3.3Het oordeel van de rechtbank
Op woensdag 12 oktober 2022 werd in het pand aan de [adres 2] een horecacontrole uitgevoerd door de gemeente Almelo in samenwerking met de douane. Tijdens die controle werden, onder meer, verdovende middelen (feit 1) en kweektoebehoren bestemd voor de illegale hennepteelt (feit 2) aangetroffen. Als gevolg daarvan werd het onderzoek overgedragen aan de politie. De meeste verdovende middelen werden aangetroffen op en in een kluis, die zich bevond in een ruimte achter een deur onder de trap naar de eerste verdieping. Uit nader onderzoek naar de verdovende middelen die op de kluis werden aangetroffen, te weten 29 groene pillen, 27 oranje pillen, 3 grijze pillen en 12,32 gram bruine kristalachtige brokjes, is gebleken dat deze MDMA bevatten. In de kluis werden daarnaast hoeveelheden MDMA, cocaïne en amfetamine aangetroffen.
Verdachte was de hoofdhuurder van het pand aan de [adres 2] . Hij gebruikte het pand voor de opslag van folies die hij nodig had voor zijn bedrijf [bedrijf] B.V. en kwam in de periode voorafgaand aan de doorzoeking meerdere malen in het pand. Omdat verdachte ruimte over had, heeft hij een goede kennis, [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ), toestemming gegeven om het pand te gebruiken als opslag voor zijn spullen. Zowel verdachte als [medeverdachte] hadden, door middel van een sleutel, toegang tot het pand.
In de kluis onder de trap werd, naast verpakkingen met harddrugs, ook een vuurwapen aangetroffen. Zowel op die verpakkingen als op het vuurwapen werd DNA aangetroffen waarvan [medeverdachte] de mogelijke donor was, waarbij de hypothese dat de bemonstering DNA bevat van [medeverdachte] extreem veel waarschijnlijker is dan dat het niet van hem is. De rechtbank concludeert op basis daarvan dat het het DNA van [medeverdachte] is dat is aangetroffen op de verpakkingen en het vuurwapen. Ook werd een medicijnverpakking op naam van de broer van [medeverdachte] , [naam] , in de kluis aangetroffen. Verdachte wist van de aanwezigheid van de kluis in het pand en had daarop wel eens wiet en potjes/bekertjes met verschillende gekleurde pillen zien staan.
Verdachte wist voorts dat [medeverdachte] kweektoebehoren in het pand had opgeslagen en ook dat deze toebehoren bestemd waren voor de illegale hennepteelt. Sterker nog, hij gaf [medeverdachte] toestemming voor het opslaan daarvan (feit 2). Ook was hij ervan op de hoogte dat [medeverdachte] in het weekend nog wel eens feestjes gaf in het pand.
Overwegingen en conclusies
Verdachte wordt verweten dat hij opzettelijk verdovende middelen aanwezig had in het pand aan de [adres 2] . Om tot bewezenverklaring daarvan te kunnen komen, moet kunnen worden vastgesteld dat de ten laste gelegde hoeveelheden verdovende middelen zich in de machtssfeer van verdachte bevonden en dat bij verdachte - een zekere mate van - wetenschap bestond ten aanzien van de aanwezigheid van die verdovende middelen in het door hem gehuurde pand. Het is niet noodzakelijk dat de verdovende middelen verdachte toebehoorden of dat hij daarover enige beschikkings- en/of beheersbevoegdheid had.
In de machtssfeer van verdachte
Als uitgangspunt geldt dat verdachte, als hoofdhuurder van het pand, de beschikkingsmacht had over de spullen die zich daarin bevonden. De kluis, met daarop de MDMA, bevond zich onder de trap in het pand achter een deur, waartoe verdachte toegang had. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte over de verdovende middelen op de kluis feitelijk kon beschikken. Zij bevonden zich in zijn machtssfeer.
Uit de in de kluis aangetroffen DNA-sporen van [medeverdachte] en het in de kluis aangetroffen medicijndoosje op naam van diens broer, leidt de rechtbank af dat [medeverdachte] gebruik maakte van de kluis en daar toegang toe had. Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken dat verdachte ook toegang had tot de kluis. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verdachte (mede) kon beschikken over de verdovende middelen die zich in de kluis bevonden.
Verdachte heeft ontkend dat hij wetenschap had van de op 12 oktober 2022 in het pand aangetroffen harddrugs. Hij had wel vermoedens, maar heeft ervoor heeft gekozen om naar aanleiding van die vermoedens geen actie te ondernemen. De rechtbank is van oordeel dat uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden afgeleid dat verdachte wetenschap had van de op 12 oktober 2022 in en op de kluis aangetroffen harddrugs. De rechtbank ziet zich nu voor de vraag gesteld of bij verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet op het aanwezig hebben van die harddrugs. Verdachte moet daarvoor bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat in het pand harddrugs aanwezig waren.
Uit de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte zijn goede kennis [medeverdachte] toestemming heeft gegeven om spullen in het door hem, verdachte, gehuurde pand op te slaan en dat door [medeverdachte] met medeweten en toestemming van verdachte kweektoebehoren ten behoeve van de hennepteelt in het pand werden opgeslagen. Verdachte wist derhalve dat [medeverdachte] zich bezighield met verdovende middelen. Hij wist ook dat [medeverdachte] in de weekenden soms feestjes gaf in het pand. Verdachte kwam zelf ook meerdere malen in het pand en heeft bovendien ook wel eens gezien dat zich op de kluis onder de trap wiet en gekleurde pillen bevonden. Wat dit voor pillen waren heeft hij nooit aan [medeverdachte] gevraagd, terwijl dit onder de gegeven omstandigheden wel voor de hand had gelegen. De rechtbank is, gelet op het vorenstaande in samenhang bezien, van oordeel dat verdachte daarmee bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat in het pand, meer specifiek op de kluis in het pand, harddrugs aanwezig waren.
Gelet op het bovenstaande staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte de op de kluis aangetroffen hoeveelheid MDMA opzettelijk aanwezig heeft gehad.
De rechtbank acht ook bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit als medepleger met een ander, te weten [medeverdachte] , heeft begaan.
Verdachte en [medeverdachte] beschikten beiden over een sleutel van het pand. Verdachte was niet de eigenaar van de op de kluis aangetroffen MDMA, maar hij koos ervoor om niet in te grijpen, ondanks dat hij als (hoofd)huurder van het pand bij uitstek degene was die tot actie had kunnen overgaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte niet alleen opzet had op de aanwezigheid van de MDMA, maar ook opzet had op het tezamen en in vereniging met een ander aanwezig hebben daarvan.
Gelet op het vorenstaande, komt de rechtbank tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit, voor zover het gaat om de op 12 oktober 2022 op de kluis aangetroffen MDMA, te weten 39,19 gram. De rechtbank zal de verdachte vrijspreken ter zake van het aanwezig hebben van de aan hem tenlastegelegde verdovende middelen die zich in de kluis bevonden op de dag van de doorzoeking, nu uit het procesdossier niet volgt dat deze middelen zich in de machtssfeer van verdachte bevonden.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.