ECLI:NL:RBOVE:2025:4622

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
08.052276.23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 35-jarige man voor handel in harddrugs met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 10 juli 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 35-jarige man veroordeeld voor het handelen in harddrugs. De rechtbank legde een taakstraf van 80 uren op en een gevangenisstraf van 92 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan de verkoop van cocaïne vanuit zijn woning in Steenwijk op 24 maart 2023. Tijdens de zitting op 26 juni 2025 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de officier van justitie stelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen konden worden. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het eerste feit, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de verkoop van cocaïne. De verdachte kreeg ook een meldplicht bij de reclassering en een voorwaardelijke geldboete van € 200,-. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn, wat leidde tot een strafvermindering. De rechtbank achtte het noodzakelijk om de verdachte te begeleiden om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.052276.23 (P)
Datum vonnis: 10 juli 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 juni 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. R.W. van Faassen, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte al dan niet samen met anderen:
feit 1:opzettelijk heeft gehandeld in cocaïne;
feit 2:heeft gehandeld in hennep.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 24 maart 2023 te Steenwijk, in gemeente Steenwijkerland,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 24 maart 2023 te Steenwijk, in gemeente Steenwijkerland,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen,
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van ongeveer 16,45 gram, in elk geval een hoeveelheid van niet
meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet.
3. De bewijsmotivering [1]
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij geen cocaïne heeft verkocht aan de (andere) aangehouden personen, maar dat hij van hen cocaïne heeft gekocht. Wat betreft het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het verkopen van hennep niet kan worden bewezen, maar de aanwezigheid van hennep wel.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling gaat de rechtbank uit van de volgende bewijsmiddelen.
Feit 1
Het procesverbaal van bevindingen van 23 februari 2023, pagina 34, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Uit recent onderzoek en waarnemingen (globaal de periode tussen november 2022 en
februari 2023) is mij, verbalisant [verbalisant 1] onderstaande gebleken aangaande het adres
[adres 2] en de bewoners, [naam 1] en diens zoon,
[verdachte] .
- [verdachte] mag niet verblijven (wonen) op het adres [adres 2]
maar verblijft er wel.
Het procesverbaal van aanhouding verdachte [naam 2] van 24 maart 2023, pagina 136, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Verdachte
Achternaam : [naam 2]
Voornamen : [naam 2]
Op vrijdag 24 maart omstreeks 16:10 uur waren wij, verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] ,
op locatie [adres 3] . Wij waren hier aanwezig in verband met een onderzoek in de handel in soft- en hard drugs op locatie [adres 4] . Wij hoorden via de portofoon dat een man de woning [adres 4] kort binnen was geweest en hierna in een Volkswagen Lupo, grijs van kleur en voorzien van kenteken [kenteken 1] , weg reed de [adres 3] op. Wij, verbalisanten, zagen deze grijze Volkswagen vrijwel direct rijden op de [adres 3] . Wij hebben de mannelijke bestuurder om 16:13 uur aangehouden.
Het procesverbaal van bevindingen van 24 maart 2023, pagina 139, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Daar waar wij, verbalisanten, in het proces-verbaal van aanhouding van verdachte [naam 2]
het adres [adres 4] hebben geschreven, wordt bedoeld adres [adres 2]
.
Het procesverbaal van verhoor verdachte [naam 2] van 24 maart 2023, pagina 149, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Wat voor drugs had je precies bij je op het moment van aanhouding?
A: Cocaïne.
V: Hoe ben je aan deze cocaïne gekomen?
A: Die heb ik gekocht.
V: Hoe laat heb je het gekocht?
A: Dat is iets voor mijn aanhouding geweest.
V: Welke buurt?
A: Vlak bij waar ik ben staande gehouden.
A: via via krijg je wel eens een telefoonnummer toegespeeld. Dan neem je daar contact mee op en dan maak je een afspraak dat je het kunt komen afhalen.
V: Hoe heb je dat nummer opgeslagen?
A: Hij staat er in als [naam 3] .
Het procesverbaal van aanhouding verdachte [naam 4] van 24 maart 2023, pagina 170, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Wij, verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , waren op vrijdag 24 maart 2023 belast met een onderzoek naar de handel in soft- dan wel harddrugs. Wij krijgen te horen dat er een mogelijke afnemer was weggereden bij het onderzoeksadres, [adres 2] . Twee personen in een zwarte Opel Astra met kenteken [kenteken 2] waarvan de bijrijder in de woning was geweest. Daarop hebben wij de bijrijder aangehouden. Aan het bureau bleek het te gaan om verdachte [naam 4] .
Het procesverbaal van verhoor verdachte [naam 4] van 24 maart 2023, pagina’s 178179, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
V: Je bent aangehouden omdat je drugs bij je had. Wat kan je daarover vertellen?
A: Ik had inderdaad drugs bij mij. Ik had 2 gram cocaïne.
V: Hoe ben je aan deze cocaïne gekomen?
A: Waar ze ons hebben gezien.
V: Bij welke dealer?
A: [verdachte] heet hij.
V: Wat heb je ervoor betaald?
A: 50 euro voor 2 wikkels cocaïne.
De kennisgeving van inbeslagneming van 24 maart 2025, pagina 4 (aanvullend procesdossier), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Achternaam : [naam 2]
Goednummer : PL0600-2022524331-2945195
De kennisgeving van inbeslagneming van 24 maart 2025, pagina 6 (aanvullend procesdossier), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Achternaam : [naam 2]
Goednummer : PL0600-2022524331-2945206
De kennisgeving van inbeslagneming van 24 maart 2025, pagina 9 (aanvullend procesdossier), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Achternaam : [naam 4]
Goednummer : PL0600-2022524331-2947107
Het procesverbaal onderzoek verdovende middelen van 26 mei 2023, pagina 357, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
SIN originele partij : AAQV8250NL
Goednummer : 2947107
SIN originele partij : AAQV8865NL
Goednummer : 2945206
SIN originele partij : AAQV8866NL
Goednummer : 2945195
Geschriften, te weten NFiDENT rapporten van 26 mei 2023, pagina’s 359362, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAQV8250NL
poeder en brokjes, wit, uit 1,33 gram; aantal
bemonsteringen in onderzoek: een
bevat cocaïne
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAQV8865NL
poeder en brokjes, wit, uit 0,66 gram; aantal
bemonsteringen in onderzoek: een
bevat cocaïne
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAQV8866NL
poeder en brokjes, wit, uit 0,08 gram; aantal
bemonsteringen in onderzoek: een
bevat cocaïne
Het procesverbaal van bevindingen van 26 maart 2023, pagina 274, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In verband met het onderzoek uit dit proces, hebben wij, verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , de woning aan de [adres 2] betreden voor het in beslag nemen van enkele gerelateerde goederen. Ik, verbalisant [verbalisant 7] , zag in de woonkamer op de tv-kast een zwarte weegschaal liggen. Ik heb deze weegschaal ter waarheidsvinding in beslag genomen. Ik zag rechts achterin de woonkamer een servieskast staan. Ik zag dat hierin eveneens een weegschaal lag. Deze weegschaal was zwart van kleur. Ik heb deze weegschaal ook ter waarheidsvinding in beslag genomen. Ik zag in de slaapkamer op de begane grond een dressoirkast staan. Op deze kast zag ik verpakkingsmateriaal in de vorm van papier welke gevouwen kunnen worden tot zogeheten ‘ponypacks’. Het is mij ambtshalve bekend dat deze ponypacks worden gebruikt voor het individueel verpakken van harddrugs in poedervorm.
Ik, verbalisant [verbalisant 6] , zag op de slaapkamer een rond blik liggen. Ik zag in dit blik enkele gevouwen en geopende ponypacks liggen. Ik heb dit blik ter waarheidsvinding in beslag genomen.
Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut betreffende Onderzoek naar sporen drugs en drugsprecursoren op twee weegschaaltjes en een blik met toegevouwen papiertjes van 10 augustus 2023, pagina’s 371372, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Tabel 2 Onderzoeksmateriaal en resultaat
Kenmerk
Omschrijving
Resultaat
AAQV8248NL
zwart/grijze weegschaal met daarop enkele witte vlekken. Hiervan werd bemonsterd:
A
bedieningspaneel van de weegschaal
cocaïne aangetoond
B
weeggedeelte van de weegschaal
cocaïne aangetoond
AAQV8247NL
zwart/grijze weegschaal met een klepje met op de weegschaal enkele witte vlekken en enkele bruine deeltjes
A
bedieningspaneel van de weegschaal
amfetamine, cocaïne, THC en/of THC-zuur, coffeïne en een relatief kleine hoeveelheid fenacetine aangetoond
B
weeggedeelte van de weegschaal
amfetamine, cocaïne, THC en/of THC-zuur, coffeïne en een relatief kleine hoeveelheid fenacetine aangetoond
AAQV8863NL
metalen blikje met daarin vier toegevouwen papiertjes
A
toegevouwen papiertje
cocaïne aangetoond
B
toegevouwen papiertje
cocaïne aangetoond
C
toegevouwen papiertje
cocaïne aangetoond
D
toegevouwen papiertje
cocaïne en dexa- en/of
levamisol aangetoond
In relatie tot drugs is coffeïne een versnijdingsmiddel voor amfetamine, cocaïne.
In relatie tot drugs zijn dexamisol en/of levamisol en fenacetine versnijdingsmiddelen voor cocaïne.
Conclusie
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 24 maart 2023 in Steenwijk meermalen opzettelijk cocaïne heeft verkocht. De rechtbank acht niet bewezen dat sprake is van medeplegen en zal verdachte daarom van dat deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Feit 2
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting op 26 juni 2025;
  • het procesverbaal onderzoek van bevindingen van 25 maart 2023, pagina 345;
  • de kennisgeving van inbeslagneming van 24 maart 2023, pagina 428.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte gehandeld heeft in hennep en ook niet dat sprake is van medeplegen. De rechtbank zal verdachte van die delen van de tenlastelegging vrijspreken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 24 maart 2023 te Steenwijk, in gemeente Steenwijkerland,
meermalen, opzettelijk heeft verkocht,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij op 24 maart 2023 te Steenwijk, in gemeente Steenwijkerland,
aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van 11,5 gram, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2
de overtreding: handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor feit 1 wordt veroordeeld tot een taakstraf van honderdtwintig uren, waarvan veertig uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het reclasseringsrapport van 15 januari 2025. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor feit 2 wordt veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke geldboete van tweehonderd euro, met een proeftijd van twee jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie passend is. De raadsman heeft verzocht om rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan cocaïnehandel vanuit een woning. Het is algemeen bekend dat harddrugs een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid en zeer verslavend zijn. Het gebruik van harddrugs, dat wordt gefaciliteerd door de handel in harddrugs, draagt bij aan de instandhouding van criminaliteit. De handel in harddrugs in een woonwijk, zoals hier, zorgt bovendien voor overlast voor de omwonenden. Verdachte heeft hiervoor geen oog gehad en heeft kennelijk alleen gedacht aan zijn eigen gewin.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 29 april 2025. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Meest recent is de veroordeling van 31 januari 2024 door het Gerechtshof ArnhemLeeuwarden vanwege overtreding van de Opiumwet en de Wet Wapens en Munitie. Gelet op die veroordeling is artikel 63 Sr van toepassing.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 15 januari 2025. De reclassering heeft beschreven dat verdachte geen cocaïne meer gebruikt en dat hij afstand heeft genomen van zijn vader die hem negatief zou beïnvloeden. Verdachte wordt op vrijwillige basis begeleid door Homerun, heeft een huurwoning en stelt zich begeleidbaar op. De reclassering schat het recidiverisico in als laag als verdachte zijn woning behoudt, geen middelen gebruikt, afstand houdt tot zijn vader en zijn positieve houding vasthoudt. De reclassering adviseert om de zaak af te doen met een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, meewerken aan ambulante begeleiding, dagbesteding en meewerken aan middelencontrole. De reclassering acht het opleggen van een gevangenisstraf niet wenselijk, omdat verdachte daardoor zijn huurwoning, en daarmee ook de stabiliteit in zijn leefsituatie, kan verliezen.
De redelijke termijn
De rechtbank is van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is overschreden. Op 25 maart 2023 is verdachte in verzekering gesteld. Verdachte kon daaraan in redelijkheid de verwachting ontlenen dat tegen hem door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zou worden ingesteld. De rechtbank stelt aldus vast dat op 25 maart 2023 de redelijke termijn, waarbinnen verdachte dient te worden berecht, is aangevangen. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet worden afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Van bijzondere omstandigheden is in deze zaak naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De datum van dit vonnis is 10 juli 2025; dat betekent dat de redelijke termijn met ruim drie maanden is overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding moet leiden tot strafvermindering.
De strafoplegging
Gezien de ernst van het gepleegde misdrijf, de recidive en de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het oriëntatiepunt voor het verkopen van harddrugs vanuit een pand gedurende minder dan een maand is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. Gelet op het tijdsverloop en het advies van de reclassering zal de rechtbank de gevangenisstraf aan verdachte echter grotendeels voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante begeleiding, het vinden van dagbesteding en meewerken aan middelencontrole. De rechtbank zal daarnaast een taakstraf opleggen aan verdachte.
Alles afwegende, acht de rechtbank voor feit 1 passend en geboden een gevangenisstraf van 92 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals hiervoor genoemd, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, en een taakstraf van 90 uren. Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, zal de rechtbank de taakstraf verlagen tot 80 uren. De rechtbank zal daarnaast een geheel voorwaardelijke geldboete van € 200, opleggen voor feit 2.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14, 14b, 14c, 22c, 22d, 23 en 62 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2, de overtreding:
handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezen verklaarde;
straf
feit 1
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
92 (tweeënnegentig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
90 (negentig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien verdachte gedurende de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich binnen 5 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres 5] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat begeleiden door Homerun of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen van de begeleidende instantie;
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of
vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- meewerkt aan controle op het gebruik van alcohol of drugs om het middelengebruik te
beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
80 (tachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;

feit 2

- veroordeelt verdachte tot betaling van
een geldboete van € 200, (zegge: tweehonderd euro);
- beveelt dat bij niet volledige betaling en verhaal van de geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
4 (vier) dagen;
- bepaalt dat deze geldboete
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Vodegel, voorzitter, mr. J. de Ruiter en mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2022524331. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.