer op te wachten en de anderen te waarschuwen zodra de dealer in aantocht was. Op het moment dat de dealer, die [verdachte] passeerde en de mededaders naderde, de situatie niet vertrouwde en het op een rennen zette, zetten de mededaders – met de gezichtsbedekkende kleding nog altijd voor en de wapens nog in hun handen, zichtbaar voor de toevallige voorbijgangers – de achtervolging in. Dat de dealer uiteindelijk is ontsnapt aan deze zogeheten ripdeal heeft hij te danken aan zijn eigen oplettendheid en niet aan verdachten. Dat het gebleven is bij een poging doet dan ook niets af aan het gegeven dat de verdachten wederom een gewelddadig en ernstig feit wilden plegen waarbij zij volledig voorbij zijn gegaan aan de mogelijke gevolgen en enkel oog hadden voor hun eigen gewin, wiet en snel geld. Dat dit feit door deze jonge verdachten uitgebreid is voorbesproken en dat zij goed voorbereid en voorzien van wapens en bivakmutsen op pad zijn gegaan, baart de rechtbank zorgen. En dat [verdachte] bij het plegen van dit feit een actieve en weloverwogen rol heeft vervuld, rekent de rechtbank hem aan.
Documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 13 januari 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Verdachte is een zogenoemde first offender. Hier houdt de rechtbank rekening mee.
Rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad)
Over [verdachte] is op 20 juni 2025 een rapport geschreven. Hieruit komt zakelijk weergegeven onder meer het volgende naar voren.
[verdachte] is in het verleden gediagnosticeerd met ASS. Hij heeft beperkte copingvaardigheden.
[verdachte] is geschorst met toezicht van de jeugdreclassering. De jeugdreclassering heeft Accare ingeschakeld en er is diagnostisch onderzoek bij [verdachte] afgenomen. Hieruit komt naar voren dat het totaal IQ van [verdachte] uit komt tussen de 88 en de 99. Verbaal scoort hij hoger,
waardoor [verdachte] makkelijk kan worden overvraagd. Wat belangrijk is voor [verdachte] is dat hij leert door positieve ervaringen op te doen.
Belangrijke beschermende factoren in het leven van [verdachte] zijn dat het goed gaat op school, dat hij een bijbaantje heeft, maar ook dat hij een nuttige invulling van zijn vrije tijd en een goede houding heeft. Focus moet liggen op het verminderen van drugsgebruik.
Een geldboete is niet passend, omdat [verdachte] weinig inkomen heeft. Een leerstraf is in deze evenmin passend. Ook is door Accare geen verdere hulpverlening of behandeling voor [verdachte] geadviseerd. Het is de eerste keer dat [verdachte] bij justitie in aanraking komt voor een dergelijk delict en de Raad constateert geen grote vaardigheidstekorten waar een training voor nodig is. De Raad denkt daarom dat een werkstraf het best passend is. Oplegging van voorwaarden met toezicht en begeleiding van de jeugdreclassering is niet nodig. Wel bestaan er zorgen over het druggebruik. Aan [verdachte] is geadviseerd om contact op te nemen met Tactus als hij hierbij hulp nodig heeft.
Ter zitting van 30 juni 2025 is door I. Nijenhuis van Jeugdbescherming Overijssel aanvullend opgemerkt dat er een groot verschil is tussen de [verdachte] van toen en van nu, als ook dat er wat gesprekken nodig zijn geweest maar dat hij daarna een knop heeft omgezet en grote stappen heeft gezet om zijn leven een goede wending te geven. Begeleiding door de jeugdreclassering is niet meer nodig.
Verdere overwegingen
Een gewelddadige afpersing of beroving is een bijzonder ernstig strafbaar feit. Ook de omstandigheden dat de verdachten goed voorbereid en voorzien van wapens en bivakmutsen op pad zijn gegaan, weegt hierbij mee. De ernst van het feit rechtvaardigt een strafoplegging. Dat het in deze zaak slechts bij een poging is gebleven, is niet aan [verdachte] te danken. Hoewel dit een ernstige zaak betreft waarbij [verdachte] vrij gemakkelijk heeft meegedaan, heeft de rechtbank ook oog voor de omstandigheid dat [verdachte] na het gebeuren, de ernst ervan heeft ingezien, de knop heeft omgezet en stappen heeft gezet en een positieve draai aan zijn leven heeft gegeven. Het druggebruik wordt gezien als een zorgpunt, maar is voor de Raad geen aanleiding om toezicht of behandeling te adviseren. De rechtbank sluit hierbij aan. De rechtbank ziet ook dat [verdachte] zelfstandig en zonder hulpverlening verder kan.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat aan [verdachte] moet worden opgelegd een werkstraf van 40 uren bij niet voldoen te vervangen door 20 dagen jeugddetentie.