Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
het college van burgemeester en wethouders van Zwolle, het college
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
Beoordeling door de rechtbank
Het beroep
dan welfunctioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak”. Naar het oordeel van de rechtbank scheiden de woorden ‘dan wel’ de definitie van ‘bijbehorend bouwwerk’ in twee delen. Steun voor deze conclusie leest de rechtbank in de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 26 oktober 2016. [2] De aanvraag omgevingsvergunning ziet op de uitbreiding van de supermarkt als hoofdgebouw. Dat daarvan sprake is, staat ook niet ter discussie. Daarmee wordt voldaan aan het eerste deel van de definitiebepaling van ‘bijbehorend bouwwerk’ en wordt er niet toegekomen aan de vraag of er (ook) sprake is van een uitbreiding die ‘functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw [is] verbonden’. De rechtbank ziet in het betoog van eiser dat uit de nota van toelichting zou blijken dat een bijbehorend bouwwerk altijd gebouwd moet worden bij een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw, wat daar verder ook van zij, geen aanleiding anders te oordelen. De hiervoor genoemde uitspraak is duidelijk, net als de tekst van het Bor. Het college is er terecht van uitgegaan dat de omgevingsvergunning voor de uitbreiding kon worden verleend op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, aanhef en onder 2°, van de Wabo in samenhang bezien met artikel 4, aanhef en onder 1, van bijlage II van het Bor.