Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De schriftelijke vordering van de officier van justitie
2.De procedure
3.Procesafspraken
- veroordeelde ziet af van het indienen van (nadere) onderzoekswensen;
- veroordeelde erkent dat hij uit de mede door hem gepleegde strafbare feiten een wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten van € 412.277,--;
- de betalingsverplichting van veroordeelde stellen de officier van justitie en de verdediging vast op € 332.277,--;
- de verdediging voert geen inhoudelijk en/of draagkracht verweer;
- veroordeelde doet afstand van het beslag ter waarde van € 35.438,51, gedaan ter inning van het ontnemingsbedrag. Dit bedrag dient door het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) op genoemd bedrag van de betalingsverplichting in mindering te worden gebracht;
- het resterende bedrag zal op de reguliere wijze in het kader van de executie door veroordeelde aan het CJIB moeten worden voldaan;
- de officier van justitie en de verdediging zien af van het instellen van hoger beroep, als en nadat de rechtbank overeenkomstig de inhoud van de procesafspraken vonnis wijst;
- de procesafspraken vervallen indien en voor zover de rechtbank deze niet volgt of een ontnemingsbedrag vaststelt dat meer dan 10% afwijkt van het door de procespartijen overeengekomen ontnemingsbedrag en/of de door de procespartijen overeengekomen betalingsverplichting.
4.De beoordeling van de vordering
als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, en 11, derde vierde en vijfde lid van de Opiumwet;
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A en B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A en B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
5.De wettelijke voorschriften
6.De beslissing
- stelt het bedrag waarop het door veroordeelde
- legt veroordeelde de verplichting op tot
- bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op