ECLI:NL:RBOVE:2025:4354

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
08.011481.25 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen minderjarige verdachte wegens vervaardigen en openbaar maken van seksuele afbeeldingen van stiefbroers en stiefvader

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Overijssel op 3 juli 2025 uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2009, die zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk en wederrechtelijk vervaardigen van seksuele afbeeldingen van zijn stiefbroers en stiefvader, alsook aan het openbaar maken van deze afbeeldingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 16 juli 2023 tot en met 23 mei 2024 meerdere afbeeldingen en filmpjes heeft gemaakt van zijn stiefbroers en stiefvader in kwetsbare situaties, zoals naakt of in ondergoed. De verdachte heeft deze beelden vervolgens openbaar gemaakt via chatsites, wat een ernstige inbreuk op de privacy van de slachtoffers met zich meebracht.

Tijdens de zitting op 19 juni 2025 heeft de verdachte bekend dat hij de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. De rechtbank heeft op basis van de bewijsmiddelen, waaronder de bekentenis van de verdachte en verklaringen van de slachtoffers, geoordeeld dat de feiten wettig en overtuigend bewezen zijn. De rechtbank heeft de verdachte een voorwaardelijke werkstraf van 80 uren opgelegd, met een proeftijd van twee jaren, en bijzondere voorwaarden voor begeleiding en diagnostiek. Tevens is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de slachtoffers, die door zijn handelen in hun eer en goede naam zijn aangetast.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte, zijn kwetsbaarheid en de impact van de feiten op de slachtoffers. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de immateriële schadevergoeding is vastgesteld op € 1.000,-- voor elk van de slachtoffers, en een materiële schadevergoeding van € 1,72 aan één van de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om mee te werken aan diagnostiek en behandeling, om de kans op herhaling te verkleinen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Familie en Jeugd
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.011481.25 (P)
Datum vonnis: 3 juli 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats],
wonende aan de [woonplaats].

1.De toelichting op dit vonnis

De officier van justitie heeft verdachte (hierna: [verdachte]) opgeroepen om op 19 juni 2025 voor de rechtbank te verschijnen. Deze oproep wordt ook wel een dagvaarding genoemd. De tenlastelegging is een onderdeel van de dagvaarding en hierin staat beschreven aan welke strafbare feiten [verdachte] zich schuldig zou hebben gemaakt.
Op 19 juni 2025 hebben de officier van justitie, [verdachte] en zijn raadsvrouw
mr. J. Klomp, advocaat in Enschede, tijdens een zitting achter gesloten deuren gezegd wat zij van de beschuldigingen vinden. De rechtbank heeft daar naar geluisterd.
De rechtbank schrijft in dit vonnis wat zij van de beschuldigingen vindt. Dit doet zij aan de hand van verschillende stappen in een bepaalde volgorde, zoals de wet die voorschrijft. De rechtbank komt in dit vonnis tot de conclusie dat de feiten die de officier van justitie [verdachte] verwijt, kunnen worden bewezen.
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk en wederrechtelijk vervaardigen van afbeeldingen van seksuele aard van zijn stiefbroers en stiefvader en aan het openbaar maken van deze afbeeldingen. Hij krijgt daarom een straf opgelegd: een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 80 uren, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank zal daarbij bijzondere voorwaarden stellen op de wijze zoals zij deze aan het eind van dit vonnis heeft geformuleerd. Ook moet [verdachte] schadevergoeding betalen aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en bondig, op neer dat [verdachte] in de periode van 16 juli 2023 tot en met 23 mei 2024 opzettelijk en wederrechtelijk meerdere afbeeldingen van seksuele aard van [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]), [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) en zijn stiefvader heeft vervaardigd (
feit 1)en de afbeeldingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] openbaar heeft gemaakt (
feit 2).
Voluit luidt de tenlastelegging aan [verdachte], dat:
feit 1hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 16 juli 2023 tot en met 23mei 2024 te Haaksbergen,opzettelijk en wederrechtelijkvan (een) perso(o)n(en), te weten zijn stiefbroer(s) [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of zijnstiefvader,een of meer afbeelding(en) van seksuele aard, te weten- een vijftal filmpjes (16 juli 2023), waarop een van zijn stiefbroers op een stoelzittend in onderbroek te zien is en/of- een filmpje (16 juli 2023) waarop [slachtoffer 1] in zijn boxershort zittend op de bank te zienis en/of- een filmpje (28 juli 2023) waarop te zien is dat de (stief)vader van verdachte naaktonder de douche staat en/of- een filmpje (25 augustus 2023) waarop te zien is dat [slachtoffer 2] in zijn onderbroek staaten/of- een filmpje (11 september 2023) waarop te zien is dat [slachtoffer 1] naakt is en/of- een filmpje (2 december 2023) waarop te zien is dat [slachtoffer 1] naakt onder de douchestaat en/of- een tweetal afbeeldingen (14 mei 2024) waarop te zien is dat [slachtoffer 2] naakt is en/of- een filmpje (23 mei 2024) waarop te zien is dat [slachtoffer 2] naakt onder de douche staat,heeft vervaardigdhij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 16 juli 2023 tot en met 23mei 2024 te Haaksbergen,opzettelijk en wederrechtelijkvan (een) perso(o)n(en), te weten zijn stiefbroer(s) [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of zijnstiefvader,een of meer afbeelding(en) van seksuele aard, te weten- een vijftal filmpjes (16 juli 2023), waarop een van zijn stiefbroers op een stoelzittend in onderbroek te zien is en/of- een filmpje (16 juli 2023) waarop [slachtoffer 1] in zijn boxershort zittend op de bank te zienis en/of- een filmpje (28 juli 2023) waarop te zien is dat de (stief)vader van verdachte naaktonder de douche staat en/of- een filmpje (25 augustus 2023) waarop te zien is dat [slachtoffer 2] in zijn onderbroek staaten/of- een filmpje (11 september 2023) waarop te zien is dat [slachtoffer 1] naakt is en/of- een filmpje (2 december 2023) waarop te zien is dat [slachtoffer 1] naakt onder de douchestaat en/of- een tweetal afbeeldingen (14 mei 2024) waarop te zien is dat [slachtoffer 2] naakt is en/of- een filmpje (23 mei 2024) waarop te zien is dat [slachtoffer 2] naakt onder de douche staat,heeft vervaardigd
feit 2hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 16 juli 2023 tot en met 23mei 2024 te Haaksbergen,een of meer afbeelding(en) van seksuele aard, van (een) perso(o)n(en), te weten zijnstiefbroer(s) [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1], teweten (een) afbeelding(en) en/of (een) filmpje(s), waarop te zien is dat [slachtoffer 2] en/of[slachtoffer 1] naakt is/zijn en/of enkel een boxershort draagt/dragen,openbaar heeft gemaakt,terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dezeafbeelding(en) opzettelijk en wederrechtelijk was/waren vervaardigd

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zijn.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde
[verdachte] heeft bekend dat hij het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft gepleegd. Tijdens de zitting is door [verdachte] of zijn raadsvrouw geen vrijspraak bepleit. De rechtbank komt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen [1] tot een bewezenverklaring van de aan [verdachte] ten laste gelegde feiten, waarbij de rechtbank overeenkomstig artikel 359, lid 3, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv) zal volstaan met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen:
de (bekennende) verklaring van [verdachte], afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 19 juni 2025;
het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 11 juli 2024 (pagina’s 4 tot en met 21);
het proces-verbaal van bevindingen van 22 oktober 2024 (pagina’s 28 tot en met 30).
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de opgegeven bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1hij op meer tijdstippen in de periode 16 juli 2023 tot en met 23 mei 2024 te Haaksbergen,opzettelijk en wederrechtelijk van personen, te weten zijn stiefbroers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en zijnstiefvader, meer afbeeldingen van seksuele aard, te weten- een vijftal filmpjes (16 juli 2023), waarop een van zijn stiefbroers op een stoelzittend in onderbroek te zien is,- een filmpje (16 juli 2023) waarop [slachtoffer 1] in zijn boxershort zittend op de bank te zienis,- een filmpje (28 juli 2023) waarop te zien is dat de stiefvader van verdachte naaktonder de douche staat,- een filmpje (25 augustus 2023) waarop te zien is dat [slachtoffer 2] in zijn onderbroek staat,- een filmpje (11 september 2023) waarop te zien is dat [slachtoffer 1] naakt is,- een filmpje (2 december 2023) waarop te zien is dat [slachtoffer 1] naakt onder de douchestaat,- een tweetal afbeeldingen (14 mei 2024) waarop te zien is dat [slachtoffer 2] naakt is en- een filmpje (23 mei 2024) waarop te zien is dat [slachtoffer 2] naakt onder de douche staat,heeft vervaardigdfeit 2hij op meer tijdstippen in de periode 16 juli 2023 tot en met 23 mei 2024 te Haaksbergen,meer afbeeldingen van seksuele aard, van personen, te weten zijnstiefbroers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], te weten afbeeldingenwaarop te zien is dat [slachtoffer 2] naakt is en [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] enkel een boxershort draagt/dragen openbaar heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist dat deze afbeeldingen opzettelijk en wederrechtelijk waren vervaardigd
De rechtbank acht niet bewezen wat aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. [verdachte] is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 139h (oud) van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
het opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon een afbeelding van seksuele aard vervaardigen, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
het openbaar maken van een afbeelding van seksuele aard van een persoon, terwijl hij weet dat die opzettelijk en wederrechtelijk was vervaardigd, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van [verdachte]

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat [verdachte] strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan [verdachte] een voorwaardelijke werkstraf van 80 uren met een proeftijd van twee jaren wordt opgelegd. De officier van justitie heeft geëist dat aan deze voorwaardelijke werkstraf de door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) geadviseerde bijzondere voorwaarden worden gekoppeld. Daarnaast moet als bijzondere voorwaarde het hebben van zinvolle dagbesteding worden opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat de verdediging zich kan vinden in de eis van de officier van justitie.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van [verdachte], zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank vindt daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de gepleegde feiten
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan het vervaardigen van seksuele afbeeldingen van zijn stiefbroers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en van zijn stiefvader. [verdachte] maakte deze beelden als de slachtoffers aan het douchen waren of enkel ondergoed aan hadden. Vervolgens heeft [verdachte] de afbeeldingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] openbaar gemaakt door deze via chatsites door te sturen. Dit zijn ernstige feiten, die grote inbreuk maken op de privacy van de slachtoffers en hun eer en goede naam kunnen schaden. Eenmaal verspreid materiaal kan vaak niet (volledig) verwijderd en vernietigd worden, zodat slachtoffers ook na verspreiding hiermee nog gedurende lange tijd geconfronteerd kunnen worden. Uit de schriftelijke slachtofferverklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] blijkt dat het vervaardigen en openbaar maken van de beelden veel impact heeft gehad en nog steeds heeft op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. Zij ervaren gevoelens van boosheid, verdriet en schaamte.
De persoon van [verdachte]
Wat betreft de persoon van [verdachte] heeft de rechtbank gekeken naar het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van [verdachte] van 13 mei 2025, waaruit volgt dat [verdachte] niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport van de Raad van 5 juni 2025 en van wat [verdachte] op de zitting over zijn persoonlijke omstandigheden heeft verteld.
[verdachte] woont samen met zijn broer, zijn moeder en stiefvader [naam]. [verdachte] zit op het [school] (Speciaal onderwijs) in het vierde jaar. Hij heeft recent zijn diploma behaald. De Raad beschrijft [verdachte] als een kwetsbare jongen. Er zijn bij [verdachte] signalen van autisme, trauma en sociale angst. [verdachte] leeft in zijn eigen wereld. De Raad maakt zich zorgen om de algemene en de seksuele ontwikkeling van [verdachte]. Het is aan [verdachte] lastig te zien hoe hij zich voelt en wat er van in hem omgaat. [verdachte] is homoseksueel en is op zoek naar acceptatie daarvan. [verdachte] zegt met zijn moeder een goede band te hebben. Zijn moeder begrijpt hem en zij is een beschermende factor voor [verdachte].​​​​​​​ [verdachte] vertelt over zijn vader dat zij nooit een goede band hebben gehad. [verdachte] vertelt zich afgewezen te voelen door hem. De Raad vermoedt dat hij hierdoor op zoek is naar liefde, complimenten en acceptatie en dit vond bij oudere mannen op het internet. [verdachte] heeft al een tijd geen contact meer met zijn vader. Wat [verdachte] nodig heeft, is dat beide ouders hem accepteren en ondersteunen. [verdachte] is nog jong en staat aan het begin van de puberteit. [verdachte] start na de zomervakantie op het ROC. Hier wordt meer zelfstandigheid verwacht en is veel minder zicht op leerlingen dan op de huidige school van [verdachte]. Daarom kan [verdachte] de steun van beide ouders goed gebruiken. De Raad schat de kans op herhaling van een seksueel delict in als hoog. Er is diagnostisch onderzoek nodig op het gebied van de sociaal- emotionele ontwikkeling, de cognitieve ontwikkeling en de psychoseksuele ontwikkeling. Aan de hand hiervan kan behandeling worden ingezet. Er moet gewerkt worden aan het zelfbeeld van [verdachte] zodat hij zichzelf kan accepteren zoals hij is. Ook moet eventueel onderliggend trauma worden aangepakt. ​​​​​​​De Raad adviseert een geheel voorwaardelijke werkstraf, met de bijzondere voorwaarden van begeleiding door en een meldplicht bij Jeugdbescherming Overijssel, medewerking aan diagnostiek bij Accare en aan behandeling, en medewerking aan ondersteuning door of verwijzing naar een andere hulpverleningsinstantie.
De strafoplegging
Omdat [verdachte] minderjarig is past de rechtbank het jeugdstrafrecht toe. Bij het bepalen van de straf en de hoogte ervan houdt de rechtbank vervolgens rekening met straffen die in vergelijkbare gevallen door kinderrechters zijn opgelegd. De rechtbank houdt er rekening mee dat [verdachte] heeft gezegd dat hij veel spijt heeft van wat hij heeft gedaan. De rechtbank ziet in [verdachte] een kwetsbare jongen, die worstelt met zijn seksuele en sociale ontwikkeling. Het is van belang dat [verdachte] passende hulp en begeleiding krijgt en de rechtbank zal daarom de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen. [verdachte] heeft ook gezegd dat hij daar aan mee wil werken. Omdat er geen zorgen over de dagbesteding van [verdachte] zijn, ziet de rechtbank geen aanleiding om ‘het hebben van passende dagbesteding’ als bijzondere voorwaarde op te nemen, zoals door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank acht, alles afwegend, de door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke taakstraf van 80 uren met een proeftijd van twee jaren passend en geboden. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat [verdachte] in de toekomst weer de fout ingaat, zal de rechtbank aan die voorwaardelijke straf de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden koppelen zoals die hierna aan het eind van dit vonnis zijn geformuleerd.

7.De schade van benadeelden

7.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in dit strafproces gevoegd. De benadeelde partij vordert [verdachte] te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.251,72, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2023. De gevorderde materiële schadevergoeding bestaat uit de reiskosten naar de therapeut van € 1,72. Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 2.250,-- gevorderd.
7.2
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in dit strafproces gevoegd. De benadeelde partij vordert [verdachte] te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.250,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2023. Dit bedrag bestaat uit een vergoeding van de immateriële schade.
7.3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het toe te wijzen bedrag wat betreft immateriële schadevergoeding moet worden vastgesteld op een bedrag van € 1.000,--, te vermeerderen met de daartoe geldende wettelijke rente.
7.4
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de jonge leeftijd en draagkracht van [verdachte]. Zij heeft verzocht de immateriële schadevergoeding voor beide benadeelde partijen lager vast te stellen dan gevorderd
7.5
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De rechtbank stelt op basis van de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting vast dat voldoende verband bestaat tussen het bewezen verklaarde handelen van [verdachte] en de door de benadeelde partij gestelde schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht.
De materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schadepost, die overigens niet door de verdediging is betwist, voldoende is onderbouwd en aannemelijk is. De gevorderde materiële schadepost is dus toewijsbaar voor een bedrag van € 1,72, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2024.
De immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat aan de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade in de zin van artikel 6:106 aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW) is toegebracht door de bewezenverklaarde feiten. De benadeelde partij is door het onrechtmatig handelen van [verdachte] in zijn eer of goede naam aangetast. De rechtbank stelt de omvang van de immateriële schade naar billijkheid vast op een bedrag van € 1.000,--. De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment dat de schade is ontstaan. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van het feit, de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij en de vergoedingen die in soortgelijke zaken door rechters zijn toegekend. De vordering is gebaseerd op meer psychische schade, maar nu (nog) geen diagnose is gesteld en ook geen behandeling heeft plaatsgevonden, behoeft dit deel van de vordering een nadere onderbouwing. De benadeelde partij in de gelegenheid stellen deze nadere onderbouwing alsnog te leveren is een onevenredige belasting van het strafproces. De rechtbank zal daarom de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De rechtbank stelt op basis van de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting vast dat voldoende verband bestaat tussen het bewezen verklaarde handelen van [verdachte] en de door de benadeelde partij gestelde schade om aan te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht.
De immateriële schade
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezen verklaarde handelen van [verdachte] in zijn eer of goede naam aangetast. De rechtbank stelt de omvang van de immateriële schade naar billijkheid vast op een bedrag van € 1.000,--. De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment dat de schade is ontstaan. Daarbij heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van het feit, de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij en de vergoedingen die in soortgelijke zaken door rechters zijn toegekend. De vordering is gebaseerd op meer psychische schade, maar nu (nog) geen diagnose is gesteld en ook geen behandeling heeft plaatsgevonden, behoeft dit deel van de vordering een nadere onderbouwing. De benadeelde partij in de gelegenheid stellen deze nadere onderbouwing alsnog te leveren is een onevenredige belasting van het strafproces. De rechtbank zal daarom de vordering tot vergoeding van immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien [verdachte] jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
De rechtbank ziet in de leeftijd van [verdachte] aanleiding om, voor het geval [verdachte] niet voldoet aan zijn verplichtingen uit hoofde van de op te leggen schadevergoedingsmaatregel, het aantal dagen gijzeling op nul te stellen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z en 77aa Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
het opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon een afbeelding van seksuele aard vervaardigen, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
het openbaar maken van een afbeelding van seksuele aard van een persoon, terwijl hij weet dat die opzettelijk en wederrechtelijk was vervaardigd, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1 en feit 2 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van
80 (tachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen.
- bepaalt dat deze taakstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- de
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte zich gedurende de proeftijd:
  • laat begeleiden door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel, afdeling Jeugdreclassering en zich op de door de Jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de Jeugdreclassering zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
  • meewerkt aan diagnostiek bij Accare (Preventieve en Forensische Jeugd Psychiatrie (FJP) of een soortgelijke instelling en dat hij meewerkt aan de behandeling die wordt geadviseerd, zolang de Jeugdreclassering dit nodig acht;
  • meewerkt aan andere door Jeugdbescherming Overijssel noodzakelijk geachte ondersteuning of verwijzing naar andere hulpverleningsinstanties zoals Accare of een soortgelijke instelling, als dit gedurende de begeleiding door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht om de kans op herhaling te verkleinen;
- draagt aan Jeugdbescherming Overijssel (AST106), een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
de vordering van de benadeelde partij[slachtoffer 2]
-
wijstde vordering van
de benadeelde partij [slachtoffer 2] toetot een bedrag van
€ 1.001,72;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat der Nederlanden vervalt en omgekeerd;
  • bepaalt dat de benadeelde partij
de vordering van de benadeelde partij[slachtoffer 1]
-
wijstde vordering van
de benadeelde partij [slachtoffer 1] toetot een bedrag van
€ 1.000,--;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de
  • veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat der Nederlanden vervalt en omgekeerd;
  • bepaalt dat de benadeelde partij
Dit vonnis is gewezen door mr. J.L. Souman, voorzitter, mr. B.T.C. Jordaans en mr. A.B. de Wit, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Drent, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2025.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland Team Zeden (ON), genaamd Jupiter, met nummer ONRBC24244. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.