ECLI:NL:RBOVE:2025:4474

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 juli 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
08/298432-24 en 08/036819-21 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor het aanwezig hebben van harddrugs en kweektoebehoren voor illegale hennepteelt

Op 7 juli 2025 heeft de Rechtbank Overijssel een 38-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. De verdachte was samen met een medeverdachte betrokken bij het aanwezig hebben van harddrugs, waaronder MDMA, cocaïne en amfetamine, en het voorhanden hebben van kweektoebehoren voor illegale hennepteelt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk deze middelen aanwezig had in een pand dat hij huurde, waar ook een kluis met drugs en kweektoebehoren werd aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wist van de aanwezigheid van deze middelen en dat hij daarmee de kans op het aanwezig hebben van harddrugs had aanvaard. De verdachte werd ook vrijgesproken van het aanwezig hebben van bepaalde harddrugs die in de kluis waren aangetroffen, omdat niet kon worden vastgesteld dat deze zich in zijn machtssfeer bevonden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een eerdere veroordeling voor een soortgelijk feit. De officier van justitie had een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden geëist, maar de rechtbank legde een straf van drie maanden op, rekening houdend met de omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/298432-24 en 08/036819-21 (TUL) (P)
Datum vonnis: 7 juli 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 juni 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. K. Tunç, advocaat in Hengelo (O), naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk meerdere soorten harddrugs, te weten MDMA, cocaïne en amfetamine, aanwezig heeft gehad;
feit 2:samen met een of meer anderen, althans alleen, voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of moest vermoeden dat deze bestemd waren voor de illegale hennepteelt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 12 oktober 2022 te Almelo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
- 2.186,13 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA en/of
- 36,15 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne en/of
- 5,24 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine,
een of meer middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 12 oktober 2022 te Almelo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad, te weten
- 14 assimilatielampen 1000 watt en/of
- 1 Opticlimate luchtgekoelde airco en/of
- 1 compleet schakelbord en/of
- 1 ( nieuw) koolstoffilter en/of
- meerdere elektriciteitssnoeren en/of
- 1 tempratuurventilatieregelaar en/of
- tuinslang van verschillende lengtes en/of
- 2 ( gebruikte) cannacutters (met hennepresten) en/of
- 1 kweektent en/of
- 1 slakkenhuisventilator 2320 watt en/of
- ongeveer 7 meter geïsoleerde luchtslang,
waarvan hij en zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, voor zover het gaat om de hoeveelheden MDMA die werden aangetroffen op de kluis in het pand. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken ten aanzien van de in de kluis aangetroffen harddrugs.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het onder 1 ten laste gelegde feit, voor zover het gaat om de hoeveelheden harddrugs die in de kluis werden aangetroffen. Ten aanzien van de op de kluis aangetroffen MDMA heeft de raadsman geen bewijsverweer gevoerd.
Wat betreft het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman geen verweer gevoerd, mede gelet op de bekennende verklaring van verdachte.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Feiten en omstandigheden
Op woensdag 12 oktober 2022 werd in het pand aan de [adres 2] een horecacontrole uitgevoerd door de gemeente Almelo in samenwerking met de douane. Tijdens die controle werden, onder meer, verdovende middelen (feit 1) en kweektoebehoren bestemd voor de illegale hennepteelt (feit 2) aangetroffen. Als gevolg daarvan werd het onderzoek overgedragen aan de politie. De meeste verdovende middelen werden aangetroffen op en in een kluis, die zich bevond in een ruimte achter een deur onder de trap naar de eerste verdieping. Uit nader onderzoek naar de verdovende middelen die op de kluis werden aangetroffen, te weten 29 groene pillen, 27 oranje pillen, 3 grijze pillen en 12,32 gram bruine kristalachtige brokjes, is gebleken dat deze MDMA bevatten. In de kluis werden daarnaast hoeveelheden MDMA, cocaïne en amfetamine aangetroffen.
Verdachte was de hoofdhuurder van het pand aan de [adres 2] . Hij gebruikte het pand voor de opslag van folies die hij nodig had voor zijn bedrijf [bedrijf] B.V. en kwam in de periode voorafgaand aan de doorzoeking meerdere malen in het pand. Omdat verdachte ruimte over had, heeft hij een goede kennis, [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ), toestemming gegeven om het pand te gebruiken als opslag voor zijn spullen. Zowel verdachte als [medeverdachte] hadden, door middel van een sleutel, toegang tot het pand.
In de kluis onder de trap werd, naast verpakkingen met harddrugs, ook een vuurwapen aangetroffen. Zowel op die verpakkingen als op het vuurwapen werd DNA aangetroffen waarvan [medeverdachte] de mogelijke donor was, waarbij de hypothese dat de bemonstering DNA bevat van [medeverdachte] extreem veel waarschijnlijker is dan dat het niet van hem is. De rechtbank concludeert op basis daarvan dat het het DNA van [medeverdachte] is dat is aangetroffen op de verpakkingen en het vuurwapen. Ook werd een medicijnverpakking op naam van de broer van [medeverdachte] , [naam] , in de kluis aangetroffen. Verdachte wist van de aanwezigheid van de kluis in het pand en had daarop wel eens wiet en potjes/bekertjes met verschillende gekleurde pillen zien staan.
Verdachte wist voorts dat [medeverdachte] kweektoebehoren in het pand had opgeslagen en ook dat deze toebehoren bestemd waren voor de illegale hennepteelt. Sterker nog, hij gaf [medeverdachte] toestemming voor het opslaan daarvan (feit 2). Ook was hij ervan op de hoogte dat [medeverdachte] in het weekend nog wel eens feestjes gaf in het pand.
Overwegingen en conclusies
Verdachte wordt verweten dat hij opzettelijk verdovende middelen aanwezig had in het pand aan de [adres 2] . Om tot bewezenverklaring daarvan te kunnen komen, moet kunnen worden vastgesteld dat de ten laste gelegde hoeveelheden verdovende middelen zich in de machtssfeer van verdachte bevonden en dat bij verdachte - een zekere mate van - wetenschap bestond ten aanzien van de aanwezigheid van die verdovende middelen in het door hem gehuurde pand. Het is niet noodzakelijk dat de verdovende middelen verdachte toebehoorden of dat hij daarover enige beschikkings- en/of beheersbevoegdheid had.
In de machtssfeer van verdachte
Als uitgangspunt geldt dat verdachte, als hoofdhuurder van het pand, de beschikkingsmacht had over de spullen die zich daarin bevonden. De kluis, met daarop de MDMA, bevond zich onder de trap in het pand achter een deur, waartoe verdachte toegang had. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte over de verdovende middelen op de kluis feitelijk kon beschikken. Zij bevonden zich in zijn machtssfeer.
Uit de in de kluis aangetroffen DNA-sporen van [medeverdachte] en het in de kluis aangetroffen medicijndoosje op naam van diens broer, leidt de rechtbank af dat [medeverdachte] gebruik maakte van de kluis en daar toegang toe had. Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken dat verdachte ook toegang had tot de kluis. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verdachte (mede) kon beschikken over de verdovende middelen die zich in de kluis bevonden.
Voorwaardelijk opzet
Verdachte heeft ontkend dat hij wetenschap had van de op 12 oktober 2022 in het pand aangetroffen harddrugs. Hij had wel vermoedens, maar heeft ervoor heeft gekozen om naar aanleiding van die vermoedens geen actie te ondernemen. De rechtbank is van oordeel dat uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden afgeleid dat verdachte wetenschap had van de op 12 oktober 2022 in en op de kluis aangetroffen harddrugs. De rechtbank ziet zich nu voor de vraag gesteld of bij verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet op het aanwezig hebben van die harddrugs. Verdachte moet daarvoor bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat in het pand harddrugs aanwezig waren.
Uit de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte zijn goede kennis [medeverdachte] toestemming heeft gegeven om spullen in het door hem, verdachte, gehuurde pand op te slaan en dat door [medeverdachte] met medeweten en toestemming van verdachte kweektoebehoren ten behoeve van de hennepteelt in het pand werden opgeslagen. Verdachte wist derhalve dat [medeverdachte] zich bezighield met verdovende middelen. Hij wist ook dat [medeverdachte] in de weekenden soms feestjes gaf in het pand. Verdachte kwam zelf ook meerdere malen in het pand en heeft bovendien ook wel eens gezien dat zich op de kluis onder de trap wiet en gekleurde pillen bevonden. Wat dit voor pillen waren heeft hij nooit aan [medeverdachte] gevraagd, terwijl dit onder de gegeven omstandigheden wel voor de hand had gelegen. De rechtbank is, gelet op het vorenstaande in samenhang bezien, van oordeel dat verdachte daarmee bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat in het pand, meer specifiek op de kluis in het pand, harddrugs aanwezig waren.
Gelet op het bovenstaande staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte de op de kluis aangetroffen hoeveelheid MDMA opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Medeplegen
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit als medepleger met een ander, te weten [medeverdachte] , heeft begaan.
Verdachte en [medeverdachte] beschikten beiden over een sleutel van het pand. Verdachte was niet de eigenaar van de op de kluis aangetroffen MDMA, maar hij koos ervoor om niet in te grijpen, ondanks dat hij als (hoofd)huurder van het pand bij uitstek degene was die tot actie had kunnen overgaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte niet alleen opzet had op de aanwezigheid van de MDMA, maar ook opzet had op het tezamen en in vereniging met een ander aanwezig hebben daarvan.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande, komt de rechtbank tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit, voor zover het gaat om de op 12 oktober 2022 op de kluis aangetroffen MDMA, te weten 39,19 gram. De rechtbank zal de verdachte vrijspreken ter zake van het aanwezig hebben van de aan hem tenlastegelegde verdovende middelen die zich in de kluis bevonden op de dag van de doorzoeking, nu uit het procesdossier niet volgt dat deze middelen zich in de machtssfeer van verdachte bevonden.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 12 oktober 2022 te Almelo, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 39,19 gram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij op 12 oktober 2022 te Almelo, tezamen en in vereniging met een ander, voorwerpen heeft voorhanden gehad, te weten
- 14 assimilatielampen 1000 watt en
- 1 Opticlimate luchtgekoelde airco en
- 1 compleet schakelbord en
- 1 ( nieuw) koolstoffilter en
- meerdere elektriciteitssnoeren en
- 1 temperatuurventilatieregelaar en
- tuinslang van verschillende lengtes en
- 2 ( gebruikte) cannacutters (met hennepresten) en
- 1 kweektent en
- 1 slakkenhuisventilator 2320 watt en
- ongeveer 7 meter geïsoleerde luchtslang,
waarvan hij en zijn mededader wisten of ernstige reden hadden te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2, 10 en 11a van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, gevorderd om aan hem op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, met de (relatief milde) aard en ernst van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn. Hij heeft verzocht aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar een forse taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich, samen met zijn medeverdachte, schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van harddrugs, te weten MDMA, en het voorhanden hebben van kweektoebehoren bestemd voor de illegale hennepteelt. Zowel harddrugs als, in mindere mate, softdrugs vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is tevens belastend voor de samenleving vanwege de daarmee gepaard gaande verschillende, ernstige vormen van criminaliteit, niet alleen aan de kant van de toeleveranciers, maar ook aan de kant van de gebruikers. Door willens en wetens de aanwezigheid van kweektoebehoren voor de hennepteelt in zijn pand toe te laten, heeft verdachte, hoewel het zover niet gekomen is, de gelegenheid gecreëerd tot het opzetten van een hennepkwekerij. Hennep is een verslavend en bewustzijnsbeïnvloedend middel ten aanzien waarvan de wetgever (onder meer) om die reden de productie heeft verboden. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij geen oog heeft gehad voor de schadelijke (neven)effecten van zijn handelwijze.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 12 mei 2025. Hieruit blijkt dat verdachte op 28 oktober 2021 is veroordeeld voor, onder meer, een soortgelijk druggerelateerd feit. Destijds werd aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand opgelegd met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank stelt echter vast dat die voorwaardelijke straf verdachte er niet van heeft weerhouden om zich, binnen een jaar na zijn veroordeling, opnieuw schuldig te maken aan nieuwe, soortgelijke, strafbare feiten.
Geen overschrijding van de redelijke termijn
De rechtbank overweegt dat elke verdachte recht heeft op een behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), te weten in beginsel twee jaren nadat de termijn een aanvang heeft genomen. Deze termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaruit verdachte heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het Openbaar Ministerie het ernstig voornemen had om een strafvervolging in te stellen. Hoewel het pand aan de [adres 2] op 12 oktober 2022 werd doorzocht, is de rechtbank van oordeel dat verdachte vanaf 6 maart 2024, te weten de dag waarop hij door de politie gehoord werd over zijn mogelijke betrokkenheid bij de in het pand aangetroffen goederen, redelijkerwijs heeft kunnen vermoeden dat hij vervolgd zou kunnen worden. Vanaf die datum begon de termijn te lopen. Op dat moment is door de Nederlandse Staat jegens verdachte een handeling verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zou worden ingesteld. Nu de behandeling van deze zaak binnen twee jaren na
6 maart 2024 wordt afgerond met een eindvonnis, is geen sprake van overschrijding van de redelijke termijn.
De rechtbank zal echter wel rekening houden met het tijdsverloop in deze zaak, gelet op de langere periode tussen de doorzoeking en het verhoor van verdachte en vervolgens tussen het verhoor van verdachte en de behandeling van de zaak ter terechtzitting.
Op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf en de omvang daarvan neemt de rechtbank de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgestelde oriëntatiepunten in aanmerking.
Voor het bezit van ongeveer 40 gram harddrugs is het uitgangspunt een taakstraf van 80 uren. Voor het aanwezig hebben van kweektoebehoren ten behoeve van de hennepteelt zijn geen oriëntatiepunten vastgesteld. Uit de jurisprudentie leidt de rechtbank af dat dergelijke feiten doorgaans worden bestraft met een al dan niet voorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het feit dat een eerdere veroordeling en een lopende proeftijd voor verdachte kennelijk geen beletsel vormden om zich te onthouden van het plegen van strafbare feiten, niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht, mede rekening houdend met het tijdsverloop tussen de feiten en de behandeling van de zaak ter terechtzitting, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De vordering tenuitvoerlegging

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 28 oktober 2021 (parketnummer 08/036819-21) opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand zal worden tenuitvoergelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft om afwijzing van de vordering verzocht en heeft verzocht de door de politierechter opgelegde voorwaardelijke straf mee te nemen bij een eventueel op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf in de onderhavige zaak.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Het is gebleken dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2, het misdrijf:
medeplegen van voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08/036819-21
- beveelt de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de rechtbank Overijssel van
28 oktober 2021 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.H. Kapinga, voorzitter, mr. J. Wentink en
mr. P.M.F. Schreurs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Leyendijk, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2025.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2023576494 van 14 augustus 2024. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 1
1.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 juni 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik wist dat [medeverdachte] kweektoebehoren bestemd voor de hennepteelt opsloeg in het door mij gehuurde pand aan de [adres 2] . Dat had hij mij gevraagd en ik heb dat toegestaan. Ik heb de kluis achter de deur onder de trap zien staan en heb daarop ook wel eens potjes met daarin gekleurde pillen zien staan. Ik had kunnen weten dat het drugs waren, mede gelet op het feit dat er in het weekend wel eens feestjes werden gegeven in het pand, maar het waren geen grote hoeveelheden en ik besloot om er niets mee te doen.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van 9 november 2022 (pagina 13-14), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 12 oktober 2022 werden wij verbalisanten, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , verzocht naar de [adres 2] te gaan.
In de entree was een deur, onder de trap, die open stond. Verbalisanten, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zagen dat achter deze deur een trapkast zat. Daarin zagen ze een soort van trolley met daarop een grijze kluis van ongeveer 40 x 40 x 40 centimeter. Op de kluis stond een bord stond met daarop plastic borrelglaasjes met daarin verschillende soorten en kleuren pillen, kristallen en poeders. Op het bord lag wit poeder en in een andere schaal een gripzakje met enkele pillen.
3.
Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 30 november 2022 (pagina’s 127, 129, 130, 131, 144 en 145), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
SIN originele partij: AAOG1532NLOmschrijving verpakking: plastic bekertje
Inhoud: Tabletten
Kleur: Groen gekleurd
Logo / Vorm: klavertje vier
Netto gewicht originele partij: 10,61 gram
Aantal tabletten: 29 stuks
Monster SIN: AAOX3025NL
Uitslag identificerend onderzoek: MDMA
SIN originele partij: AAOG1533NLOmschrijving verpakking: plastic bekertje
Inhoud: tabletten
Kleur: Oranje gekleurd
Logo/ Vorm: in de vorm van een uiltje
Netto gewicht originele partij: 14,61 gram
aantal tabletten: 27 stuks
Monster SIN: AAOX3024NL
Uitslag identificerend onderzoek: MDMA
SIN originele partij: AAPY8446NLOmschrijving verpakking: plastic bakje
Inhoud: Kristalachtige brokjes
Kleur: Bruin gekleurd
Netto gewicht originele partij: 12,32 gram
Uitslag identificerend onderzoek: MDMA
SIN originele partij: AAPY8447NLOmschrijving verpakking: gripzakje
Inhoud: Tabletten
Kleur: Grijs gekleurd
Logo / Vorm: doodshoofd met tekst en indruk MB en MYBRAND en een breuklijn
Aantal tabletten: 3 stuks
Netto gewicht originele partij: 1,65 gram
Uitslag identificerend onderzoek: MDMA;
4.
Het proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming van 12 december 2022, pagina’s 226 en 227), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Plaats: [adres 2]
Datum en tijd: 12 oktober 2022 te 18:00 uur
Omstandigheden: Tijdens een horeca controle van de gemeente is er drugs aangetroffen in een kast boven op een kluis.
Spoor identificatienr.:
AAOG1532NL;
5.
Het proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming van 13 december 2022, pagina’s 234 en 235), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Plaats: [adres 2]
Datum en tijd: 12 oktober 2022 te 18:00 uur
Omstandigheden: : Tijdens een horeca controle van de gemeente is er drugs
aangetroffen in een kast boven op een kluis.
Spoor identificatienr.:
AAOG1533NL;
6.
Het proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming van 25 april 2023, pagina’s 251 en 252), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Plaats: [adres 2]
Datum en tijd: 12 oktober 2022 te 18:00 uur
Omstandigheden: : Tijdens een horeca controle van de gemeente aangetroffen in een kast boven op een kluis.
Object: verdovende middelen
Spoor identificatienr.:
AAPY8446NL;
7.
Het proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming van 25 april 2023, pagina’s 253 en 254), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Plaats: [adres 2]
Datum en tijd: 12 oktober 2022 te 18:00 uur
Omstandigheden: : Tijdens een horeca controle van de gemeente is er drugs
aangetroffen in een kast boven op een kluis.
Spoor identificatienr.:
AAPY8447NL;
8.
Een geschrift, te weten een rapport NFIDENT van 1 december 2022 (pagina 151), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAOX3025NL tablet, groen, uit 10,61 gram; aantal bevat MDMA
bemonsteringen in onderzoek: een
9.
Een geschrift, te weten een rapport NFIDENT van 1 december 2022 (pagina 152), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAOX3024NL tablet, oranje, uit 14,61 gram; aantal bevat MDMA
bemonsteringen in onderzoek: een
10.
Een geschrift, te weten een rapport NFIDENT van 1 december 2022 (pagina 161), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAPY8446NL kristallen brokjes, bruin, uit 12,32 gram; bevat MDMA
aantal bemonsteringen in onderzoek: een
11.
Een geschrift, te weten een rapport NFIDENT van 1 december 2022 (pagina 164), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAPY8447NL tablet, grijs, uit 1,65 gram; aantal bevat MDMA
bemonsteringen in onderzoek: een
Ten aanzien van feit 2
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 juni 2025;
het proces-verbaal van bevindingen van 9 november 2022 (pagina’s 13 tot en met 15).