In deze zaak vorderen eisers, [eiser 1] en [eiser 2], schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis waarin zij zijn veroordeeld tot ontruiming van hun huurwoning. De eisers wonen samen in een woning die zij huren van De Woonplaats. Bij vonnis van 19 mei 2025 zijn zij veroordeeld tot ontruiming binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Op 12 juni 2025 is dit vonnis aan hen betekend. In het kort geding dat op 3 juli 2025 heeft plaatsgevonden, hebben eisers verzocht om schorsing van de ontruiming, onder andere in afwachting van de uitkomst van hun hoger beroep. De Woonplaats heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van eisers.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat het belang van De Woonplaats bij ontruiming zwaarder weegt dan het belang van eisers bij schorsing van de ontruiming. De rechter heeft daarbij overwogen dat eisers herhaaldelijk overlast hebben veroorzaakt, ondanks eerdere waarschuwingen en kansen om hun gedrag aan te passen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van eisers tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis moet worden afgewezen, en hen veroordeeld in de proceskosten van de procedure. De proceskosten zijn begroot op € 678,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving.