Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De vordering van de officier van justitie
2.De procedure
3.Procesafspraken
- veroordeelde ziet af van het indienen van (nadere) onderzoekswensen;
- veroordeelde erkent dat hij uit de mede door hem gepleegde strafbare feiten een wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten van € 850.000,--.
- de verdediging voert geen inhoudelijk en/of draagkracht verweer;
- veroordeelde doet afstand van het beslag ter waarde van € 4.725,--, gedaan ter inning van het ontnemingsbedrag. Met dit bedrag is reeds rekening gehouden bij het vaststellen van de betalingsverplichting;
- de betalingsverplichting van veroordeelde stellen de officier van justitie en de verdediging vast op € 420.275,--;
- veroordeelde zal vóór de inhoudelijke behandeling (als gebaar van betalingsbereidheid) een bedrag van € 300.000,-- overdragen aan de politie/het Openbaar Ministerie (OM) ter inning van een deel van de betalingsverplichting. Hetzelfde geldt voor [medeveroordeelde]. Het OM zal dan de Turkse autoriteiten verzoeken het aldaar op verzoek van Nederland gelegde beslag op te heffen, indien dit aan de orde is. Bovendien zal het OM in deze ontnemingszaak en de daarmee samenhangende strafzaak geen beslag leggen op de woning in Turkije, als veroordeelde en [medeveroordeelde] allebei genoemd bedrag vóór 1 november 2024 hebben overdragen. Dit laat onverlet dat de Turkse autoriteiten zelfstandig en/of op andere gronden beslag kunnen leggen;
- het resterende ontnemingsbedrag zal op de reguliere wijze in het kader van de executie door veroordeelde aan het CJIB moeten worden voldaan;
- de officier van justitie en de verdediging zien af van het instellen van hoger beroep, als en nadat de rechtbank overeenkomstig de inhoud van de procesafspraken vonnis wijst;
- de procesafspraken vervallen indien en voor zover de rechtbank deze niet volgt of een ontnemingsbedrag vaststelt dat meer dan 10% afwijkt van het door de procespartijen overeengekomen ontnemingsbedrag en/of de door de procespartijen overeengekomen betalingsverplichting;
- indien de rechtbank tot een lager ontnemingsbedrag komt dan in de procesafspraken is overeengekomen en reeds door veroordeelde aan de politie/het Openbaar Ministerie is voldaan, dan zal het OM een eventueel teveel ontvangen geldbedrag na kracht van gewijsde van de ontnemingszaak aan veroordeelde terugbetalen.
4.De beoordeling van de vordering
:als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, en 11, derde vierde en vijfde lid van de Opiumwet;
:medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A en B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
:medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A en B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
:medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
5.De wettelijke voorschriften
6.De beslissing
- stelt het bedrag waarop het door veroordeelde
- legt veroordeelde de verplichting op tot
- bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op