ECLI:NL:RBOVE:2025:4621

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
08.334182.24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor veertien koperdiefstallen met grote financiële schade en hinder voor het spoorverkeer

Op 10 juli 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 51-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 193 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 180 uren. De man was schuldig aan veertien koperdiefstallen, waarbij hij koperen kabels langs het spoor heeft weggenomen. Dit leidde tot hinder en aanzienlijke financiële schade. De rechtbank heeft het vonnis uitgesproken na een openbare terechtzitting op 26 juni 2025, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij opzettelijk gevaar heeft veroorzaakt voor het spoorwegverkeer, maar heeft wel de diefstal bewezen verklaard. De verdachte had zich als veiligheidsfunctionaris bewust moeten zijn van de gevolgen van zijn daden. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die inmiddels een woning en begeleiding heeft.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.334182.24 (P)
Datum vonnis: 10 juli 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1974 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 juni 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. L.J.H.M. Achten, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte al dan niet samen met anderen, meermalen:
feit 1:opzettelijk gevaar heeft veroorzaakt voor het spoorwegverkeer
dan weldat het aan zijn schuld te wijten is dat gevaar is ontstaan voor het spoorwegverkeer;
feit 2:koper heeft van het spoorwegwerk heeft gestolen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 5 juli 2024 tot en met 7 oktober 2024 Zwolle en/of
Assen en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, te weten
- op of omstreeks 5 juli 2024 en/of
- op of omstreeks 7 oktober 2024
opzettelijk gevaar heeft veroorzaakt voor het verkeer door mechanische kracht over
een spoorweg,
door koper van een of meer spoorwegwerken te verwijderen,
ten gevolge waarvan (telkens)
- bij passage van treinen een vlamboog werd getrokken over de ES-lassen en/of
- een of meerdere keren de slagbomen bij een of meer spoorwegovergangen niet
zijn gesloten en/of niet zijn geopend en/of
- treinen met aanwijzing langzaam moesten rijden en/of de overwegen in storing
met zeer lage snelheid moesten passeren,
waardoor gevaar voor de treinen en/of voor gebruikers van die
spoorwegovergang(en) ontstond;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 5 juli 2024 tot en met 7 oktober 2024 te Zwolle
en/of Assen en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, te weten
- op of omstreeks 5 juli 2024 en/of
- op of omstreeks 7 oktober 2024
zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam
koper van een spoorwegwerk heeft verwijderd,
ten gevolge waarvan (telkens)
- bij passage van treinen een vlamboog werd getrokken over de ES-lassen en/of
- een of meerdere keren de slagbomen bij een of meer spoorwegovergangen niet
zijn gesloten en/of niet zijn geopend en/of
- treinen met aanwijzing langzaam moesten rijden en/of de overwegen in storing
met zeer lage snelheid moesten passeren,
waardoor het aan zijn/hun schuld te wijten was dat gevaar, te weten gevaar voor de
treinen en/of voor gebruikers van die spoorwegovergang(en) ontstond;
2
hij in of omstreeks de periode van 5 juli 2024 tot en met 8 oktober 2024 te Zwolle
en/of Wijster en/of Hoogeveen en/of Stroe en/of Dalfsen en/of Beilen en/of
Hooghalen en/of Glimmen en/of Oudesluis en/of Assen en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal
koper, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan [bedrijf 1] BV, in elk geval aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf
heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen koper onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een
valse sleutel.
3. De bewijsmotivering [1]
3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezenverklaard, met uitzondering van het ten laste gelegde medeplegen en het deel van de tenlastelegging onder feit 1 dat ziet op 7 oktober 2024.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde feit, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat door het handelen van verdachte gevaar is ontstaan voor het spoorwegverkeer. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld of het gevaar dat is beschreven in de processenverbaal is veroorzaakt door het wegnemen van koperen kabels door verdachte.
Feit 2
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting op 26 juni 2025;
  • het procesverbaal van aangifte van [aangever 1] , namens [bedrijf 1] , van 3 oktober 2024 (p. 143);
  • het procesverbaal van aangifte van [aangever 2] , namens [bedrijf 1] , van 13 juli 2024 (p. 153);
  • het procesverbaal van aangifte van [aangever 1] , namens [bedrijf 1] , van 7 oktober 2024 (p. 163);
  • het procesverbaal van aangifte van [aangever 3] , namens [bedrijf 1] , van 29 september 2024 (p. 167);
  • het procesverbaal van aangifte van [aangever 4] , namens [bedrijf 1] , van 12 oktober 2024 (p. 172);
  • het procesverbaal van aangifte van [aangever 5] , namens [bedrijf 2] , van 18 oktober 2024 (p. 211);
  • het procesverbaal van aangifte van [aangever 4] , namens [bedrijf 1] , van 13 oktober 2024 (p. 177);
  • het procesverbaal van aangifte van [aangever 4] , namens [bedrijf 1] , van 13 oktober 2024 (p. 182);
  • het procesverbaal van aangifte van [aangever 4] , namens [bedrijf 1] , van 5 oktober 2024 (p. 220);
  • het procesverbaal van aangifte van [aangever 4] , namens [bedrijf 1] , van 13 oktober 2024 (p. 198);
  • het procesverbaal van aangifte van [aangever 4] , namens [bedrijf 1] , van 13 oktober 2024 (p. 202);
  • het procesverbaal van aangifte van [aangever 4] , namens [bedrijf 1] , van 13 oktober 2024 (p. 206);
  • het procesverbaal van aangifte van [aangever 4] , namens [bedrijf 1] , van 12 oktober 2024 (p. 224);
  • het procesverbaal van aangifte van [aangever 4] , namens [bedrijf 1] , van 19 oktober 2024 (p. 216).
De rechtbank acht niet bewezen dat sprake is van medeplegen en zal verdachte van dat deel van de tenlastelegging vrijspreken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 5 juli 2024 tot en met 8 oktober 2024 te Zwolle en Wijster en Hoogeveen en Stroe en Dalfsen en Beilen en Hooghalen en Glimmen en Oudesluis en Assen, meermalen, koper, dat aan [bedrijf 1] BV toebehoorde
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen koper onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2
het misdrijf:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
6. De op te leggen straf of maatregel
6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van drie jaren, en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in de reclasseringsrapportage van 15 mei 2025.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf een passende afdoening is.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan veertien koperdiefstallen. Hij heeft koperen kabels weggenomen langs het spoor, waardoor hinder en grote financiële schade is ontstaan. Verdachte was werkzaam als veiligheidsfunctionaris bij een bedrijf dat werkzaamheden op en langs het spoor verrichtte. Juist verdachte had zich daarom bewust moeten zijn van de gevolgen van zijn handelen. Verdachte heeft alleen gedacht aan zijn eigen financieel gewin en de kabels verkocht aan oudijzerbedrijven voor relatief geringe bedragen om onder andere drugs te kunnen kopen, terwijl de herstelkosten van de schade aan het spoor vele malen hoger waren. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 25 juni 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet recent is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies van VNN reclassering van 15 mei 2025. De reclassering heeft beschreven dat er ten aanzien van verdachte zorgen waren op vrijwel alle leefgebieden, maar dat sinds februari 2025 sprake is van een voorzichtig positieve ontwikkeling. Verdachte is niet meer dakloos, want er is tijdelijke woonruimte en begeleiding geregeld voor verdachte en zijn gezin bij [locatie] . Daarnaast is bewindvoering aangevraagd en heeft verdachte een start gemaakt met behandeling voor zijn middelenverslaving. De reclassering heeft beschreven dat het reclasseringstoezicht nodig blijft om het recidiverisico te beperken en de ingezette positieve ontwikkeling vast te houden. De reclassering heeft als voorwaarden geadviseerd: een meldplicht, ambulante behandeling, ambulante begeleiding waaronder zo nodig meewerken aan een schuldhulpverleningstraject en meewerken aan middelencontrole.
Ter zitting heeft verdachte verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en spijt betuigd. Verdachte heeft verklaard dat hij bereid is om mee te werken aan de genoemde bijzondere voorwaarden.
De strafoplegging
De rechtbank overweegt dat gezien de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou kunnen worden opgelegd. De rechtbank zal echter geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Verdachte heeft sinds enige tijd een woning, begeleiding en is gestart met behandeling voor zijn verslaving. Hij is gemotiveerd om zijn leven een andere wending te geven. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou deze ontwikkelingen doorkruisen, terwijl deze van belang zijn om recidive te voorkomen.
Alles overwegend, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 193 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden. Om het recidiverisico te beperken, zal de rechtbank als bijzondere voorwaarden bij de voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen: een meldplicht, ambulante behandeling, ambulante begeleiding en meewerken aan middelencontrole. De rechtbank zal daarnaast een taakstraf van 180 uren opleggen.
De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis en de daaraan verbonden voorwaarden in stand laten.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 2, het misdrijf:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
193 (honderddrieënnegentig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
180 (honderdtachtig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Verslavingszorg Noord Nederland op het adres [adres] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich ambulant laat behandelen door Verslavingszorg Noord Nederland, [adres] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling richt zich tenminste op het middelengebruik. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- meewerkt, voor veelal praktische zaken als huisvesting en financiën, aan ambulante
begeleiding door een door de reclassering nader te bepalen instelling. Verdachte houdt zich aan de regels en afspraken die daarvoor met hem worden gemaakt, zolang de reclassering dit nodig acht. Dit kan ook inhouden dat verdachte verplicht is mee te werken aan een schuldhulpverleningstraject;
- meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Vodegel, voorzitter, mr. J. de Ruiter en mr. M.W. Eshuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2025.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer 2024457498. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.