ECLI:NL:RBOVE:2025:4287

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
08-217609-23 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het bezit van drugs en illegale wapens met voorwaardelijke taakstraf

Op 1 juli 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit van drugs en illegale wapens. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk aanwezig hebben van 16 XTC-pillen en ongeveer 250 gram hennep, evenals munitie van verschillende kalibers. De verdachte is vrijgesproken van enkele andere ten laste gelegde feiten, waaronder het bezit van cocaïne en een boksbeugel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte feitelijke macht had over de aangetroffen verdovende middelen en munitie, en dat hij zich bewust was van de aanmerkelijke kans op hun aanwezigheid. De officier van justitie had een taakstraf van 120 uren geëist, en de rechtbank heeft deze opgelegd als een voorwaardelijke taakstraf, met de verplichting om zich te melden bij de reclassering. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gebrek aan een vaste woon- of verblijfplaats en zijn bereidheid om hulp te zoeken. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is geregistreerd onder het parketnummer 08-217609-23 (P).

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-217609-23 (P)
Datum vonnis: 1 juli 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 juni 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.G.J. Plat, advocaat in Rotterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:al dan niet samen met anderen opzettelijk in 4,24 gram cocaïne en 16 XTC-pillen heeft gehandeld dan wel dat hij deze verdovende middelen opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 2, feit 3 en feit 5:een revolver, kogelpatronen en een boksbeugel voorhanden heeft gehad;
feit 4:opzettelijk ongeveer 250 gram hennep aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij in of omstreeks 29 augustus 2023 te Enschede tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk 4,24 gram ccaïne en/of 16 XTC-pillen (MDMA) (6,5 gram heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA (telkens) (een) middel(elen) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij op of omstreeks 29 augustus 2023 te Enschede een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (geladen) revolver, van het merk Smith & Wesson, type model 1909, kaliber .38 S&M en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 4 kogelpatronen (zaten in de revolver), merk GECO van het kaliber 9x19mm Luger zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of (bijbehorende) munitie voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 29 augustus 2023 te Enschede munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 21 kogelpatronen, browning van het kaliber 7.65 browning en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 5 kogelpatronen, S&B van het kaliber 9x19mm 14 en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 4 kogelpatronen, GECO van het kaliber 9x19mm Luger voorhanden heeft gehad;
4
hij op of omstreeks 29 augustus 2023 te Enschede opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 250 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5
hij op of omstreeks 29 augustus 2023 te Enschede een wapen van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel (met ingebouwd/verborgen mes)
voorhanden heeft gehad/gedragen/vervoerd.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder feit 2 ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden. De overige ten laste gelegde feiten kunnen wel wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, met dien verstande dat ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde het opzettelijk aanwezig hebben van de harddrugs bewezen kan worden verklaard.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor alle ten laste gelegde feiten en daartoe aangevoerd dat op basis van het dossier niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap van en beschikkingsmacht over de verdovende middelen, wapens en munitie heeft gehad.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vanwege de samenhang van de feiten en omstandigheden, zal de rechtbank deze hierna gezamenlijk bespreken.
3.3.1
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
Op 29 augustus 2023 om 15:30 uur is op verdenking van aanwezigheid van een hennepkwekerij, de woning gelegen aan de [adres] binnengetreden. [naam] (hierna: [naam]) staat op dat moment in de Basisregistratie Personen ingeschreven op datadres, maar woont er niet meer. In de woning treffen de verbalisanten verdachte aan op het linker bed in de slaapkamer. Er bevinden zich geen andere personen in de woning. Tijdens het zoekend rondijken in de slaapkamer zien de verbalisanten een tas van de supermarkt DIRK op de grond staan. In de tas zien zij een groot blok met wit poeder liggen. Verdachte is hierop aangehouden en bij de fouillering wordt er een sleutelbos aangetroffen, met sleutels die toegang geven tot de centrale deur en de deur van de fietsenkelder. Vervolgens is de woning doorzocht. In de slaapkamer is een dichtgeknoopte groene tas aangetroffen. In deze tas zitten drie zakjes met in totaal 20 gram hennepgruis. Op de slaapkamervloer ligt een doorzichtige zak met 130 gram hennepgruis. Ook treffen de verbalisanten daar een plastic tas van de supermarkt Albert Heijn aan met 100 gram henneptoppen. Op het rechter bed in de slaapkamer zien de verbalisanten een koffer liggen. Onder deze koffer wordt een boterhamzakje met zestien XTC-pillen aangetroffen. In een grijs tasje van het merk Louis Vuitton, dat onder het linker bed wordt aangetroffen,
hebben de verbalisanten twee scherpe patronen gevonden. Op het dressoir in de slaapkamer ligt een dichtgeknoopte sok. Daarin treffen de verbalisanten dertig patronen van verschillende kalibers aan. In de stortbak van het toilet wordt een revolver van het merk Smith & Wesson aangetroffen met daarin vier kogelpatronen. Verder worden in de woning nog een boksbeugel en 4,24 gram cocaïne aangetroffen. Onder het kussen van het linker bed in de slaapkamer treffen de verbalisanten een telefoon aan. De gebruiker van deze telefoon heeft om 15:20 uur via de applicatie Signal een bericht gestuurd met de tekst "
heb inval”, waarna er om 15:30 een bericht is ontvangen op deze telefoon met de tekst “
ja toch maar niet de deur open doen nog. Miss zijn ze sneaky checken”.
3.3.2
De overwegingen van de rechtbank
3.3.2.1 Het wettelijk kader
Voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie is vereist dat de verdachte een wapen of munitie bewust aanwezig heeft gehad. Die bewustheid hoeft zich niet uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Verder is voor de bewezenverklaring van dat voorhanden hebben nodig dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken.
Van “aanwezig hebben” als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder C, en artikel 3, aanhef en onder C, van de Opiumwet is sprake als de verdachte feitelijke macht over de verdovende middelen kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. De verdovende middelen moeten zich aldus in de machtssfeer van de verdachte hebben bevonden en daarvoor is noodzakelijk dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de verdovende middelen, althans van de aanmerkelijke kans daarop.
3.3.2.2 Toepassing van het wettelijk kader
Feit 2
De rechtbank acht, evenals als de officier van justitie en de verdediging, niet bewezen wat aan verdachte onder feit 2 ten laste is gelegd, zodat zij hem van dit feit zal vrijspreken.
Feit 5
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich niet bewust was van de aanwezigheid van de boksbeugel in de woning. Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan de rechtbank niet vaststellen op welke plek in de woning en onder welke omstandigheden de boksbeugel is aangetroffen door de verbalisanten. Gelet daarop kan de rechtbank niet vaststellen of verdachte beschikkingsmacht over de boksbeugel heeft gehad en of er sprake is geweest van bewustheid bij verdachte van de aanwezigheid van de boksbeugel in de woning. De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van dit feit, nu er op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende bewijs is dat verdachte de boksbeugel voorhanden heeft gehad, terwijl voor het dragen en vervoeren evenmin voldoende bewijsmiddelen voorhanden zijn.
Feiten 1, 3 en 4
-
Partiële vrijspraak feit 1
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde samen met een of meer anderen heeft begaan, zodat zij verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging zal vrijspreken. Ook acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte de onder feit 1 ten last gelegde harddrugs heeft bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt of vervoerd, zodat zij verdachte ook van die onderdelen van de tenlastelegging zal vrijspreken. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen op welke plek in de woning de 4,24 gram cocaïne is aangetroffen. Ook de door de officier van justitie ter terechtzitting overgelegde kennisgeving van inbeslagneming verschaft hier geen opheldering over, nu dit geschrift betrekking heeft op de inbeslagneming van 10 gram heroïne en klaarblijkelijk dus niet op de 4,24 gram cocaïne zoals ten laste is gelegd. Gelet op het voorgaande kan de rechtbank niet vaststellen of verdachte de feitelijke macht over de cocaïne heeft kunnen uitoefenen en of hij wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de cocaïne. De rechtbank zal de verdachte ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
-
Bewijsoverweging
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte de 16 XTC-pillen en 250 gram hennep opzettelijk aanwezig heeft gehad en of hij de munitie opzettelijk voorhanden heeft gehad. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt hierover het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de feitelijke macht over de munitie en de verdovende middelen heeft kunnen uitoefenen. Vaststaat dat verdachte door verbalisanten werd aangetroffen in de slaapkamer waarin ook de munitie en verdovende middelen lagen. Verdachte verbleef op dat moment al enkele uren, sinds de ochtend, in deze slaapkamer. De munitie en de verdovende middelen bevonden zich dus in de directe nabijheid van verdachte. De rechtbank is ook van oordeel dat verdachte op het moment van zijn aanwezigheid in de woning minst genomen bewust de aanmerkelijke kans op het aanwezig hebben van de hennep en de XTC-pillen heeft aanvaard en dat het niet anders kan dan dat hij zich bewust is geweest van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van de munitie in de slaapkamer. De rechtbank neemt hierbij de volgende omstandigheden in aanmerking. Tijdens het zoekend rondkijken in de slaapkamer zagen de verbalisanten een openstaande supermarkttas met daarin een groot blok wit poeder. Deze tas met inhoud moet ook voor verdachte zichtbaar zijn geweest toen hij in de ochtend de slaapkamer betrad. Verdachte had in het verleden eerder in de woning geslapen en beschikte over een sleutel die paste op de portiekdeur en op de toegangsdeur tot de fietsenkelder. Hij was bekend met de drugsproblematiek van de oorspronkelijke bewoonster van de woning. De rechtbank betrekt bij haar oordeel ook dat met de telefoon die in de slaapkamer werd aangetroffen, kort voor het binnentreden van de verbalisanten, een bericht was verstuurd met de inhoud “
heb inval”. Gelet op de tijdstip van het versturen van het bericht en omstandigheden waaronder de telefoon in de slaapkamer werd aangetroffen, te weten onder het kussen van het bed waarop verdachte kort daarvoor werd aangetroffen terwijl hij op dat moment alleen aanwezig was in de woning, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte dit bericht heeft verzonden. De voornoemde feiten en omstandigheden vragen om een verklaring van verdachte. Een dergelijke verklaring is uitgebleven. De rechtbank acht het, met het oog op de vastgestelde omstandigheden, ongeloofwaardig dat verdachte niet wist dat er munitie en verdovende middelen aanwezig waren in de slaapkamer. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder feit 1, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 29 augustus 2023 te Enschede opzettelijk 16 XTC-pillen (MDMA) (6,5 gram) aanwezig heeft gehad, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
hij op 29 augustus 2023 te Enschede munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 21 kogelpatronen, browning van het kaliber 7.65 browning en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 5 kogelpatronen, S&B van het kaliber 9x19mm 14 en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 4 kogelpatronen, GECO van het kaliber 9x19mm Luger voorhanden heeft gehad;
4
hij op 29 augustus 2023 te Enschede opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 250 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en in de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 4
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, geen stafmaatverweer gevoerd.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft kogelpatronen, XTC-pillen en – een naar gebruikersmaatstaven ruime hoeveelheid – hennep voorhanden gehad. De rechtbank acht de combinatie van de aangetroffen verdovende middelen en munitie in de woning zorgwekkend.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 2 mei 2025. Hieruit blijkt dat verdachte eerder in aanraking is gekomen met politie en justitie ter zake van feiten strafbaar gesteld in de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. Sinds de bewezenverklaarde feiten is verdachte niet opnieuw veroordeeld voor een strafbaar feit.
Ter terechtzitting heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij niet beschikt over een vaste woon- of verblijfplaats. Hij heeft geen baan en ook geen uitkering. Verdachte wil zijn leven weer op de rails krijgen, maar weet niet goed waar hij moet beginnen. Hij staat open voor contact met de reclassering.
De op te leggen straf of maatregel
Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf een passende strafmodaliteit. De rechtbank zal, anders dan gevorderd, een geheel voorwaardelijke taakstraf opleggen. Daarvoor neemt de rechtbank in aanmerking dat zij verdachte vrijspreekt van feit 2 en feit 5 alsmede van het onder feit 1 ten laste gelegde opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne. Daarnaast is er aanzienlijke tijd verstreken tussen de feiten en dit vonnis. Tot slot neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte ter terechtzitting te kennen heeft gegeven dat hij openstaat voor reclasseringsbemoeienis. Volgens verdachte heeft hij sinds zijn jeugd geen hulpverlening, althans niet in een justitieel kader, ontvangen. Ter terechtzitting zijn de problemen van verdachte op diverse leefgebieden, zoals huisvesting en dagbesteding, besproken en de rechtbank ziet dat verdachte gebaat is bij interventies gericht op deze leefgebieden. De rechtbank zal de verdachte de kans bieden om met de reclassering aan de slag te gaan en zal aan de voorwaardelijke straf een meldplicht als bijzondere voorwaarde verbinden. Verdachte beschikt niet over een postadres, maar de verdediging heeft ter terechtzitting verklaard dat bij een eventuele strafoplegging de correspondentie hierover naar het kantoor van de raadsvrouw verzonden mag worden. De reclassering kan dus via die weg contact opnemen met de verdachte. De voorwaardelijke taakstraf zal voor verdachte kunnen dienen als stok achter de deur om niet opnieuw strafbare feiten te plegen en hem motiveren om onder toezicht van de reclassering zijn problemen aan te pakken.
Alles afwegende acht de rechtbank een voorwaardelijke taakstraf van 120 uren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, passend. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke strafdeel een meldplicht als bijzondere voorwaarde koppelen. De proeftijd wordt gesteld op twee jaren.
6.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
6.4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het in beslag genomen geldbedrag terug dient te worden gegeven aan de rechthebbende, zodra deze bekend wordt.
6.4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat het in beslag genomen geldbedrag teruggegeven dient te worden aan verdachte.
6.4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van het onder hem in beslag genomen op de beslaglijst vermelde geldbedrag van € 195,-- (PL0600-2023384876-G3043645), aangezien dit niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 2 en feit 5 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 4
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
- bepaalt dat deze taakstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien de verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende algemene voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
De rechter kan de tenuitvoerlegging ook gelasten indien de verdachte gedurende de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende bijzondere voorwaarden
niet is nagekomen:
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich op eerste uitnodiging meldt bij Reclassering Nederland en zich daarna aldaar blijft melden, zo frequent die instelling dat noodzakelijk acht;
- beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de dagen doorgebracht in verzekering twee uren aftrek per dag plaatsvindt;
de in beslag genomen voorwerpen
- gelast de teruggave van het geldbedrag van € 195,-- (goednummer PL0600-2023384876-G3043645) aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. B.T.C. Jordaans en mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Kleinlugtenbeld, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2025.
Buiten staat
Mr. Heijink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2024041832. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van feit 1, feit 3 en feit 4
1.
Het proces-verbaal van bevindingen van 29 augustus 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 34-36:
Op dinsdag 29 augustus 2023 omstreeks 15:25 uur stonden wij voor de deur van de woning gelegen aan de [adres]. Dit in verband met de volgende MMA Melding:
In de woning, gelegen aan de [adres], is mogelijk een hennepkwekerij ingericht.
Op 29 augustus 2023 om 15:30 uur betraden wij de woning gelegen aan de [adres]. Ik zag dat er een persoon op een bed in een slaapkamer zat. Ik zag dat er twee bedden op de slaapkamer stonden. Ik zag dat de persoon op het linker bed zat. De persoon was de enige persoon aanwezig in de woning. Hij legitimeerde zich, met een paspoort, als [verdachte] ([verdachte]). Ik zag dat er in de slaapkamer een rode plastic tas van DIRK op de grond stond. Ik zag dat de tas open stond. Ik zag dat er een wit goedje in de tas lag. Toen ik dichterbij kwam zag ik dat het een groot blok met wit poeder betrof. Hierop hebben wij [verdachte] aangehouden voor het bezit van harddrugs. Ik heb de verdachte gefouilleerd. In de broek vond ik een sleutelbos. De sleutels pasten op de centrale deur en de deur van de fietsenkelder. Om 17:32 uur die dag, heeft RC A. Louter de zoeking geopend. Ik heb in de slaapkamer gezocht. Ik zag dat voor het dressoir meerdere tassen stonden. Eén van deze tassen betrof de rode DIRK plastic zak met het brok poeder er in. Ik zag dat er ook een groene stoffen tas op de grond lag. Ik zag dat hiervan de bovenkant dichtgeknoopt was. Ik zag dat er ook meerdere kleine verpakkingen in deze tas zaten met brokken gelijkend op hasj. Ik zag dat er naast deze groene tas een blauwe plastic Albert Heijn tas op de grond stond. Ik zag dat hier de bovenkant ook van dichtgeknoopt was. Ik zag dat in deze tas henneptoppen zaten. Ik zag dat op het dressoir een sok lag. Ik zag dat deze dichtgeknoopt was. Toen ik de sok opende zag ik dat er munitie uit de sok viel. Ik zag op het linker bed meerdere kussens en dekens liggen. Ik zag dat onder het kussen een zwarte telefoon lag. Ik opende de app genaamd '’Signal.' Ik zag dat [verdachte] om 15:20 uur een bericht heeft gestuurd met de tekst: "heb inval.” Ik zag dat [verdachte] om 15:30 uur deze dag een bericht heeft gekregen waar in staat : "ja toch maar niet de deur open doen nog. Miss zijn ze sneaky checken." Ik zag dat op het rechter bed een koffer stond. Ik zag dat onder de koffer een boterhamzakje lag. Ik zag dat er meerdere blauwe pillen in dit zakje zaten. Ik zag dat er onder het linker bed een Louis Vuitton tas lag met 2 scherpe patronen.
2.
De kennisgeving van inbeslagneming met registratienummer PL0600-2023384876-18, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 156:
Plaats: [adres]
Datum: 29 augustus 2023
Omstandigheden: aangetroffen koffer
Goednummer: PL0600-2023384876-3043615
Object: Pillen
Aantal/eenheid: 16 stuks
Kleur: Blauw
3.
Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 17 oktober 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 75:
SIN originele partij: [code]
Goednummer: 3043615
Netto gewicht originele partij: 6,50 gram
Aantal tabletten: 16 stuks
Uitslag kleurtesten: Indicatie voor MDMA
Uitslag identificerend onderzoek: MDMA
4.
Het deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut van 17 oktober 2023, zaaksnummer 2023.09.18.073 (aanvraag 004), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 80:
[Afbeelding]
5.
De kennisgeving van inbeslagneming met registratienummer PL0600-2023384876-27, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 171:
Plaats: [adres]
Datum: 29 augustus 2023
Omstandigheden: Aangetroffen op het dressoir in de slaapkamer
Goednummer: PL0600-2023384876-3043648
Object: Munitie (Kogelpatroon)
Aantal/eenheid: 4 stuks
Inhoud/specificatie: Geco 9 mm
Goednummer: PL0600-2023384876-3149772
Object: Munitie (Kogelpatroon)
Aantal/eenheid: 5 stuks
Merk/type: S&B
Bijzonderheden: 14.9 mm
Goednummer: PL0600-2023384876-3149781
Object: Munitie (Kogelpatroon)
Aantal/eenheid: 21 stuks
Merk/type: S&B
6.
Het (losbladig) proces-verbaal onderzoek wapen van 23 april 2024 inclusief bijlage, met proces-verbaalnummer PL0600-2023384876-61, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 1-5:
Goednummer: PL0600-2023384876-3043648
Object: Munitie (Kogelpatroon)
Aantal/eenheid: 4 stuks
Merk/type
:Geco
Kaliber: 9mm Luger
Goednummer: PL0600-2023384876-3149772
Object: Munitie (Kogelpatroon)
Aantal/eenheid: 5 stuks
Merk/type: S&B
Kaliber: 9xl9mm
Goednummer: PL0600-2023384876-3149781
Object: Munitie (Kogelpatroon)
Aantal/eenheid: 21 stuks
Merk/type: 21 stuks
Kaliber: 7.65 br
De inbeslaggenomen patronen zijn 21 kogelpatronen van het kaliber 7.65 browning, 5 kogelpatronen van het kaliber 9x19mm en 4 kogelpatronen van het kaliber 9 mm Luger.
Ik zag dat de kogelpatronen waren voorzien van de volgende bodemstempel:
- S&B 7.65 br. 22 (2lx)
- SB 9x19mm 14 ( 5x)
- GECO 9xl9mm LUGER (4x)
Dit is munitie in de zin van artikel 1 onder 4, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet Wapens en Munitie.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen van 30 augustus 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 29:
Tijdens de doorzoeking van perceel [adres] op dinsdag 29 augustus
2023 zijn de volgende goederen inbeslag genomen:
Goed Kamer Plaats
6. Tas appeltjes groen Slaapkamer Slaapkamervloer
9. 3 zakjes hennep Slaapkamer In tas (zie 6)
8.
Het proces-verbaal van bevindingen van 7 februari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 81:
Op dinsdag 29 augustus 2023 is in dit onderzoek een huiszoeking gedaan in de woning aan de [adres] Hennep is in de slaapkamer aangetroffen waar verdachte [verdachte] zich bevond op het moment van de aanhouding.
- een Albert Heijn tas met henneptoppen van in totaal 100 gram.
- doorzichtige zak met hennepgruis met een totaal gewicht van 130 gram.
- drie boterhamzakjes met hennepgruis van in totaal 20 gram.
Ik heb de hierboven genoemde inbeslaggenomen hennep bekeken en constateerde, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen toppen en gruis van hennepplanten waren.
9.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 juni 2025, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik heb een aantal keren eerder bij [naam] (de rechtbank begrijpt: [naam]) geslapen. Zij heeft een drugsverslaving. Ik ben op 29 augustus 2023 rond 8:00 of 9:00 uur aangekomen in de woning.
10.
Het proces-verbaal van verhoor [naam] (als verdachte) van 3 januari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, op pagina 139-140:
V: Waar wel ingeschreven?
A: Op de [adres].
V: Hoelang heb jij er zelf gewoond?
A: Vanaf maart 2023 woon ik er helemaal niet meer.