ECLI:NL:RBOVE:2025:469

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
71.093528.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van drugshandel en bedreiging met geweld in georganiseerde verband

Op 28 januari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken in een strafzaak tegen een 30-jarige man, die samen met een medeverdachte is beschuldigd van drugshandel en bedreiging met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 9 februari 2021 tot en met 27 februari 2021 betrokken was bij de invoer van ongeveer 380 kilogram henneptoppen en 76 kilogram hasj vanuit Spanje naar Nederland. Daarnaast heeft hij in dezelfde periode de medeverdachte en een slachtoffer bedreigd met geweld, waarbij hij dreigende berichten heeft verstuurd via een versleutelde communicatiedienst. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en aan de bedreiging van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfsplaats in Nederland en is niet op de terechtzitting verschenen. De rechtbank heeft de straf lager vastgesteld dan door de officier van justitie was geëist, vanwege een partiële vrijspraak van de invoer van henneptoppen en omdat het een oudere zaak betreft.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71.093528.22 (P)
Datum vonnis: 28 januari 2025
Verstekvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfsplaats hier te lande.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 januari 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:in de periode van 9 februari 2021 tot en met 27 februari 2021 samen met anderen ongeveer 380 kilogram henneptoppen en 76 kilogram hasj heeft geïmporteerd en/of daarin heeft gehandeld althans aanwezig heeft had;
feit 2:in de periode van 9 februari 2021 tot en met 5 maart 2021 samen met anderen
[slachtoffer] heeft bedreigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
Hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 9 februari 2021 tot en met 27 februari 2021, te Zevenhuizen en/of Odijk, althans (ook) elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) Opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland heeft/hebben gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet), en/of
B) Opzettelijk heeft/hebben bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoert en/of
C) Althans in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, 380 kilo henneptoppen en/of 76 kilogram hasjiesj, althans in elk geval een (zeer grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende hasjiesj en/of hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep, (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
Hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 9 februari 2021 tot en met 5 maart 2021, te Amsterdam, althans (ook) elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een persoon te weten, [slachtoffer] , heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht en/of
- gijzeling en/of
- zware mishandeling

door aan [slachtoffer] berichten toe te sturen waarin verdachte en/of diens mededader(s) zegt (de familie van) die [slachtoffer] persoonlijk op te zoeken en/of die [slachtoffer] om het leven te brengen en/of te mishandelen en/of familieleden van die [slachtoffer] te ontvoeren en/of om panden in het bezit van die [slachtoffer] op te blazen, immers heeft/hebben verdachte en/of diens mededader(s) berichten gestuurd aan die [slachtoffer] inhoudende de woorden:

- “tot die tijd is het oorlog, ik wil centen zien, geloof me [alias 1] ik ga ALL-IN met jou”
- "mensen staan klaar om granaten door de ramen te gooien”
- "ik gooi die pand in de fik straks of laat kogels doorzeven"
- “pak zijn familie dan moet hij ze komen halen als straf"
- “we make war now, OORLOG!!! Bloed”
- “100% bom tomorrow”

althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.De bewijsmotivering

3.1
Inleiding
Verdachte komt naar voren in het opsporingsonderzoek ‘26Kirtland’. Dit opsporingsonderzoek betreft een grootschalig onderzoek naar strafbare feiten met betrekking tot verdovende middelen. Uit dit onderzoek volgt dat verschillende personen die als verdachten zijn aangemerkt gebruik maakten van digitale cryptocommunicatie via de diensten Encrochat, SkyECC en ANOM. Binnen onderzoek 26Kirtland zijn acht afzonderlijke zaaksdossiers opgesteld.
Verdachten [medeverdachte] en [verdachte] komen in zaaksdossier 2 ‘Drugsvondst Zevenhuizen’ in beeld en worden ervan verdacht betrokken te zijn geweest bij het importeren van een (grote) hoeveelheid softdrugs en het bedreigen van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), tevens medeverdachte in onderzoek 26Kirtland.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden blijken uit de in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen. [1]
3.3.1.
De identificatie van de SkyECC-accounts
Voor de bewijsvoering komt het in belangrijke mate aan op de inhoud van de ter beschikking gekomen SkyECC-data. De verdachten en slachtoffer [slachtoffer] hebben gebruik gemaakt van telefoons waarop deze diensten geïnstalleerd waren. De accounts stonden niet op hun eigen naam geregistreerd maar onder een ‘nickname’ of een gebruikersnaam.
De verdachten en [slachtoffer] konden door middel van onderzoek door de politie als volgt geïdentificeerd worden:
- verdachte [verdachte] maakte gebruik van het SkyECC-account [gebruikersnaam 1] ; [2]
- verdachte [medeverdachte] maakte gebruik van het SkyECC-account [gebruikersnaam 2] ; [3]
- [slachtoffer] maakte gebruik van het SkyECC-account [gebruikersnaam 3] . [4]
De rechtbank stelt op basis van voornoemd onderzoek vast dat verdachte de gebruiker is geweest van het SkyECC-account [gebruikersnaam 1] . Verder stelt de rechtbank vast dat medeverdachte [medeverdachte] gebruik heeft gemaakt van het SkyECC-account [gebruikersnaam 2] en [slachtoffer] van (onder meer) het SkyECC-account [gebruikersnaam 3] .
Voor de leesbaarheid van het vonnis zullen de verdachten en [slachtoffer] bij het bespreken van de feiten en omstandigheden bij naam worden genoemd.
3.3.2.
Feit 1: medeplegen van het invoeren van softdrugs
3.3.2.1. De redengevende feiten en omstandigheden
Op 27 februari 2021 zijn – naar aanleiding van een anonieme melding – in een loods aan de [adres 1] meerdere kartonnen dozen met daarin in totaal ongeveer 380 kilogram henneptoppen en 76 kilogram hasj aangetroffen. [5]
Uit onderzoek naar de henneptoppen en hasj is gebleken dat het om verdovende middelen, softdrugs, gaat zoals vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet. [6]
[slachtoffer] heeft met verschillende anderen via SkyECC gesprekken gevoerd over een drugstransport van hennep en hasj van Spanje naar Nederland.
[slachtoffer] heeft op 14 februari 2021 een gesprek met SkyECC-gebruiker [gebruikersnaam 4] over het afgeven van hasj door [gebruikersnaam 4] aan [slachtoffer] in [plaats 1] . [7] [slachtoffer] stuurt op
19 februari 2021 in een groepschat dat er donderdag wordt afgegeven in [plaats 1] en stuurt op 23 februari 2021 twee locaties in [plaats 1] in de groepschat. [8]
Op 27 februari 2021 heeft [slachtoffer] een gesprek met SkyECC-gebruiker [gebruikersnaam 5] . [slachtoffer] zegt onder meer dat de chauffeur met spullen werd gestopt in ‘barca’ en niet verder wilde, dat [slachtoffer] heeft moeten schreeuwen dat de voorrijder de wiet en hasj moest hebben en dat het nu in een andere vrachtwagen en in de ‘[alias 2]’ auto zit. [9] In een gesprek op 27 februari 2021 tussen [gebruikersnaam 5] en [gebruikersnaam 4] hebben ze het over het adres [adres 1] en over hoeveel ‘tak’ ze precies erop hebben. [gebruikersnaam 4] zegt ‘67 met rrr gemarkeerd’. [10] Op een aantal in de loods aangetroffen vacuümverpakte henneptoppen was de tekst ‘rrr’ geschreven. [11]
[slachtoffer] stuurt op 27 februari 2021 naar SkyECC-gebruiker [gebruikersnaam 6] dat de helft er niet in zit en dat hij er bijna is. [slachtoffer] stuurt daarna dat hij alles tot op de bodem aan het uitzoeken is en dat bij hem alles goed komt, daarna stuurt hij ‘188’ en ’88.5 hasj’. [12]
Kort daarna stuurt [slachtoffer] in een groepschat dat de politie in Nederland op zijn mensen is geklapt, dat ‘ze’ in de loods zitten en dat alles is gepakt. [slachtoffer] stuurt ook privé aan [gebruikersnaam 5] dat ze een probleem hebben en dat er een inval is geweest in de loods met Spanje handel. [slachtoffer] stuurt in de groepschat dat het gaat om de [adres 1] in ‘ [plaats 2] ’, en verifieert later dat dit [plaats 3] is. [13]
Op 1 maart 2021 start een groepschat met onder meer [slachtoffer] en verdachten [verdachte] en [medeverdachte] . [verdachte] vraagt op 2 maart 2021 wat de oplossing nu is en zegt dat zij ‘tp’ hebben geriskeerd van Spanje naar Nederland. [14] [medeverdachte] vraagt wat er met de spullen is gebeurd. [15] SkyECC-gebruiker [gebruikersnaam 7] zegt dat de spullen zijn gestolen, waarop [verdachte] zegt ‘100% gestolen’ en vraagt ‘ [naam] kan je aangeven wat je hebt geladen exact’. [slachtoffer] geeft vervolgens uitleg over hoe er geladen is, waarna [medeverdachte] weer vraagt ‘oké oké maar hoe gaan we nu verder dan’ ‘met alles’. Ook vraagt [medeverdachte] waar de gps is. [medeverdachte] zegt tegen [slachtoffer] dat hij de verantwoordelijke is voor dit hele gedoe en dat zijn organisator van hem heeft gepikt. [verdachte] zegt dat [slachtoffer] verantwoordelijk is en dat hij duidelijkheid wil of er morgen betaald gaat worden. [16]
Op 1 maart 2021 start een groepschat met onder meer [verdachte] en [medeverdachte] . [slachtoffer] wordt op 2 maart 2021 toegevoegd aan deze groep. [17] [verdachte] stuurt dat zij hun geld eerst willen. [slachtoffer] vraagt ‘Wat is deze nu’, waarop [verdachte] zegt ‘Dit is [naam eenheid] ’. Waarop [medeverdachte] tegen [slachtoffer] zegt: ‘ [alias 1] deze groep waar je nu mee praat is hasj 88.5’. [18]
3.3.2.2. De bewijsoverwegingen
-
Invoer van henneptoppen en/of hasjiesj vanuit Spanje
De rechtbank stelt op basis van de onder 3.3.2.1. weergegeven feiten en omstandigheden vast dat de partij softdrugs die op 27 februari 2021 is aangetroffen in de loods aan de [adres 1] , dezelfde partij drugs betreft als waarover wordt gesproken in de weergegeven SkyECC-gesprekken over het transport van [plaats 1] (Spanje) naar Nederland.
Van belang hierbij zijn onder meer de genoemde hoeveelheden en de markering ‘rrr’ waarover wordt gesproken en die vervolgens ook is aangetroffen op een aantal verpakte henneptoppen in de loods. Verder is van belang dat het zou gaan om een deels geripte lading en dat het volgens de gesprekken zou gaan over hennep én hasj uit Spanje, die vervolgens onderschept is door de politie in Nederland op dezelfde datum als waarop de politie de vondst ook daadwerkelijk heeft gedaan. De rechtbank is daarmee van oordeel dat de invoer van een hoeveelheid hennep en hasj vanuit Spanje wettig en overtuigend bewezen kan worden.
-
De rol van verdachte
De vraag is vervolgens of verdachte een aandeel heeft gehad in de invoer van die verdovende middelen en of daarmee sprake is van medeplegen.
Voor bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is alleen gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. [19]
De rechtbank stelt op basis van de onder 3.4.2.1. weergegeven feiten en omstandigheden allereerst vast dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte] . Zij werkten samen als een eenheid genaamd ‘ [naam eenheid] ’. Zo namen zij samen gelijktijdig deel aan groepschats en vroegen zij allebei naar informatie over het transport vanuit Spanje en vergoeding van hun kosten.
De rechtbank stelt verder vast dat [verdachte] en [medeverdachte] het transport vanuit Spanje deels gefinancierd hebben door een grote hoeveelheid hasj van het transport op te kopen. Uit de chatgesprekken blijkt dat ‘zij’ ( [naam eenheid] ) een partij van 88.5 kilogram hasj op het transport hadden, dat ‘zij’ transport hebben geriskeerd van Spanje naar Nederland en dat die hasj vervolgens nooit bij hen terecht is gekomen, omdat het gestolen en/of onderschept is. De rechtbank acht op basis hiervan bewezen dat verdachte wist dat de drugs uit Spanje kwam en in Nederland werd ingevoerd. Ook acht de rechtbank op grond van het voorgaande bewezen dat hetgeen de verdachten wilden kopen daadwerkelijk op het transport heeft gezeten.
Door als (organisatie) financiers betrokken te zijn geweest bij de invoer van hasj uit Spanje naar Nederland hebben verdachten bijgedragen aan het mogelijk maken van het transport, dit is een materiële bijdrage van voldoende gewicht aan het delict. De verdachten hebben een belangrijke rol vervuld in de invoer van softdrugs en hebben (via SkyECC) nauw en bewust samengewerkt met anderen om dit mogelijk te maken.
De rechtbank acht zowel de opzet op de samenwerking als de opzet op de invoer van hasj daarmee bewezen.
De rechtbank stelt vast, nu er 76 kilogram hasj in [plaats 3] is aangetroffen en uit het dossier verder volgt dat er een gedeelte van de lading kennelijk is verdwenen, dat er een (zeer grote) hoeveelheid hasj is ingevoerd.
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van de invoer van (380 kilogram) henneptoppen, omdat op basis van de bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat het opzet van verdachte ook gericht was op de invoer van hennep.
-
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het invoeren van een (zeer grote) hoeveelheid hasj in Nederland. De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder feit 1 tenlastegelegde.
3.3.3.
Feit 2: medeplegen van bedreiging van [slachtoffer]
3.3.3.1. De redengevende feiten en omstandigheden
Na de drugsvondst in de loods in [plaats 3] op 27 februari 2021 zijn er verschillende SkyECC-gesprekken gevoerd tussen [slachtoffer] en verdachten [verdachte] en [medeverdachte] . [slachtoffer] wordt in deze gesprekken ook wel ‘ [alias 1] ’ genoemd. [20]
Op 1 maart 2021 wordt een groepschat gestart met onder meer verdachten [verdachte] en [medeverdachte] . [slachtoffer] wordt op 2 maart 2021 toegevoegd aan deze groep. [21] [slachtoffer] vraagt ‘Wat is deze nu’, waarop [verdachte] zegt ‘Dit is [naam eenheid] ’. Waarop [medeverdachte] tegen [slachtoffer] zegt: ‘ [alias 1] deze groep waar je nu mee praat is hasj 88.5’. [verdachte] zegt vervolgens: ‘Wij willen 88.5 kg betaald dan gaan we pas rusten tot die tijd is het oorlog ik wil centen zien geloof me [alias 1] ik ga ALL INN met jou.’ [medeverdachte] zegt hierop: ‘ [alias 1] wollah laat me niet weer bij je moeder aanbellen’. [verdachte] zegt vervolgens: ‘Kom met een oplossing mensen staan klaar om granaten door de ramen te gooien’. [22]
Op 2 maart 2021 zegt SkyECC-gebruiker [gebruikersnaam 8] dat hij even langs gaat rijden en in de buurt is. Kort daarop zegt [medeverdachte] : ‘Kk man stop Politie’ en stuurt een foto van een politieauto. [verdachte] vraagt hierop wat het huisnummer is. [23] [medeverdachte] is op 2 maart 2021 staande gehouden op de A2 ter hoogte van [locatie] , dit betreft de woonplaats van [slachtoffer] . [24]
Op 3 maart 2021 zegt [medeverdachte] : ‘ [alias 1] je bent zwaar de lul dan snap je wel toch’ ‘Dat je dood gaat’. Kort hierna zegt [verdachte] : ‘Pak zn familie dan moet hij ze komen ophalen als straf’. Hierop zegt [medeverdachte] : ‘Broer i have adres of his mom’ ‘Whi go tomarro to there’. [verdachte] zegt vervolgens: ‘We make war now’ ‘OORLOG!!!!!! Bloed’ en ‘100% bom tomorrow’. [25]
3.3.3.2. De bewijsoverwegingen
-
Bedreiging
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van bedreiging is vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging. De bedreiging dient voorts van dien aard te zijn en onder zodanige omstandigheden te zijn gedaan, dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd. Het is niet vereist dat de bedreiging in het concrete geval op de bedreigde een zodanige indruk heeft gemaakt dat werkelijk vrees is opgewekt. Het is voldoende dat de bedreiging in het algemeen geschikt is om vrees voor een inbreuk op de persoonlijke vrijheid teweeg te brengen. De beoordeling of sprake is van vrees bij de bedreigde is daarmee geobjectiveerd.
Toetsend aan dit kader komt de rechtbank op basis van de onder 3.3.3.1. weergegeven feiten en omstandigheden tot een bewezenverklaring van het meermalen bedreigen van [slachtoffer] . De rechtbank overweegt daartoe dat de geuite teksten van zeer bedreigende aard zijn en onder zodanige omstandigheden zijn begaan dat in redelijkheid de vrees bij [slachtoffer] kon ontstaan dat de dreigingen ook ten uitvoer zouden worden gelegd, aangezien concreet werd gesproken over het opzoeken van [slachtoffer] (en zijn familie) en [medeverdachte] en een ander ook daadwerkelijk richting de woning van [slachtoffer] zijn gereden.
De rechtbank acht bewezen dat de bedreigingen in de periode van 1 maart 2021 tot en met 5 maart 2021 hebben plaatsgevonden.
-
Medeplegen
Vervolgens is de vraag of sprake is van medeplegen.
De rechtbank stelt op basis van de onder 3.3.3.1. weergegeven feiten en omstandigheden vast dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte] . Zij werkten samen als een eenheid uit naam van ‘ [naam eenheid] ’. Hoewel verdachte de specifieke ten laste gelegde bewoordingen heeft gestuurd naar [slachtoffer] en niet [medeverdachte] , hebben zij samen gelijktijdig deelgenomen aan de groepschat en versterkten zij elkaars bedreigingen. Zo stuurde [medeverdachte] onder meer kort na de bedreigingen door [verdachte] ‘laat me niet weer bij je moeder aanbellen’ en dat hij het adres van zijn moeder heeft. Ook stuurt [medeverdachte] dat [slachtoffer] zwaar de lul is en dood gaat. Dit aandeel van [medeverdachte] is een bijdrage van voldoende gewicht aan de bedreiging van [slachtoffer] .
De rechtbank beschouwt dit gezamenlijk optreden van verdachten als nauwe en bewuste samenwerking.
-
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van bedreiging van [slachtoffer] . De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder feit 2 tenlastegelegde.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij in de periode van 9 februari 2021 tot en met 27 februari 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen
A) Opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet) een (zeer grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende hasjiesj, zijnde hasjiesj, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
2
hij in de periode van 1 maart 2021 tot en met 5 maart 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een persoon te weten [slachtoffer] , heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht en/of
- gijzeling en/of
- zware mishandeling
door aan [slachtoffer] berichten toe te sturen waarin verdachte en/of diens mededader zegt (de familie van) die [slachtoffer] persoonlijk op te zoeken en/of die [slachtoffer] om het leven te brengen en/of te mishandelen en/of familieleden van die [slachtoffer] te ontvoeren, immers hebben verdachte en/of diens mededader berichten gestuurd aan die [slachtoffer] inhoudende de woorden:
- “ tot die tijd is het oorlog, ik wil centen zien, geloof me [alias 1] ik ga ALL-IN met jou”
- " mensen staan klaar om granaten door de ramen te gooien”
- “ pak zijn familie dan moet hij ze komen halen als straf"
- “ we make war now, OORLOG!!! Bloed”
- “100% bom tomorrow”
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder feit 1 bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en het onder feit 2 bewezen verklaarde in de artikelen 47 en 285 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of enig misdrijf tegen het leven gericht en/of gijzeling en/of zware mishandeling, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden.
6.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft bijgedragen aan een georganiseerde vorm van grensoverschrijdende drugscriminaliteit die in ons land grote vormen heeft aangenomen. De handel in verdovende middelen vormt bovendien een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid. Hasj bevat de schadelijke stof THC en deze stof is daarom door de wetgever op de bij de Opiumwet behorende lijst II geplaatst. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard gaan met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit en geweldsdelicten. Zoals ook in dit dossier duidelijk wordt.
De wijze waarop en de omstandigheden waaronder [slachtoffer] is bedreigd, is extreem verontrustend. Uit de aangetroffen communicatie komt een beeld naar voren dat er koste wat kost doorgegaan moest worden met het waarmaken van de criminele voornemens en dat er koste wat kost een vergoeding moest komen voor de onderschepte hasj. In de buitengewoon dreigende berichten spraken verdachten over hoe de beoogde doelwitten het best aangepakt zouden moeten worden, waarbij ook de familie van [slachtoffer] betrokken werd, en maakten zij concrete plannen om de bedreigingen ook ten uitvoer te leggen. De rechtbank is van oordeel dat, met name uit een oogpunt van generale preventie, feiten zoals in deze zaak aan de orde, streng dienen te worden bestraft. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is daarom passend.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte van 15 augustus 2024. Hieruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld wegens soortgelijke strafbare feiten.
Verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfsplaats in Nederland en is niet op de terechtzitting verschenen.
De strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat gezien de aard, omvang en ernst van de gepleegde feiten niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dat is ook in overeenstemming met de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, omdat zij komt tot een partiele vrijspraak van de invoer van 380 kilogram henneptoppen en omdat het een oudere zaak is.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of enig misdrijf tegen het leven gericht en/of gijzeling en/of zware mishandeling, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. N.J.C. Monincx en mr. M. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Drenth, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit zaaksdossier 2 van de politie, team 2e Lijns Opsporing Noord-Oost, met nummer LEFCE20006-332, genaamd ‘26Kirtland’ gedateerd 23 november 2021. Er wordt steeds verwezen naar documenten/bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van bevindingen LEFCE20006-592, pagina 45 t/m 47.
3.Het proces-verbaal van bevindingen LEFCE20006-582, pagina 49 t/m 51.
4.Het proces-verbaal van bevindingen LEFCE20006-211, pagina 36 en 37.
5.Het proces-verbaal van bevindingen PL1500-2021057048-12, pagina 1 en 2.
6.Het proces-verbaal van bevindingen PL1500-2021057048-35, pagina 15, 16, 19 t/m 23.
7.Het proces-verbaal van bevindingen LEFCE20006-268, pagina 54.
8.Het proces-verbaal van bevindingen LEFCE20006-268, pagina 55 en 56.
9.Het proces-verbaal van bevindingen LEFCE20006-268, pagina 59 en 60.
10.Het proces-verbaal van bevindingen LEFCE20006-268, pagina 66.
11.Het proces-verbaal van bevindingen PL1500-2021057048-35, pagina 17.
12.Het proces-verbaal van bevindingen LEFCE20006-342, pagina 93.
13.Het proces-verbaal van bevindingen LEFCE20006-268, pagina 62 t/m 64.
14.Het proces-verbaal van bevindingen LEFCE20006-342, pagina 136
15.Het proces-verbaal van bevindingen LEFCE20006-342, pagina 137.
16.Het proces-verbaal van bevindingen LEFCE20006-342, pagina 138 t/m 141.
17.Het proces-verbaal van bevindingen LEFCE20006-534, pagina 262, 263
18.Het proces-verbaal van bevindingen LEFCE20006-534, pagina 265.
19.HR 15 november 2022, ECLI:HR:2022:1655.
20.Het proces-verbaal van bevindingen LEFCE20006-342, pagina 134.
21.Het proces-verbaal van bevindingen LEFCE20006-534, pagina 264.
22.Het proces-verbaal van bevindingen LEFCE20006-534, pagina 265.
23.Het proces-verbaal van bevindingen LEFCE20006-518, pagina 340 en 341.
24.Het proces-verbaal van bevindingen LEFCE20006-641, pagina 351.
25.Het proces-verbaal van bevindingen LEFCE20006-534, pagina 277.