ECLI:NL:RBOVE:2025:4690

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
84/331642-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 67-jarige man voor het gebruik maken van een vals geschrift in een investeringsmemorandum

Op 10 juli 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 67-jarige man veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,- en vernietigde de strafbeschikking. De verdachte was samen met een medeverdachte schuldig aan het gebruik maken van een vals geschrift, namelijk een investeringsmemorandum. Dit memorandum werd gebruikt om investeerders te werven voor de beursgang van het bedrijf [bedrijf 1] S.A. in Luxemburg. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk een vals geschrift heeft gebruikt, dat bestemd was om als bewijs te dienen, en dat hij wist dat het geschrift vervalst was. De zaak kwam voort uit een groter strafrechtelijk onderzoek, bekend als 'Wakatobi', waarin meerdere verdachten betrokken waren die onjuiste rendementen aan beleggers voorspiegelden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte vrijwillig en met voldoende rechtskundige bijstand heeft ingestemd met de procesafspraken, en dat hij zich bewust was van de rechtsgevolgen van zijn keuzes. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte had eerder te maken gehad met veroordelingen voor vermogensdelicten, maar de rechtbank hield rekening met het tijdsverloop sinds de laatste veroordeling. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,-, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 84/331642-23 (P)
Datum vonnis: 10 juli 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1958 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 10 maart 2025 en van 26 juni 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Lambregts en van wat door verdachte en zijn raadslieden mr. W.J. Ausma, advocaat in Utrecht, en mr. R.B.H. Beune, advocaat in Arnhem naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 1 december 2016 tot en met 3 september 2017 samen met anderen of alleen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals of vervalst geschrift.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 december 2016 tot en met 3 september 2017 te Gilze en Rijen, Rijen, Arnhem en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen en/of alleen,
opzettelijk een vals en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit tedienen, te weten een brochure met een afbeelding van een tong op de voorpagina (DOC-169), althans enig geschrift (DOC-169),
voorhanden heeft gehad en/of heeft afgeleverd en/of overhandigd aan en/of heeft gebruikt bijbesprekingen/bijeenkomsten met [naam 1] (G-026) en/of [naam 2] (G-007),
in welk geschrift
a. op pagina 5 (procesdossier, p. 8358) is vermeld dat [bedrijf 1] op verzoek het officiële logoen/of merk(teken) voor de Expo 2020 Dubai-UAE heeft ontworpen en dat dat logo en/ofmerk(teken) op de volledige vloot van Emirates te zien zal zijn, terwijl dat in werkelijkheidniet zo is/was (procesdossier, p. 700 e.v.);b. op pagina 11 (procesdossier, p. 8364) is vermeld dat onlangs een meerjarig contract isafgesloten met 2022 FIFA World Cup Qatar en/of Circuit Le Mans, terwijl dat inwerkelijkheid niet zo is/was (procesdossier, p. 703 resp. p. 704 e.v.), en/ofc. op pagina’s 28-29 (procesdossier, p. 8381-8382) in samenhang met pagina 12(procesdossier, p. 8365) wordt gesuggereerd, gepretendeerd en/of geïmpliceerd dat [bedrijf 1](in 2016) als organisator, ‘builder’, ‘operator’ en/of anderszins (nauw) betrokken is(geweest) bij (grote, internationale) sportevenementen samen met [naam 3] , [naam 4], [naam 5] , [naam 6] en/of [naam 7] , terwijl dat in werkelijkheidniet zo is/was (procesdossier, p. 706 e.v.),
terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dat geschrift bestemd wasom gebruik van te maken als ware dat echt en onvervalst.

3.De procesafspraken

3.1
Inleidende opmerkingen
Op 7 april 2025 heeft de officier van justitie de rechtbank geïnformeerd dat het Openbaar Ministerie en de verdediging overeenstemming hebben bereikt over de inhoud van procesafspraken, waaronder begrepen een afdoeningsvoorstel voor de onderhavige strafzaak. Het afdoeningsvoorstel dat is ondertekend door de officier van justitie, de verdachte en de raadslieden en door de officier van justitie en de raadslieden aan de rechtbank is voorgelegd, houdt het volgende in:
de verdediging voert ten aanzien van het tenlastegelegde feit géén verweren;
alle eventueel nog openstaande onderzoekswensen komen te vervallen;
het Openbaar Ministerie eist ter terechtzitting een geldboete van € 1.000,00 (duizend euro) te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis;
de verdediging voert géén verweer tegen voornoemde strafeis;
de verdachte is ter terechtzitting aanwezig zodat de rechtbank de totstandkoming van dit afdoeningsvoorstel kan toetsen;
bij vonnis overeenkomstig deze procesafspraak doen de verdachte en het Openbaar Ministerie afstand van hoger beroep;
het Openbaar Ministerie zal geen ontnemingsvordering aanhangig maken in verband met deze strafzaak;
deze procesafspraak vervalt indien en voor zover die niet gevolgd wordt door de rechtbank.
het Openbaar Ministerie zal geen enkele publicatie over deze zaak verstrekken.
3.2
Inhoudelijke behandeling
Tijdens de inhoudelijke behandeling van de strafzaak op de zitting van 26 juni 2025 zijn de procesafspraken zoals deze zijn vervat in het afdoeningsvoorstel, indringend met de verdachte besproken in aanwezigheid van zijn raadsman mr. Beune. De verdachte heeft gezegd goed te hebben begrepen wat de gemaakte afspraken inhouden en wat de gevolgen daarvan zijn. Hij heeft gezegd volledig achter die afspraken te staan op basis van een door hemzelf gemaakte afweging, deze overeenkomst vrijwillig te zijn aangegaan en op geen enkele wijze onder druk te zijn gezet. Ook is duidelijk geworden dat de verdachte bij het gehele proces om tot afspraken te komen, steeds voorzien is geweest van rechtskundige bijstand.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank tot de overtuiging gekomen dat de verdachte vrijwillig en op basis van voor hem voldoende duidelijke informatie is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing om mee te werken aan wat in het afdoeningsvoorstel is overeengekomen. De rechtbank stelt daarnaast vast dat de verdachte zich bewust is van de rechtsgevolgen van de in de overeenkomst neergelegde procesafspraken en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. Daarmee is tevens voldaan aan de eisen die artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM) stelt.
De procesafspraken komen daarmee voor een beoordeling door de rechtbank in aanmerking. De rechtbank benadrukt dat zij geen partij is bij de gemaakte procesafspraken en daaraan dus ook niet gebonden is. De rechtbank heeft een eigen verantwoordelijkheid en dat betekent dat bij de behandeling op de zitting de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) leidend is geweest.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de oproeping geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De bewijsmotivering [1]
5.1
Inleiding
De strafzaken tegen de verdachten [verdachte] en [medeverdachte] maken deel uit van een omvangrijk strafrechtelijk onderzoek dat bekend staat onder de naam “Wakatobi”. Dit onderzoek is opgedeeld in drie afzonderlijke delen: Wakatobi I, II en III. De kern – en rode draad – in al deze deelonderzoeken is de verdenking dat sprake zou zijn van een groep personen, in wisselende samenstelling, die samenwerkt bij het voorspiegelen van onjuiste (hoge) rendementen aan potentiële beleggers met gebruikmaking van valse of vervalste documenten. Op de afgesproken momenten van terugbetaling van de investeringen en de uitbetaling van de rendementen, blijkt dit telkens door diverse oorzaken niet mogelijk te zijn. Vervolgens worden de investeerders aan het lijntje gehouden en wordt getracht hen te bewegen nog meer geld te betalen, om zodoende de “verloren” investering terug te krijgen. Onderhavige strafzaak heeft specifiek betrekking op het derde deel van het onderzoek, te weten Wakatobi III, meer specifiek de belegging in en beursgang van het bedrijf [bedrijf 1] S.A. zoals beschreven in zaaksdossier 10.
Om investeerders te werven voor de beursgang van [bedrijf 1] S.A. in Luxemburg, is gebruik gemaakt van een investeringsmemorandum. In dat geschrift wordt [bedrijf 1] S.A. gepresenteerd als een bloeiend, internationaal miljoenenconcern, terwijl het in werkelijkheid de doorstart zou zijn van het zieltogende Portugese bedrijf [bedrijf 2] dat in februari 2017 failliet ging, althans in staat van surseance kwam te verkeren. De kern van de beschuldiging is dat die werkelijkheid in voornoemd geschrift op een aantal concrete punten is verbloemd voor potentiële en bestaande beleggers en dat daarin ten onrechte juist een veel rooskleuriger beeld van het bedrijf is geschetst. [2] De vraag die concreet voorligt aan de rechtbank is of wettig en overtuigend bewezen is dat de inhoud van het investeringsmemorandum op drie specifieke punten in strijd is met de werkelijkheid en dat de verdachten [verdachte] en [medeverdachte] , wetende van deze onjuistheden, dit (valse) investeringsmemorandum opzettelijk voorhanden hebben gehad, hebben afgeleverd, hebben overhandigd en/of hebben gebruikt.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
5.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman mr. Beune heeft, onder verwijzing naar het afdoeningsvoorstel van 7 april 2025, geen bewijsverweer gevoerd.
5.4
De bewezenverklaring
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde. De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 december 2016 tot en met 3 september 2017 in Nederland, meermalen,
tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk een vals geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit tedienen, te weten enig geschrift (DOC-169),
voorhanden heeft gehad en heeft afgeleverd en overhandigd aan en heeft gebruikt bijbesprekingen/bijeenkomsten met [naam 1] en [naam 2] ,
in welk geschrift
a. op pagina 5 is vermeld dat [bedrijf 1] op verzoek het officiële logo en/of merk(teken) voor de Expo 2020 Dubai-UAE heeft ontworpen en dat dat logo en/of merk(teken) op de volledige vloot van Emirates te zien zal zijn, terwijl dat in werkelijkheid niet zo was;b. op pagina 11 is vermeld dat onlangs een meerjarig contract is afgesloten met 2022 FIFA World Cup Qatar en/of Circuit Le Mans, terwijl dat in werkelijkheid niet zo was, enc. op pagina’s 28-29 in samenhang met pagina 12 wordt gesuggereerd, gepretendeerd en geïmpliceerd dat [bedrijf 1] (in 2016) als organisator, ‘builder’, ‘operator’ en/of anderszins (nauw) betrokken is (geweest) bij (grote, internationale) sportevenementen samen met [naam 3] , [naam 4] , [naam 5] , [naam 6] en [naam 7] , terwijl dat in werkelijkheid niet zo was,
terwijl hij, verdachte, wist dat dat geschrift bestemd was om gebruik van te maken als ware dat echt en onvervalst.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47 en 225 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
en
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, afleveren/voorhanden hebben, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft conform het afdoeningsvoorstel gevorderd aan verdachte op te leggen een geldboete ter hoogte van € 1.000,00, te vervangen door twintig dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om de eis van de officier van justitie, die in overeenstemming is met het afdoeningsvoorstel, te volgen.
8.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het gebruik maken van een vals geschrift, te weten een investeringsmemorandum. Documenten van deze soort dienen te berusten op volledige en waarheidsgetrouwe informatie, juist omdat beleggers op basis daarvan besluiten tot een financiële investering over te gaan. Verdachte, die een voortrekkersrol had in het mede aan de hand van het valse investeringsmemorandum werven van investeerders, heeft met zijn handelen het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer aan deze documenten moet kunnen worden gesteld op ernstige wijze beschaamd. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Met betrekking tot zijn persoonlijke omstandigheden heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie over verdachte van 14 april 2025. Hieruit blijkt dat verdachte onder andere op 14 augustus 2020 is veroordeeld door de politierechter tot een geldboete en dat daarom artikel 63 Sr van toepassing is. Verdachte is eerder veroordeeld voor vermogensdelicten, laatstelijk in 2012 voor oplichting. Nu sinds deze veroordeling de nodige tijd is verstreken houdt de rechtbank daar in beperkte mate rekening mee in de strafoplegging.
De rechtbank stelt voorop dat zij haar eigen belangenafweging heeft gemaakt bij de bepaling van de op te leggen straf. Na het afwegen van alle belangen, acht de rechtbank het opportuun om conform het afdoeningsvoorstel een geldboete ter hoogte van € 1.000,00 op te leggen. De rechtbank heeft daarbij in hoge mate rekening gehouden met het niet-geringe tijdsverloop sinds de pleegperiode en de geruime overschrijding van de redelijke termijn.
8.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het inbeslaggenomen voorwerp (“11 STK Ordners”) moet worden teruggegeven aan verdachte.
De raadsman heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de aan hem toebehorende op de beslaglijst vermelde “11 STK Ordners”, aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23, 24c Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
-
vernietigtde strafbeschikking;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd,
en
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, afleveren/voorhanden hebben, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot betaling van
een geldboete van € 1.000,00 (zegge: duizend euro);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de teruggave van het op de beslaglijst genoemde voorwerp, te weten “11 STK Ordners” aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. ten Boer, voorzitter, mr. M.B. Werkhoven en mr. M. van Berlo, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.N. Esajas, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s zijn dit pagina’s uit het dossier van de Belastingdienst/FIOD met nummer 56578 / Wakatobi. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal zaaksdossier 10, p. 581 t/m 583.