ECLI:NL:RBOVE:2025:4506

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 juli 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
18.117795-23 (P), 18.207196-24 (gevoegd), 18.241956-21 (vnvv) en 18.333678-22 (vnvv)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor overtreding van de Leerplichtwet met werkstraf en bijzondere voorwaarden

Op 7 juli 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 17-jarige jongen veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en een meldplicht bij de jeugdreclassering. De jongen, geboren in 2007, werd beschuldigd van het overtreden van de Leerplichtwet 1969 door ongeoorloofd schoolverzuim. Tijdens de zitting op 23 juni 2025 heeft de officier van justitie de jongen opgeroepen en zijn raadsman, mr. G. Meijer, was aanwezig. De rechtbank heeft de zaak behandeld en kwam tot de conclusie dat de jongen zich schuldig had gemaakt aan het niet voldoen aan de verplichting om school te bezoeken, maar sprak hem vrij van de beschuldiging van beroving. De rechtbank oordeelde dat de feiten die de officier van justitie hem ten laste legde, deels bewezen konden worden. De jongen heeft bekend dat hij de Leerplichtwet heeft overtreden en de rechtbank legde een werkstraf op, waarbij bijzondere voorwaarden werden gesteld om hem te ondersteunen in zijn ontwikkeling. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de jongen, waaronder zijn woonsituatie en de begeleiding die hij ontvangt. De rechtbank benadrukte het belang van onderwijs en de gevolgen van het niet naleven van de Leerplichtwet.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familie en Jeugd
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 18.117795-23 (P), 18.207196-24 (gevoegd), 18.241956-21 (vnvv) en 18.333678-22 (vnvv)
Datum vonnis: 7 juli 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

De officier van justitie heeft verdachte (hierna: [verdachte] ) opgeroepen om op 23 juni 2025 voor de rechter te verschijnen. Deze oproep wordt een dagvaarding genoemd. De tenlastelegging is een onderdeel van de dagvaarding en hierin staat beschreven aan welk strafbaar feit [verdachte] zich schuldig zou hebben gemaakt. De officier van justitie beschuldigt [verdachte] van twee strafbare feiten.
Op 23 juni 2025 hebben de officier van justitie, [verdachte] en zijn raadsman, mr. G. Meijer, tijdens een zitting achter gesloten deuren gezegd wat zij van de beschuldigingen vinden. De rechtbank heeft daar naar geluisterd.

2.Samenvatting van het vonnis

De rechtbank schrijft in dit vonnis wat zij van de beschuldigingen vindt. Dit doet zij aan de hand van verschillende stappen in een bepaalde volgorde, zoals de wet die voorschrijft. De rechtbank komt in dit vonnis tot de conclusie dat de feiten die de officier van justitie [verdachte] verwijt, deels kunnen worden bewezen.
Van de beroving, die [verdachte] werd verweten, wordt [verdachte] vrijgesproken.
[verdachte] heeft de Leerplichtwet overtreden, want er is sprake van ongeoorloofd schoolverzuim. Hij krijgt daarom een straf opgelegd: een werkstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank zal daarbij de bijzondere voorwaarden stellen op de wijze zoals zij deze aan het eind van dit vonnis heeft geformuleerd. Dit betekent dat [verdachte] nu maar 40 uren werkstraf hoeft uit te voeren, op voorwaarde dat hij binnen twee jaren niet nogmaals een strafbaar feit pleegt en dat hij zich ook houdt aan de andere voorwaarden.

3.De tenlastelegging

De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Voor de leesbaarheid van dit vonnis nummert de rechtbank het feit van de zaak met parketnummer 18.117795-23 als feit 1 en het feit van de zaak met parketnummer 18.207196-24 als feit 2.
De verdenking komt er, kort en bondig, op neer dat [verdachte] :
feit 1:op 2 maart 2023 in Groningen samen met anderen of alleen [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) (onder bedreiging) met geweld heeft beroofd van zijn tas (met inhoud);
feit 2:in de periode van 11 maart 2024 tot en met 2024 in [plaats] heeft gespijbeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1
hij op of omstreeks 2 maart 2023 te Groningentezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,een (Louis Vuitton) tas (met inhoud, (te weten/waaronder) een bankpas en/of
idbewijs en/of een JBL hoofdtelefoon), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld
en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om,
bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,door (- zakelijk weergegeven -) hem (bij zijn kleding) vast te pakken en/of tegen een
muur te drukken en/of (daarmee) de vrije doorgang te belemmeren en/of zijn tas
van zijn hals/schouder af te pakken/nemen en/of (daarbij en/of voorafgaand) aan
hem toe te voegen; "Die tas vind ik wel mooi. Wil je hem aan mij geven" en/of "...ik
wil die van jou", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
feit 2
hij in of omstreeks de periode van 11 maart 2024 tot en met 24 mei 2024 te
[plaats] , althans in Nederland
als jongere die de leeftijd van 12 jaren had bereikt,
terwijl hij als leerling aan een school, te weten het [school] stond
ingeschreven,
niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de
Leerplichtwet 1969, deze school geregeld te bezoeken.

4.De bewijsmotivering

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat [verdachte] van het onder feit 1 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Het onder feit 2 ten laste gelegde is volgens de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft hetzelfde standpunt als de officier van justitie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de inhoud van het strafdossier en de behandeling op de zitting onvoldoende wettig en overtuigend bewijs beschikbaar is om vast te kunnen stellen dat [verdachte] op 2 maart 2023 in Groningen samen met anderen of alleen [slachtoffer] (onder bedreiging) met geweld heeft beroofd van zijn tas (met inhoud). De rechtbank zal [verdachte] hiervan vrijspreken.
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde
[verdachte] heeft bekend dat hij het onder feit 2 ten laste gelegde heeft gepleegd. Tijdens de zitting is door [verdachte] of zijn raadsman ten aanzien van dit feit geen vrijspraak bepleit. De rechtbank komt daarom op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van dit aan [verdachte] ten laste gelegde feit, waarbij de rechtbank overeenkomstig artikel 359 lid 3 laatste volzin Sv zal volstaan met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen:
de (bekennende) verklaring van [verdachte] , afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 23 juni 2025;
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal “Leerplicht” van 25 juni 2024, met proces-verbaalnummer 18.207196-24, opgemaakt door de buitengewoon opsporingsambtenaar [verbalisant] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank vindt op grond van de inhoud van de opgegeven bewijsmiddelen van het aan [verdachte] ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen dat:
feit 2
hij in de periode van 11 maart 2024 tot en met 24 mei 2024 te [plaats] , als jongere die de leeftijd van 12 jaren had bereikt, terwijl hij als leerling aan een school, te weten het [school] , stond ingeschreven, niet heeft voldaan aan de verplichting om overeenkomstig de bepalingen van de Leerplichtwet 1969 deze school geregeld te bezoeken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. [verdachte] is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2 en 26 van de Leerplichtwet 1969. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 2
de overtreding:
als leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt de verplichting tot geregeld volgen van onderwijs niet nakomen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De motivering van de straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] wordt veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft geëist dat aan het voorwaardelijk strafdeel de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. Vóór de zitting heeft de officier van justitie op papier gevorderd dat [verdachte] ook nog werkstraffen moet uitvoeren die eerder voorwaardelijk zijn opgelegd. De officier van justitie vindt dat deze vorderingen moeten worden afgewezen, omdat de proeftijd van die voorwaardelijke straffen al om was.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in de eis van de officier van justitie.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank vindt daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van het gepleegde feit
[verdachte] is net als andere jongeren van zijn leeftijd op basis van de Leerplichtwet verplicht om naar school te gaan. Op school doen kinderen kennis op en ontwikkelen zij zichzelf. Hierdoor worden zij zelfstandig en vinden zij een plek in de samenleving en opgeleid om . Het is ook belangrijk om voldoende te worden opgeleid om op latere leeftijd een passende baan te kunnen krijgen. [verdachte] heeft de Leerplichtwet overtreden, want er is sprake van ongeoorloofd schoolverzuim. Hij is gedurende een periode van bijna drie maanden regelmatig, in ieder geval 42 uren, niet op school geweest.
De persoon van [verdachte]
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van [verdachte] van 22 mei 2025. Aan [verdachte] is in 2022 voor een mishandeling een deels voorwaardelijke werkstraf opgelegd. Daarnaast is [verdachte] in 2023 nog veroordeeld tot een deels voorwaardelijke werkstraf voor het overtreden van de Leerplichtwet. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en de jeugdreclassering en de door de vertegenwoordigers van de Raad en de jeugdreclassering op de zitting gegeven toelichting over de begeleiding en de ontwikkeling van [verdachte] en over wat een passende straf kan zijn. Verder heeft de rechtbank geluisterd naar wat [verdachte] over zijn persoonlijke omstandigheden heeft verteld.
[verdachte] is een (inmiddels) 17-jarige jongen. Hij heeft voor zijn jonge leeftijd al veel meegemaakt. [verdachte] woont sinds november bij een beschermde woonvorm van CuraXL. Hij heeft het hier naar zijn zin en hij heeft een goede band met zijn persoonlijk begeleider. In het nieuwe schooljaar wil [verdachte] beginnen met de mbo-4-opleiding Social work. Hij wil in de toekomst andere mensen gaan helpen die verslaafd zijn of andere problemen hebben. Het gaat op veel gebieden nu veel beter met [verdachte] dan vroeger. Hij blowt nog wel af en toe, maar niet meer zoveel zoals hij heeft gedaan. [verdachte] probeert weer meer te sporten in de sportschool en het contact met zijn vader is beter dan voorheen. Toch heeft [verdachte] het nog steeds niet gemakkelijk. Zijn moeder is onlangs overleden en zijn vader is ernstig ziek.
De Raad en de jeugdreclassering vinden het daarom belangrijk dat [verdachte] er niet alleen voor komt te staan en de hulp blijft krijgen die hij nodig heeft, ook om te voorkomen dat [verdachte] in de toekomst weer strafbare feiten zal plegen. Het advies is daarom om aan [verdachte] een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met een kader aan bijzondere voorwaarden waardoor [verdachte] de benodigde hulp blijft krijgen: een meldplicht bij de jeugdreclassering, de verplichting tot het volgen van onderwijs, een alcohol- en drugsverbod en het meewerken aan diagnostiek/hulpverlening/ambulante behandeling.
De strafoplegging
Omdat [verdachte] minderjarig is, past de rechtbank het jeugdstrafrecht toe. De rechtbank houdt vervolgens bij het bepalen van de straf en de hoogte ervan rekening met straffen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn opgelegd. [verdachte] verdient vanwege zijn strafblad in principe een onvoorwaardelijke straf. Omdat [verdachte] veel nare dingen in zijn leven heeft meegemaakt en hij het ook op dit moment vanwege alle omstandigheden niet makkelijk heeft, vindt de rechtbank het knap van [verdachte] dat hij ondanks alles en zijn jonge leeftijd aan zichzelf werkt en iets van zijn leven probeert te maken. De rechtbank vindt het net als de Raad en de jeugdreclassering belangrijk dat [verdachte] er niet alleen voor komt te staan en de hulp blijft krijgen die hij nodig heeft, om goede keuzes te kunnen maken. Wel vindt de rechtbank het belangrijk dat [verdachte] een deel van de werkstraf uitvoert, omdat het niet-naleven van regels nu eenmaal consequenties heeft.
De rechtbank vindt het, alles afwegend, passend en geboden om aan [verdachte] op te leggen een werkstraf van 80 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank aan het voorwaardelijke strafgedeelte de bijzondere voorwaarden koppelen zoals deze hierna aan het eind van dit vonnis zijn geformuleerd. Als [verdachte] tijdens de proeftijd een strafbaar feit pleegt of de andere voorwaarden niet naleeft, moet hij alsnog de gehele werkstraf verrichten. De rechtbank zal de jeugdreclassering de opdracht geven toezicht te houden op de naleving door [verdachte] van de opgelegde bijzondere voorwaarden.
Vorderingen tenuitvoerlegging voorwaardelijke straffen
De rechtbank zal de vorderingen van de officier van justitie (met parketnummers: 18.241956-21 en 18.333678-22) afwijzen, omdat de officier van justitie deze vorderingen pas heeft ingediend toen de proeftijd van de eerdere voorwaardelijke veroordelingen al was verstreken.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de artikelen 2 en 26 van de Leerplichtwet 1969 en de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 77aa van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 2
de overtreding:
als leerplichtige jongere die de leeftijd van 12 jaren heeft bereikt de verplichting tot geregeld volgen van onderwijs niet nakomen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf,bestaande uit een
werkstraf, voor de duur van
80 (tachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
- bepaalt dat van de werkstraf
een gedeelte van 40 (vijftig) uren niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten als verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- de
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte zich gedurende de proeftijd (of zoveel korter als de jeugdreclassering nodig vindt):
  • meldt bij de jeugdreclassering op de door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming [locatie] te bepalen tijdstippen, zo vaak en zolang deze instelling dat nodig vindt, en zich houdt aan de aanwijzingen die de jeugdreclassering hem in dat kader geeft;
  • een (door de jeugdreclassering te bepalen) zinvolle dagbesteding heeft in de vorm van school of werk;
  • meewerkt aan controle op het gebruik van alcohol en drugs door middel van urineonderzoek om het (eventueel) middelengebruik te beheersen. De jeugdreclassering bepaalt wanneer en hoe vaak wordt gecontroleerd. Dit kunnen zowel aangekondigde als onaangekondigde controles zijn;
  • meewerkt aan (andere) door de jeugdreclassering noodzakelijk geachte diagnostiek, hulpverlening en/of (ambulante) behandeling door een zorgverlener, te bepalen door de reclassering;
- draagt aan Jeugdbescherming [locatie] , met als verantwoordelijke gemeente [gemeente] , een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, op om
toezichtte houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf (met parketnummer 18.241956-21)
-
wijstde vordering tot tenuitvoerlegging
af;
vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf (met parketnummer 18.333678-22)
-
wijstde vordering tot tenuitvoerlegging
af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter en kinderrechter, mr. C.W. Couperus-van Kooten, kinderrechter, en mr. J.L. Souman, rechter, in tegenwoordigheid van mr. N. Klunder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2025.