6.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Hoewel verdachte bij de reclassering heeft verklaard dat zij meermaals en op structurele basis seksuele contacten met haar zoon heeft gehad, komt de rechtbank op grond van de dossierstukken enkel tot bewezenverklaring dat verdachte eenmaal in het bijzijn van haar zoon seksuele handelingen met haar toenmalige echtgenoot, [medeverdachte], heeft verricht die op datzelfde moment seksuele handelingen bij haar zoon verrichtte en dat verdachte daarnaast tweemaal zelf seksuele handelingen met haar zoon heeft verricht.
Verdachte heeft dus veel minder handelingen bij haar zoon verricht dan [medeverdachte], die in een periode van 16 jaar stelselmatig seksuele handelingen met hun zoon heeft verricht. De rechtbank houdt hiermee in de strafoplegging rekening, hoewel dit niets af doet aan het feit dat verdachte dit wel heeft laten gebeuren en niet heeft ingegrepen waardoor zij de vreselijke situatie voor [slachtoffer] al die jaren in stand heeft gehouden.
Het misbruik van [slachtoffer] door verdachte heeft plaatsgevonden in de toenmalige woning van het gezin aan de [adres]. Dit is bij uitstek een plek waar [slachtoffer] als kind veilig had moeten zijn. Door het seksuele misbruik is een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer]. Hem is daardoor de kans op een normale seksuele ontwikkeling ontnomen.
Het vertrouwen dat elk kind in zijn ouder zou moeten kunnen stellen, van wie hij volledig afhankelijk is, is op zeer grove wijze door verdachte en [medeverdachte] beschaamd.
Het is de verantwoordelijkheid van een ouder om zijn kind een veilige, geborgen plaats te bieden. Juist ook omdat het misbruik thuis plaatsvond, is [slachtoffer] die veiligheid niet geboden.
.
[slachtoffer] zal wat hem is overkomen zijn hele leven met zich meedragen. Uit het ter zitting door [slachtoffer] op indrukwekkende wijze uitgeoefende spreekrecht blijkt dat het misbruik een zeer grote impact op hem heeft. Het heeft hem enorm beschadigd. [slachtoffer] heeft een complexe posttraumatische stressstoornis ontwikkeld en heeft suïcide pogingen ondernomen. Hij heeft inmiddels diverse behandelingen ondergaan om wat hem is overkomen te verwerken, maar hij heeft nog steeds herbelevingen en is bang dat zijn suïcidale gedachten terugkomen. Door de herbelevingen en de beelden die hij daarbij ziet, kan hij ook geen relatie aangaan en wordt hij beperkt in zijn mogelijkheden om een gezin te stichten.
Het hoeft geen betoog dat dit soort feiten ook in de samenleving gevoelens van verontwaardiging oproepen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 11 april 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud van een pro Justitia rapportage van 25 juni 2024. In deze rapportage heeft de deskundige, drs. J.A.M. Gresnigt, klinisch psycholoog, geconcludeerd dat ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde bij verdachte sprake was van een licht verstandelijke beperking, een posttraumatische stressstoornis, deels in remissie na behandeling, en onrijpe, vermijdende en afhankelijke persoonlijkheidskenmerken.
De psycholoog schrijft dat verdachte, als gevolg van haar verstandelijke beperkingen, beïnvloedbaar en weinig weerbaar is en dat de copingvaardigheden van verdachte tekort schieten in het omgaan met moeilijke sociale situaties. Mede hierdoor heeft zij het grensoverschrijdende seksuele gedrag van haar partner en, later van zichzelf, nooit besproken met iemand, waardoor er geen externe correctie kon plaatsvinden. De functionele afhankelijkheid en de angst voor zijn boosheid spelen hierbij een rol. Daarnaast had verdachte als gevolg van de verstandelijke beperkingen weinig zicht op de gevolgen van haar handelen voor [slachtoffer], al was er wel een besef dat het niet goed was wat zij deed. Naar haar zeggen heeft het feit dat zij zelf seksueel misbruikt en daardoor getraumatiseerd is, juist voor weerstand gezorgd om deze ontuchtige handelingen te plegen. Ze vertelt dat ze een ander nooit wilde aandoen wat zij zelf heeft ervaren. Kijkend naar de context lijkt op basis van haar verhaal de relatie met haar partner, en de druk die deze partner op haar legde, tevens van invloed te zijn geweest.
Verdachte was, mede door haar verstandelijke beperkingen, beïnvloedbaar en weinig weerbaar in de relatie met haar partner. Daarnaast heeft haar beperkte perceptuele/ analytische redeneervermogen tot gevolg dat zij de gevolgen van haar handelen niet goed kan overzien. Mede hierdoor was zij in verminderde mate in staat om stil te staan bij de consequenties van haar handelen en kan zij niet volledig verantwoordelijk worden gesteld voor haar handelen.
Gelet hierop adviseert de psycholoog om verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. Omdat het recidiverisico als laag wordt ingeschat adviseert de psycholoog geen interventies.
Verder heeft de rechtbank gekeken naar het reclasseringsadvies over verdachte van 24 juli 2024. Ook de reclassering acht het recidiverisico bij verdachte laag. De reclassering adviseert om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen omdat zij interventies niet nodig vindt. Indien een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd dient bij plaatsing rekening gehouden te worden met de lichamelijke problematiek van verdachte.
Voor wat betreft de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte neemt de rechtbank de conclusie op de in de rapportage van de psycholoog daarvoor uiteengezette gronden over en maakt zij de conclusie van de gedragsdeskundige tot de hare. De rechtbank acht verdachte ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank volgt het pleidooi van de raadsvrouw om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen niet. Hoewel duidelijk is dat verdachte met aanzienlijke gezondheidsproblemen kampt, is met hetgeen door de raadsvrouw is aangevoerd niet gebleken dat verdachte detentieongeschikt is. In het kader van de tenuitvoerlegging kan worden gesproken over de mogelijkheden om rekening te houden met de zorgbehoeften van verdachte. Voorshands is niet gebleken dat daartoe geen mogelijkheden bestaan.
De rechtbank ziet in de gezondheidssituatie van verdachte daarom geen reden om een andere strafmodaliteit dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die werden gepleegd zich daartegen verzet. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het ernstige zedenmisdrijven betreffen waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] in ernstige mate is geschonden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.