6.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vanuit België invoeren van ruim 114 kilogram methamfetamine (
crystal meth) naar Nederland.
Harddrugs vormen een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en de productie daarvan draagt bij aan het ontstaan van verslavingen en de instandhouding daarvan. Meer specifiek is crystal meth een voor de gezondheid extreem gevaarlijke harddrug. Het gebruik daarvan is bijzonder verslavend en heeft op de gebruikers een bijna verwoestende uitwerking. Veel van de meest ernstige strafbare feiten die gepleegd worden, hangen samen met de handel en productie van drugs, waaronder liquidaties en de handel in wapens. Daarbij vallen ook slachtoffers die niets met de handel in drugs te maken hebben.
Verdachte heeft verklaard dat hij in geldnood zat en dat hij daarom de keuze heeft gemaakt harddrugs over de grens te vervoeren. Verdachte zou daar naar eigen zeggen een paar honderd euro voor krijgen. Verdachte heeft bij het plegen van het feit gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niet bekommerd om de schadelijke gevolgen van zijn handelen.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte van 30 mei 2024. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld, maar niet wegens soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het reclasseringsrapport ten behoeve van de raadkamer, gedateerd 8 juli 2024, waarin onder meer voorwaarden zijn geformuleerd om de risico’s die door de reclassering worden gezien te verminderen. De reclassering ziet risico’s op meerdere leefgebieden, waaronder de financiële situatie van verdachte, zijn psychosociaal functioneren en het gebrek aan dagbesteding. Verdachte heeft bij de reclassering aangegeven open te staan voor reclasseringsbegeleiding en hulpverlening.
Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte schulden heeft en dat hij zijn woning tijdens het voorarrest heeft verloren. Verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde werkloos, maar wil op het moment dat hij vrijkomt bij het bedrijf van zijn broer gaan werken en zijn schulden gaan afbetalen. Verdachte heeft op zitting uitgesproken dat hij veel spijt heeft van zijn handelen en dat hij daarvoor verantwoordelijkheid wil nemen. Verdachte wil zijn leven beteren en zich in de toekomst niet opnieuw schuldig maken aan het plegen van strafbare feiten. Verdachte heeft verder aangegeven dat hij behoefte heeft aan begeleiding en behandeling na zijn vrijlating om hem te helpen de juiste keuzes te maken en ter ondersteuning op praktisch gebied, zoals met zijn financiën.
De strafoplegging
De rechtbank is van oordeel dat gezien de aard en de ernst van het gepleegde feit, met name de hoeveelheid verdovende middelen, niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Dat is ook in overeenstemming met de Oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Verdachte heeft ter zitting spijt betuigd, een bekennende verklaring afgelegd en inzage gegeven in de beweegredenen voor zijn gedragingen. Dat hij geen openheid heeft willen geven over anderen, doet daar niet aan af. Verdachte heeft uit financiële nood keuzes gemaakt die hem niet verder hebben geholpen. Hij is er inmiddels van doordrongen dat hij hulp mag vragen. In detentie heeft hij daar de eerste stappen in gezet. In de proceshouding van verdachte ziet de rechtbank aanleiding een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie geëist. Bovendien vindt de rechtbank het belangrijk dat verdachte na zijn detentie de juiste hulp en begeleiding krijgt, mede gelet op zijn financiële situatie, zodat hij zich in de toekomst niet opnieuw aan strafbare feiten schuldig zal maken. Een forse stok achter de deur in de vorm van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met reclasseringstoezicht is naar het oordeel van de rechtbank dan ook passend en geboden.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf geen rekening met de hierna te noemen verbeurdverklaring van de Nissan, nu verdachte door verbeurdverklaring niet in zijn vermogen wordt getroffen aangezien hij niet de eigenaar is van de Nissan.
Alles overwegend zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren waarvan één jaar voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van twee jaren opleggen. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel als bijzondere
voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, verplichte openheid over zijn financiën en verplichte dagbesteding verbinden.