ECLI:NL:RBOVE:2025:467

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
71.122174.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het invoeren van harddrugs vanuit België naar Nederland

Op 28 januari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 34-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een meldplicht bij de reclassering. De man was schuldig bevonden aan het opzettelijk invoeren van meer dan 114 kilogram methamfetamine vanuit België naar Nederland. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 9 april 2024 te Gilze deze hoeveelheid harddrugs had vervoerd en aanwezig had gehad. Tijdens de zitting op 14 januari 2025 werd de verdachte staande gehouden op de A58, waar de politie in zijn auto verschillende tassen met methamfetamine aantrof. De rechtbank achtte de bewezenverklaring van de tenlastelegging op basis van de beschikbare bewijsmiddelen wettig en overtuigend. De verdachte had geen bewijsverweer gevoerd en had het feit bekend. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de impact van harddrugs op de volksgezondheid en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn financiële problemen en de bereidheid tot reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 71.122174.24 (P)
Datum vonnis: 28 januari 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 in [geboorteplaats],
BRP-adres: [adres],
nu verblijvende in de [locatie].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 januari 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie (hierna: de officier van justitie) en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. C.C. Polat, advocaat in Breukelen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er – na wijziging van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van 1 oktober 2024 – kort en zakelijk weergegeven op neer dat verdachte op 9 april 2024 te Gilze opzettelijk 114,12 kilogram (meth)amfetamine binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft vervoerd en/of heeft aanwezig gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 9 april 2024 te Gilze, althans in de gemeente Gilze en Rijen, althans in Nederland,
- opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4 Opiumwet) en/of
- opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of
- opzettelijk aanwezig heeft gehad

ongeveer 114,12 kilogram, in elk geval een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende (meth)amfetamine, zijnde (meth)amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3. De bewijsmotivering [1]
3.1
Inleiding
Op 9 april 2024 omstreeks 21:30 uur is verdachte als bestuurder van een Nissan Qashqai komend vanuit België door de politie staande gehouden op de A58. De politie zag dat de achterbank van de auto was neergeklapt en dat de gehele ruimte achter de bestuurders- en bijrijdersstoel vol stond met gevulde big shopper tassen. In de tassen werden verschillende bakjes gevuld met witte kristallen gelijkend op methamfetamine (
crystal meth) aangetroffen. [2]
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het binnen het grondgebied van Nederland brengen, het vervoeren en het aanwezig hebben van 114,12 kilogram methamfetamine. Verdachte heeft dit feit bekend en door of namens verdachte is ten aanzien daarvan geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank zal om die reden – overeenkomstig artikel 359 derde lid laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering – in dit vonnis met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen volstaan:
het proces-verbaal van de zitting van 14 januari 2025, voor zover inhoudende de (bekennende) verklaring van verdachte;
het proces-verbaal van bevindingen (onderzoek Nissan [kenteken]) met nummer LXFBE24004-15 van 10 april 2024 met bijlagen (pagina’s 7 tot en met 13);
het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen met nummer PL2600-2024010092-4 van 6 september 2022 met bijlagen (pagina’s 128 tot en met 224).
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 april 2024 te Gilze
- opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (als bedoeld in artikel 1 lid 4 Opiumwet) en
- opzettelijk heeft vervoerd, en
- opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 114,12 kilogram methamfetamine, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikelen 2 en 10 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de hoogte van de straf rekening te houden met de bekennende verklaring en de houding van verdachte ter terechtzitting, en daarom een lagere gevangenisstraf dan gevorderd op te leggen, van rond de drie jaren. Mocht de rechtbank komen tot verbeurdverklaring van de Nissan, dan moet dit worden meegewogen in de strafmaat omdat dit een bijkomende straf is.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vanuit België invoeren van ruim 114 kilogram methamfetamine (
crystal meth) naar Nederland.
Harddrugs vormen een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en de productie daarvan draagt bij aan het ontstaan van verslavingen en de instandhouding daarvan. Meer specifiek is crystal meth een voor de gezondheid extreem gevaarlijke harddrug. Het gebruik daarvan is bijzonder verslavend en heeft op de gebruikers een bijna verwoestende uitwerking. Veel van de meest ernstige strafbare feiten die gepleegd worden, hangen samen met de handel en productie van drugs, waaronder liquidaties en de handel in wapens. Daarbij vallen ook slachtoffers die niets met de handel in drugs te maken hebben.
Verdachte heeft verklaard dat hij in geldnood zat en dat hij daarom de keuze heeft gemaakt harddrugs over de grens te vervoeren. Verdachte zou daar naar eigen zeggen een paar honderd euro voor krijgen. Verdachte heeft bij het plegen van het feit gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niet bekommerd om de schadelijke gevolgen van zijn handelen.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte van 30 mei 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld, maar niet wegens soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsrapport ten behoeve van de raadkamer, gedateerd 8 juli 2024, waarin onder meer voorwaarden zijn geformuleerd om de risico’s die door de reclassering worden gezien te verminderen. De reclassering ziet risico’s op meerdere leefgebieden, waaronder de financiële situatie van verdachte, zijn psychosociaal functioneren en het gebrek aan dagbesteding. Verdachte heeft bij de reclassering aangegeven open te staan voor reclasseringsbegeleiding en hulpverlening.
Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte schulden heeft en dat hij zijn woning tijdens het voorarrest heeft verloren. Verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde werkloos, maar wil op het moment dat hij vrijkomt bij het bedrijf van zijn broer gaan werken en zijn schulden gaan afbetalen. Verdachte heeft op zitting uitgesproken dat hij veel spijt heeft van zijn handelen en dat hij daarvoor verantwoordelijkheid wil nemen. Verdachte wil zijn leven beteren en zich in de toekomst niet opnieuw schuldig maken aan het plegen van strafbare feiten. Verdachte heeft verder aangegeven dat hij behoefte heeft aan begeleiding en behandeling na zijn vrijlating om hem te helpen de juiste keuzes te maken en ter ondersteuning op praktisch gebied, zoals met zijn financiën.
De strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat gezien de aard en de ernst van het gepleegde feit, met name de hoeveelheid verdovende middelen, niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Dat is ook in overeenstemming met de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Verdachte heeft ter zitting spijt betuigd, een bekennende verklaring afgelegd en inzage gegeven in de beweegredenen voor zijn gedragingen. Dat hij geen openheid heeft willen geven over anderen, doet daar niet aan af. Verdachte heeft uit financiële nood keuzes gemaakt die hem niet verder hebben geholpen. Hij is er inmiddels van doordrongen dat hij hulp mag vragen. In detentie heeft hij daar de eerste stappen in gezet. In de proceshouding van verdachte ziet de rechtbank aanleiding een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie geëist. Bovendien vindt de rechtbank het belangrijk dat verdachte na zijn detentie de juiste hulp en begeleiding krijgt, mede gelet op zijn financiële situatie, zodat hij zich in de toekomst niet opnieuw aan strafbare feiten schuldig zal maken. Een forse stok achter de deur in de vorm van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met reclasseringstoezicht is naar het oordeel van de rechtbank dan ook passend en geboden.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf geen rekening met de hierna te noemen verbeurdverklaring van de Nissan, nu verdachte door verbeurdverklaring niet in zijn vermogen wordt getroffen aangezien hij niet de eigenaar is van de Nissan.
Alles overwegend zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren waarvan één jaar voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van twee jaren opleggen. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel als bijzondere
voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, verplichte openheid over zijn financiën en verplichte dagbesteding verbinden.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
6.4.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de Nissan Qashqai, kenteken [kenteken], de bigshoppers, de verschillende bakjes en de iPhone Mini verbeurd verklaard moeten worden, de drugs (PL2600-LXFBE24004_812142) onttrokken moeten worden aan het verkeer en dat de iPhone XS kan worden teruggegeven aan verdachte.
6.4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de iPhone XS terug kan naar verdachte. De Nissan kan verbeurd worden verklaard.
6.4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst vermelde goederen onder de nummers
1 tot en met 3, 16 en 17 (de Nissan Qashqai, de bigshoppers, het infotainment systeem en de iPhone Mini) verbeurd verklaard moeten worden, omdat dit voorwerpen betreffen met behulp van welke het onderhavige strafbare feit is begaan.
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst onder 4 tot en met 15 vermelde goederen (de bakjes en opbergboxen met witte kristal brokken) vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, aangezien deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende op de beslaglijst onder 18 vermelde iPhone XS, aangezien dit goed niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36d van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
1 (één) jaar niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
  • stelt als
  • stelt als
1. zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, op de door de reclassering te bepalen locatie en tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
2. zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke (ambulante) zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de (huis)regels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft;
3. zich inspant voor het vinden en behouden van dagbesteding in de vorm van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De reclassering bepaalt wat passende dagbesteding is;
4. inzicht geeft in zijn financiële situatie, zo vaak en zo lang de reclassering dit nodig vindt. Dit kan ook inhouden dat de reclassering de schulden van verdachte opvraagt bij het CJIB.
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de in beslag genomen voorwerpen
- verklaart
verbeurdde op de beslaglijst genoemde voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 3 en 16 en 17;
- verklaart
onttrokken aan het verkeerde in beslag genomen voorwerpen onder de nummers 4 tot en met 15;
- gelast de
teruggavevan het in beslag genomen voorwerp onder nummer 18 aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. Eshuis, voorzitter, mr. S.K. Huisman en
mr. N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Drenth, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie, eenheid Landelijke Expertise en Operaties, Dienst Infrastructuur, Team Noordwest Opsporing Infra (LX), met de aanduiding 26Lassan / LXFBE24004-191, algemeen dossier.
2.Het proces-verbaal van bevindingen (PL2000-2024089065-2) gedateerd 10 april 2024, pagina’s 1, 2.