In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 1 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Reggewoon en een gedaagde partij over de ontbinding van een huurovereenkomst. De eiser, Stichting Reggewoon, heeft de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden op basis van artikel 7:231 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek, nadat de burgemeester van Hellendoorn een last onder bestuursdwang had opgelegd voor de woning van de gedaagde, wegens drugshandel. De gedaagde huurde de woning sinds 29 november 2007 en de maandelijkse huurprijs bedroeg € 630,56. De burgemeester had de woning gesloten voor een periode van zes maanden, na een huiszoeking waarbij drugs en attributen voor drugshandel waren aangetroffen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde onvoldoende toezicht heeft gehouden op de activiteiten van haar meerderjarige zoons, die betrokken waren bij de drugshandel. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het belang van de verhuurder om op te treden tegen drugshandel zwaarder weegt dan het belang van de gedaagde om in de woning te blijven. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot ontruiming van de woning en tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 630,56 per maand, alsook tot betaling van proceskosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde de woning uiterlijk op 31 juli 2025 moet ontruimen.