ECLI:NL:RBOVE:2025:4703

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
08.245027.20, 08.172493.20, 08.165315.19, 08.073788.19 en 08.017944.19
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

De rechtbank Overijssel heeft op 15 juli 2025 beslist dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders noodzakelijk is. De maatregel was eerder opgelegd voor de duur van twee jaren, en de veroordeelde had hiertegen hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden bevestigde de maatregel, en de Hoge Raad verwierp het cassatieberoep. De veroordeelde heeft meerdere verzoeken tot tussentijdse beoordeling ingediend, maar de rechtbank concludeerde dat er geen veranderingen waren die de beëindiging van de maatregel rechtvaardigden. De rechtbank oordeelde dat opheffing van de maatregel zou leiden tot onveiligheid en dat de veroordeelde zonder behandeling en begeleiding terug zou keren in de maatschappij. De rechtbank heeft de standpunten van de officier van justitie en de veroordeelde gehoord, waarbij de officier de voortzetting van de maatregel vorderde en de veroordeelde stelde dat deze niet langer noodzakelijk was. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de veroordeelde nog steeds een risico vormt voor de maatschappij en dat de voortzetting van de maatregel noodzakelijk is voor zijn behandeling en begeleiding. De rechtbank heeft het verzoek tot beëindiging van de maatregel afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats: Almelo
Parketnummers: 08.245027.20, 08.172493.20, 08.165315.19, 08.073788.19 en 08.017944.19
Datum beslissing: 15 juli 2025
Beslissing van de meervoudige kamer voor strafzaken op grond van artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in de zaak van:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum] 1971 in [geboorteplaats],
nu verblijvende in P.I. [locatie 1]
,
verder te noemen: de veroordeelde,
bijgestaan door mr. V. Mes, advocaat in Hoorn.

1.Het verloop van de procedure

De rechtbank Overijssel heeft bij vonnis van 18 februari 2021 aan de veroordeelde de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: de maatregel)
voor de duur van twee jaren opgelegd. Hiertegen is door de veroordeelde hoger beroep
ingesteld.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft bij arrest van 14 september 2022 aan de veroordeelde ook de maatregel voor de duur van twee jaren opgelegd.
De Hoge Raad heeft op 14 november 2023 het tegen de beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwaren ingestelde cassatieberoep verworpen.
De raadsman heeft op 23 juli 2024 namens de veroordeelde een verzoek tot tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel bij de rechtbank ingediend.
De rechtbank heeft bij beslissing van 4 november 2024 beslist dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is vereist en heeft het verzoek tot beëindiging van de maatregel afgewezen.
De raadsman heeft op 27 mei 2025 namens de veroordeelde opnieuw een verzoek tot tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel ingediend.
De rechtbank heeft kennis genomen van:
  • het vonnis van de rechtbank Overijssel van 18 februari 2021;
  • het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 14 september 2022;
  • het arrest van de Hoge Raad van 14 november 2023;
  • de beslissing van de rechtbank Overijssel van 4 november 2024;
  • het verzoekschrift van de raadsman van 27 mei 2025;
  • de op grond van artikel 6:6:14 Sv overgelegde (gecombineerde) verklaring van de directeur van de inrichting in [locatie 2], aangevuld met de informatie van de directeur van de inrichting en casemanager in [locatie 1], van 11 juni 2025 over de stand van uitvoering van het verblijfsplan van de veroordeelde. De verklaring is noch ondertekend door de plaatsvervangend vestigingsdirecteur [naam 1], noch door de casemanager [naam 2].
De zaak is behandeld op de openbare terechtzitting van 1 juli 2025. De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman, is op die zitting verschenen en gehoord. Ook zijn de officier van justitie en de deskundige [naam 2], senior casemanager bij Penitentiaire Inrichting (P.I.) [locatie 1], gehoord.

2.De standpunten van de officier van justitie en de veroordeelde

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat de maatregel moet worden voortgezet.
Standpunt van de veroordeelde
Door en namens de veroordeelde is het volgende aangevoerd, zakelijk weergegeven.
Het voortzetten van de maatregel is niet langer noodzakelijk. De maatregel is voor de duur van twee jaren opgelegd omdat er voldoende tijd moest worden geboden om het recidiverisico terug te dringen. Na de start van de executie van de maatregel is er van enige voortgang nog geen sprake. Opheffing van de maatregel zal niet leiden tot te verwachten onveiligheid, overlast en verloedering van het publieke domein. Voorzetting van de maatregel is niet zinvol door een omstandigheid die buiten zijn macht ligt, namelijk het uitblijven van behandeling. De veroordeelde heeft geen vertrouwen meer in behandeling voor de resterende periode van de maatregel.

3.De beoordeling

Toetsingskader
De rechtbank dient te beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders noodzakelijk is. In dat kader dient eerst vastgesteld te worden of opheffing van de maatregel zal leiden tot te verwachten onveiligheid, overlast en verloedering van het publieke domein. Daarna moet worden bezien of verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van de veroordeelde ligt.
Verloop van het ISD traject
Uit de rapportage van 11 juni 2025 blijkt onder meer het volgende.
De veroordeelde verbleef sinds 23 november 2023 in het kader van de maatregel in de P.I. [locatie 2]. Sinds 10 april 2025 verblijft de veroordeelde op zijn verzoek in de P.I. [locatie 1]. De maatregel zal vermoedelijk eindigen op 17 november 2025.
De overplaatsing was verzocht om het voor de vriendin van de veroordeelde makkelijker te maken hem te bezoeken. Bezoeken hebben echter nog niet plaatsgevonden.
Zowel in de P.I. [locatie 2] als in de P.I. [locatie 1] hebben zich incidenten voorgedaan.
In de P.I. [locatie 1] had de veroordeelde op 20 mei 2025 een te laag kreatininegehalte.
Op 10 juni 2025 had hij een positieve uitslag op cannabisgebruik.
Het advies is deels afkomstig van de P.I [locatie 2] en deels van de P.I. in [locatie 1] en luidt: voortzetting van de maatregel om de volledige twee jaren van de maatregel te benutten om stabiliteit en acceptatie van begeleiding en bemoeizorg te creëren. Ter toelichting daarop wordt het volgende gerapporteerd.
P.I. [locatie 2].
De veroordeelde is langdurig verslaafd en staat geregistreerd als zeer actieve veelpleger. De veroordelingen, toezichten en behandelingen in het verleden hebben niet geleid tot een gedragsverandering. Hij wordt medicamenteus behandeld. Gepoogd is hem door middel van verslavingsbegeleiding van Terwille inzicht te geven in zijn situatie, maar mede vanwege het gedrag van de veroordeelde heeft deze interventie geen effect gehad en werd deze beëindigd.
De veroordeelde lijkt nauwelijks leerbaar, heeft nauwelijks zelfinzicht en externaliseert
voortdurend. Daar waar zaken niet lopen zoals hij wenst, probeert hij zaken verbaal af te dwingen. Het is de veroordeelde nog niet gelukt zijn leven op orde te brengen en te houden zonder recidive.
De conclusie is dat de voortzetting van de maatregel de maatschappij voor een langere tijd beschermt en dat voortzetting van de maatregel noodzakelijk is.
P.I. [locatie 1]
De P.I. sluit zich aan bij de bevindingen van P.I [locatie 2]. De veroordeelde kijkt (nog steeds) veel naar het verleden en dat maakt dat hij bijna onmogelijk naar de toekomst kan kijken om er voor te zorgen dat hij niet meer in de problemen komt. Daar komt bij dat de veroordeelde het welzijn van zijn partner boven dat van hem zelf stelt. Dit belemmert hem in zijn eigen behandeling en begeleiding. Het advies is de ISD-maatregel te continueren en om
de tijd te nemen een WLZ-aanvraag te doen en aansluitend een passende begeleide woonvorm te zoeken waar de veroordeelde verder kan werken aan zijn verslavingsproblematiek, traumatherapie kan volgen en zodoende meer rust kan creëren in zijn leven.
Advies van de deskundige
De deskundige heeft ter zitting gepersisteerd bij de bevindingen in het rapport van 11 juni 2025. In aanvulling daarop heeft hij, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
De veroordeelde heeft sinds zijn verblijf in P.I. [locatie 1] nog geen vrijheden gehad. Na de constatering van het te lage kreatininegehalte is hij teruggezet in zijn vrijheden, hetgeen de regel is bij middelengebruik.
De wens van de veroordeelde om te gaan samenwonen met zijn partner werkt belemmerend bij het vinden van een woonvorm voor de veroordeelde na het eindigen van de maatregel. Voorzetting van de maatregel is dan ook zeker nodig om nog de tijd en de ruimte te hebben om de veroordeelde op een goede plek te krijgen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op grond van het voorgaande het volgende van oordeel.
Sinds de beslissing van de rechtbank van 4 november 2024 is er niets veranderd, anders dan dat de datum van het einde van de maatregel dichterbij is gekomen. Bij beëindiging van de maatregel zou de veroordeelde zonder dat hij behandeld is, behandeld zal worden, zonder begeleiding én zonder onderdak terugkeren in de maatschappij. Het risico dat de veroordeelde bij beëindiging van de maatregel terugvalt in problematisch middelengebruik en in het plegen van delicten, acht de rechtbank gelet op de rapportage en toelichting ter zitting van de deskundige aanzienlijk. Opheffing van de maatregel zal leiden tot te verwachten onveiligheid, overlast en verloedering van het publieke domein. De verdere tenuitvoerlegging van de maatregel is daarom noodzakelijk voor de beveiliging van de maatschappij.
De volgende vraag is of voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van de veroordeelde ligt. Daarvan is geen sprake.
De ‘casemanager’ zet zich in om binnen de termijn van de maatregel een passende woonvorm voor de veroordeelde te vinden. De hulp en bijstand geboden binnen de maatregel is overwegend gericht op de zorg voor de veroordeelde maar hij lijkt daarin niet te willen of te kunnen meebewegen. De rechtbank heeft er oog voor dat de veroordeelde begeleiding of behandeling als zwaar ervaart wanneer die niet passen bij zijn eigen wensen, zoals samenwonen met zijn partner. Toch wordt vanuit de P.I. onverkort doorgegaan met het zoeken naar een passende begeleide woonvorm waar de veroordeelde kan werken aan zijn verslavingsproblematiek, traumatherapie kan volgen en mogelijk meer rust in zijn leven kan creëren. Binnen de huidige maatregel resteert nog tijd en deze tijd is ook noodzakelijk om dit traject voort te zetten. De rechtbank concludeert dan ook dat er momenteel op zinvolle wijze invulling wordt gegeven aan de maatregel.
Conclusie
Op basis van het vorenstaande acht de rechtbank voortzetting van de maatregel noodzakelijk.
Het verzoek om de maatregel te beëindigen zal daarom worden afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
  • beslist dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is vereist;
  • wijst af het verzoek tot beëindiging van de maatregel.
Deze beslissing is gegeven door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. J. Wentink en
mr. A.M.G. Ellenbroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2025.