ECLI:NL:RBOVE:2025:465

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
08/138564-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensensmokkel met illegale prostitutie in Nederland

Op 28 januari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 38-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaren. De verdachte was betrokken bij mensensmokkel en heeft samen met anderen twee vrouwen uit Colombia en een uit de Dominicaanse Republiek tegen betaling verblijf verschaft in een woning, waar zij illegaal prostitutiewerk konden verrichten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het helpen van deze vrouwen bij het verkrijgen van wederrechtelijk verblijf in Nederland, terwijl hij wist of ernstige redenen had te vermoeden dat hun verblijf illegaal was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een beroep of gewoonte heeft gemaakt van deze activiteiten, wat de strafbaarheid van zijn handelen vergrootte. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van twaalf maanden had geëist, afgewezen en in plaats daarvan een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, rekening houdend met de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft ook de eerdere veroordelingen van de verdachte in overweging genomen, maar besloot dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet op zijn plaats was, gezien de recente positieve ontwikkelingen in zijn leven.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/138564-23 (P)
Datum vonnis: 28 januari 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1987 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 10 december 2024 en 14 januari 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. D.C. Vlielander, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte al dan niet samen met anderen, drie vrouwen uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van wederrechtelijk verblijf in Nederland, terwijl verdachte daarvan een beroep of gewoonte heeft gemaakt (mensensmokkel).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 januari 2023 tot en met 29 maart 2023 te Enschede en/of Hengelo, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een ander of anderen, te weten
- [naam 1] en/of
- [naam 2] en/of
- [naam 3]
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland of haar/hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s), wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was
- door voornoemde perso(o)n(en) (tegen betaling) te (laten) vervoeren en/of
- door voornoemde perso(o)n(en) tegen betaling onderdak en/of een verblijfplaats en/of een werkplaats te bieden en/of contacten te leggen en/of te onderhouden ten einde voornoemde perso(o)n(en) aan een werkplaats/verblijfplaats en/of aan het werk te helpen en/of (aldus) haar/hun prostitutiewerk mogelijk te maken en haar/hen (daarmee) te helpen aan middelen van bestaan in Nederland terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) daarvan een beroep of gewoonte heeft/ hebben gemaakt.

3.De voorvragen

3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft partiële nietigheid van de dagvaarding bepleit voor het hierna gecursiveerde onderdeel van de tenlastelegging waarin verdachte wordt verweten dat hij een ander of
anderenuit winstbejag behulpzaam is geweest. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat dit onderdeel de mogelijkheid biedt om daaronder te verstaan “een of meer andere onbekend gebleven personen”. Voor de verdediging is dan niet duidelijk waartegen zij zich dient te verweren.
3.2
Het oordeel van de rechtbank
De raadsman miskent dat dit deel van de tenlastelegging een wettelijk bestanddeel is van artikel 197a Sr, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), de bepaling waarop de tenlastelegging is toegesneden en dus niet de verfeitelijking ervan. Die verfeitelijking volgt erna, in de vorm van drie namen. Van tenlastelegging van daarnaast niet nader aangeduide of omschreven personen is dus geen sprake. De rechtbank verwerpt het verweer.
De rechtbank stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, zakelijk weergegeven, op het volgende standpunt gesteld. Het tenlastegelegde kan ten aanzien van [naam 2] (hierna: [naam 2] ) en [naam 3] (hierna: [naam 3] ) wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, met dien verstande dat vrijspraak moet volgen voor de periode 9 januari 2023 tot en met 25 maart 2023 en van de strafverzwarende omstandigheid beroep of gewoonte.
Ten aanzien van de Spaanstalige [naam 1] (hierna: [naam 1] ) heeft de raadsman opgemerkt dat zij in de Engelse taal door verbalisanten is gehoord zonder tussenkomst van een tolk en dat hij haar nadien niet als getuige heeft kunnen horen bij de rechter-commissaris, omdat geen contact met haar kon worden verkregen. De raadsman heeft primair verzocht de verklaring van [naam 1] om die reden niet te gebruiken voor het bewijs. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat uit de verklaring van [naam 1] niet kan worden afgeleid in welke periode en voor welke duur zij in de woning van verdachte werkzaam is geweest, zodat verdachte moet worden vrijgesproken van betrokkenheid bij de mensensmokkel van [naam 1] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft, samengevat, verklaard dat hij zijn woning aan de [adres 1] ter beschikking heeft gesteld en kamers in zijn woning heeft verhuurd aan prostituees en daarmee geld heeft verdiend. Geconfronteerd met de agenda die op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] , verder [medeverdachte] , is aangetroffen heeft verdachte verklaard dat hij niet de [verdachte] is die daarin wordt genoemd.
4.3.2
De redengevende feiten en omstandigheden die niet ter discussie hebben gestaan
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Vaststelling feiten [adres 1]
Op 29 maart 2023 heeft er een bestuurlijke prostitutiecontrole plaatsgevonden aan de [adres 1] . In de woning werden [naam 2] en [naam 3] aangetroffen die als prostituee werkzaam waren vanuit de woning. Verdachte was de huurder van de woning.
Vaststelling feiten [adres 2]
Op 6 maart 2023 heeft er een bestuurlijke prostitutiecontrole plaatsgevonden aan de [adres 2] . In de woning werd [naam 1] aangetroffen die als prostituee werkzaam was vanuit de woning. [naam 1] werd [alias 1] genoemd. [medeverdachte] huurde deze woning.
4.3.3
De (aannemelijkheid van) de verklaring van [verdachte]
De rechtbank acht de verklaring van [verdachte] , dat hij niet de [verdachte] is die wordt genoemd in de hierna genoemde agenda die is aangetroffen op de telefoon van [medeverdachte] , niet aannemelijk geworden. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte verklaart in zijn verhoor op 18 juli 2023: [telefoonnummer 1] is mijn telefoonnummer.
[medeverdachte] heeft verklaard dat zij werklocaties regelde voor vrouwen die vrijwillig in de prostitutie werkten. Zij had zes tot tien adressen beschikbaar om prostituees onder te brengen. In de telefoon van [medeverdachte] is een digitale agenda aangetroffen waarin de volgende berichten staan: “20 januari 2023 [alias 1] bij [verdachte] thuis, 21 januari 2023 [alias 1] bij [verdachte] en op 30 januari 2023 twee nieuwe dames bij [verdachte] ”. Twee dagen na het eerste bericht in de agenda is er een groepsapp aangemaakt tussen [medeverdachte] , [naam 4] en een persoon met de gebruikersnaam “ [verdachte] ” die gebruik maakte van WhatsApp telefoonnummer [telefoonnummer 1] . De naam van de WhatsAppgroep luidde “ [groepsnaam] ”. In deze chats werd gesproken over het onderbrengen van prostituees van Zuid-Amerikaanse komaf, onder andere in de woning van verdachte. Op basis van deze feiten stelt de rechtbank vast dat verdachte de [verdachte] in deze gesprekken en in de agenda was.
4.3.4
De overweging van de rechtbank
Beroep of gewoonte
Verdachte heeft in januari 2023 één vrouw en in maart 2023 twee vrouwen ondergebracht in zijn woning en hen daarvoor tussen de honderdtachtig euro voor vier dagen en tweehonderdvijftig euro per week aan huur laten betalen. Het handelen van verdachte getuigt van een zekere mate van professionaliteit en de huur die werd betaald was voor hem een bron van inkomsten. De rechtbank komt daarom tot bewezenverklaring van de strafverzwarende omstandigheid van het maken van een beroep of gewoonte van de mensensmokkel.
4.3.5
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte en zijn mededaders het ten laste gelegde feit hebben begaan, terwijl zij daarvan een beroep of gewoonte hebben gemaakt.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 20 januari 2023 tot en met 29 maart 2023 te Enschede en/of Hengelo, tezamen en in vereniging met anderen,
anderen, te weten
- [naam 1] en
- [naam 2] en
- [naam 3]
uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl verdachte en zijn mededaders, wisten of ernstige redenen hadden te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was
door voornoemde personen tegen betaling onderdak en een verblijfplaats en een werkplaats te bieden en contacten te leggen en te onderhouden teneinde voornoemde personen aan een werkplaats/verblijfplaats te helpen en aldus hun prostitutiewerk mogelijk te maken en hen daarmee te helpen aan middelen van bestaan in Nederland terwijl verdachte en zijn mededaders daarvan een beroep of gewoonte hebben gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 197a Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, terwijl het feit wordt begaan door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt en terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden volstaan met een gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan mensensmokkel. Verdachte heeft twee vrouwen uit Colombia en een uit de Dominicaanse Republiek tegen betaling verblijf verschaft in een woning, zodat zij daar illegaal prostitutiewerk konden verrichten. Deze vrouwen verbleven wederrechtelijk in Nederland. Verdachte heeft van hun kwetsbare positie misbruik gemaakt. Verdachte liet de vrouwen tussen de honderdtachtig euro voor vier dagen en tweehonderdvijftig euro per week aan huur betalen, wat voor hem een bron van inkomsten was. Met zijn handelen heeft verdachte illegaal verblijf van deze vrouwen in Nederland mogelijk gemaakt. Ook heeft hij bijgedragen aan het in stand houden van een illegaal circuit waarin misbruik wordt gemaakt van kwetsbare mensen die prostitutiewerk in landen als Nederland als uitweg zien van de leefomstandigheden in het land van herkomst. Dat verdachte daarvoor geen oog heeft gehad, uit winstbejag heeft gehandeld en hiervan een beroep of gewoonte heeft gemaakt, rekent de rechtbank hem aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
29 oktober 2024, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, maar niet voor een feit als het onderhavige. De rechtbank neemt ingevolge artikel 63 Sr in aanmerking dat aan verdachte bij strafbeschikking van 19 februari 2024 een taakstraf voor de duur van achttien uren en een ontzegging van de bevoegdheid van het besturen van motorrijtuigen van 117 dagen is opgelegd.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 8 januari 2024. Hierin valt te lezen dat de belangrijkste risicofactor voor delictgedrag is gelegen op het gebied van financiën. Ondanks dat verdachte voor zijn financiële situatie nog het nodige te regelen heeft en hij bij het uitbrengen van het rapport (tijdelijk) zonder inkomen was, acht de reclassering hem voldoende in staat om te solliciteren naar een betrekking waarin hij zich van inkomsten verzekerd weet. De reclassering schat het recidiverisico in als gemiddeld. Hoewel verdachte zich voor dit feit opnieuw tot het ‘makkelijk verkrijgen van geld’ lijkt te hebben laten verleiden, geeft de reclassering verdachte het voordeel van de twijfel en gaat ervan uit dat hij ‘zijn leven ten goede heeft gekeerd’. Mede daarom acht de reclassering reclasseringsinterventie niet geïndiceerd.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte ter zitting weinig tot geen openheid van zaken heeft willen geven, dat er sprake is van meerdere slachtoffers, dat het handelen van verdachte gericht was op financieel gewin en dat hij van dit strafbare feit een beroep of gewoonte heeft gemaakt. De rechtbank houdt er ook rekening mee dat verdachte (op voornoemde strafbeschikking na) de afgelopen jaren niet meer in aanraking is gekomen met politie en justitie, waar dat in het verleden regelmatig het geval was. Verdachte lijkt zijn leven, ook in financiële zin, op de rit te hebben. Dat zou door oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals gevorderd worden doorkruist.
De rechtbank zal aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van tweehonderd uren subsidiair honderd dagen hechtenis opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d Sr en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: het misdrijf: een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, terwijl het feit wordt begaan door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt en terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
200 (tweehonderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
100 (honderd) dagen;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de in verzekering doorgebrachte dagen twee uren per dag aftrek plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. E.J.M. Bos en
mr. P.A.M. Miltenburg, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 januari 2025.
Mr. Bos is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer Nairobi (ONRCC23012). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 18 juli 2023, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven (pagina’s 482 – 493):
Ik verblijf aan de [adres 1] . In maart 2023 hebben die vrouwen, prostituees, mijn sleutel gehad. Het ging erom dat ik mijn huis ter beschikking stelde. Zij hebben ook contacten. Een soort prostitutie uitzendbureau. De vrouwen kwamen uit Venezuela (de rechtbank begrijpt: uit Colombia) . [telefoonnummer 1] is mijn telefoonnummer.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 20 juli 2023, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven (pagina’s 494 – 497):
V: Een Colombiaanse vrouw die wij hebben aangetroffen in jouw huis, verklaarde 250 euro te hebben betaald voor één week. Wat kun je ons daar over verklaren?
A: ik wist dat niet, maar dat zal dan Colombia zijn. Ik kan daar over vertellen dat er een X bedrag per persoon betaald wordt en dat wordt dan door drie gedeeld.
V: Wie zijn die drie dan?
A: De bemiddelaar, de regelaar en ik.
V: De tweede Colombiaanse vrouw verklaarde 180 euro te hebben betaald aan huur. Wat kun je ons daarover verklaren?
A: Dit is hetzelfde als hierboven. Iets van 200 euro in de week.
Het proces-verbaal rapportage bestuurlijk toezicht illegale prostitutie van verbalisanten
[verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 29 maart 2023, met bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 244 - 256):
Op 29 maart 2023 werd een bestuurlijke controle gehouden in de gemeente Hengelo. Via de website www.kinky.nl is contact gelegd met “ [alias 2] ”. [alias 2] gaf aan dat wij naar de [adres 1] moesten komen. In het appartement zijn een tweetal slaapkamers aangetroffen welke fungeerden als werkkamer. Er waren in totaal twee personen betrokken bij de controle.
Betrokkene gaf op te zijn genaamd, [naam 2] , geboren op [geboortedatum 2] 1974 te [geboorteplaats 2] . Zij legitimeerde zich middels een geldig Colombiaans paspoort. Zij verklaarde: Ik werk als prostituee. Ik ben inmiddels drie of vier dagen hier in Nederland. Ik betaal hier voor de kamerhuur 250 euro per week. Ik betaal dit bedrag cash aan een man.
Betrokkene gaf op te zijn [naam 3] , geboren op [geboortedatum 3] 1974 te [geboorteplaats 3] . Zij verklaarde: Ik ben als prostituee werkzaam in deze woning. Ik heb een seksadvertentie via [internetsite] . Ik weet wie de eigenaar is. Hij heet [verdachte] . Ik heb 180 euro betaald aan huur. Dat was van maandag tot donderdag. Ik ben sinds maandag op dit adres. Ik heb geen vergunning om dit werk te mogen doen in Nederland.
Op het adres [adres 1] blijkt te zijn ingeschreven, [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1987 te [geboorteplaats 1] .
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 16 mei 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 256):
Naar aanleiding van een landelijk onderzoek op prostituees heeft er een prostitutiecontrole aan de [adres 1] plaatsgevonden. Deze controle heeft plaatsgevonden op 29-03-2023. Ten tijde van deze controle toonde [naam 2] , [geboortedatum 2] -1974 te [geboorteplaats 2]
, ons een Colombiaans paspoort. Uit de gegevens van dit paspoort bleek dat de nationaliteit van [naam 2] , Colombiaanse is. In de politiesystemen bleek zij niet voor te komen ter zake een aangevraagde verblijfsvergunning of een machtiging tot voorlopig verblijf.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 16 mei 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 257):
Naar aanleiding van een landelijk onderzoek op prostituees heeft er een prostitutiecontrole aan de [adres 1] plaatsgevonden. Deze controle heeft plaatsgevonden op 29-03-2023. Ten tijde van deze controle toonde [naam 3] , [geboortedatum 3] -1974 te [geboorteplaats 3] , ons een Colombiaans paspoort.
In de politiesystemen bleek zij niet voor te komen ter zake een aangevraagde verblijfsvergunning of een machtiging tot voorlopig verblijf.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] van 30 mei 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 134 - 135):
Op 6 maart 2023 waren wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , in dienst namens het Prostitutie Controle Twente in het kader van controles ten behoeve van ondermijning en illegale prostitutie.
Gedurende de dienst werd contact gelegd met een dame met de werknaam " [alias 3] ". Zij gaf aan werkzaam te zijn aan de [adres 2] . De prostituee met de werknaam " [alias 3] " bleek na controle betrokkene [naam 1] te zijn.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 15 mei 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 141):
Naar aanleiding van de prostitutie controle aan de [adres 2] , op 6 maart 2023, bleek dat [naam 1] , [geboortedatum 4] 1987 te [geboorteplaats 4] , een Dominicaans paspoort had getoond. Uit de gegevens in het paspoort bleek dat de nationaliteit van [naam 1] , Dominicaanse is. In de politiesystemen bleek betrokkene niet voor te komen ter zake een aangevraagde verblijfsvergunning of een machtiging tot voorlopig verblijf.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , van 13 maart 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 453 - 455):
Op 6 maart 2023 waren wij, verbalisanten, belast met controles op illegale thuisprostitutie. Op dit adres troffen wij twee personen aan. Eén dame die zich aanbood als sekswerker en
een dame genaamd [medeverdachte] , die de hoofdbewoonster bleek te zijn. [medeverdachte] verklaarde het volgende. De dame die in mijn woning aanwezig is noem ik [alias 1] . Zij verkoopt haar lichaam voor geld. De klanten ontvangt ze hier thuis. Ik regel werklocaties voor dames die in de prostitutie werken. Het gaat om ongeveer zes tot tien adressen.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , van 7 juli 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 181 -182) in combinatie met het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] op 18 juli 2023 (pagina’s 490 – 491):
Van [medeverdachte] werd de mobiele telefoon in beslag genomen.
Inbeslagneming:
In het onderzoek werd onderstaande telefoon op 6 maart 2023, voor waarheidsvinding, inbeslaggenomen.
Merk: Samsung
Type: S20+
Model : SM-G985F
IMEI nr. : [IMEI-nummer]
Tijdens mijn onderzoek in de Samsung S20+ van [medeverdachte] heb ik een digitale agenda gevonden van [medeverdachte] . In deze agenda stonden verblijfplaatsen van prostituees.
[afbeelding]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] , van 25 augustus 2023, met bijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina’s 197 - 241):
Van [medeverdachte] werd de mobiele telefoon in beslag genomen.
Inbeslagneming:
In het onderzoek werd onderstaande telefoon op 6 maart 2023, voor waarheidsvinding, inbeslaggenomen.
Merk: Samsung
Type: S20+
Model : SM-G985F
IMEI nr. : [IMEI-nummer]
Ik zag een WhatsApp groepsgesprek met iemand met de gebruikersnaam [verdachte] welke gebruik maakt van WhatsApp telefoonnummer [telefoonnummer 2] en iemand met de gebruikersnaam [gebruikersnaam 1] en die gebruik maakt van WhatsApp telefoonnummer
[telefoonnummer 2] [gebruikersnaam 2] . Dit is een groepsgesprek tussen [medeverdachte] , [verdachte] en [naam 4] .
In eerste instantie heeft deze groepschat de naam " [groepsnaam] " gekregen.
Het eerste bericht is verzonden op 22 januari 2023 en het laatste bericht is van 6 maart 2023 de dag waarop het toestel in beslag is genomen.
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]
[afbeelding]