Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
primair), dan wel dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het schuldwitwassen van die voorwerpen (
subsidiair).
3.De procesafspraken
- verdachte ziet af van het indienen van (nadere) onderzoekswensen;
- verdachte hoeft in het kader van de afspraken geen bekennende verklaring af te leggen;
- de officier van justitie zal ter terechtzitting rekwireren tot een bewezenverklaring van het primair aan verdachte ten laste gelegde feit;
- de officier van justitie zal ter terechtzitting voor die bewezenverklaring een strafeis vorderen van een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van tweehonderdveertig uren, te vervangen door honderdtwintig dagen hechtenis, indien zij deze niet of niet naar behoren verricht. Daarbij is benadrukt dat zonder procesafspraken een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, zou worden geëist;
- verdachte doet afstand van het beslag;
- door de verdediging worden geen verweren gevoerd;
- met betrekking tot de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zijn afspraken gemaakt over de hoogte van het genoten voordeel en de hoogte van de betalingsverplichting, welke afspraken in het ontnemingsvonnis kunnen worden opgenomen;
- de officier van justitie en de verdediging zien af van het instellen van hoger beroep, als en nadat de rechtbank overeenkomstig de inhoud van de procesafspraken vonnis wijst;
- de procesafspraken vervallen indien en voor zover de rechtbank deze niet volgt of een gevangenisstraf oplegt van meer dan één maand onvoorwaardelijk, dan wel een taakstraf van honderdzestig uren of minder oplegt en/of naast één maand onvoorwaardelijke gevangenisstraf geen voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden of meer oplegt.
4.De bewijsmotivering
5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
medeplegen van een gewoonte maken van witwassen.
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De strafmotivering
8.De toegepaste wettelijke voorschriften
9.De beslissing
medeplegen van een gewoonte maken van witwassen;
gevangenisstrafvoor de duur van
13 (dertien) maanden;
12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende volgende voorwaarde niet is nagekomen: de
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.