ECLI:NL:RBOVE:2025:421

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
08.344751-21 en 15.269578-20 (ter terechtzitting gevoegd) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie en poging tot oplichting

Op 27 januari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en poging tot oplichting. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan deelname aan een organisatie die zich bezighield met het plegen van drugsgerelateerde misdrijven, waaronder het afleveren en vervoeren van harddrugs. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 937 dagen, waarvan 720 dagen voorwaardelijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 maart 2021 tot en met 15 oktober 2021 deel uitmaakte van een criminele organisatie die zich richtte op het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet. De verdachte heeft bijgedragen aan de instandhouding van de drugshandel door betrokken te zijn bij de export van grote partijen hard- en softdrugs naar Zweden. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan poging tot oplichting door bij twee Albert Heijn-filialen valse spaarzegelboekjes in te leveren. De rechtbank heeft de rol van de verdachte in de organisatie en de ernst van de feiten meegewogen in de strafoplegging. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat heeft geleid tot een gematigde straf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.344751-21 en 15.269578-20 (ter terechtzitting gevoegd) (P)
Datum vonnis: 27 januari 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1962 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen
van 29 november 2023, 4, 9, 12 en 17 december 2024 en 13 januari 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. S. Meijer, advocaat in Beverwijk, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Voor de leesbaarheid van dit vonnis nummert de rechtbank de feiten van de zaak met parketnummer 08.344751-21 als feit 1 en feit 2 en het feit van de zaak met parketnummer 15.269578-20 als feit 3.
De verdenking komt er kort en bondig op neer dat verdachte:
feit 1:heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, die tot oogmerk had het plegen van drugsgerelateerde misdrijven;
feit 2:samen met anderen meermalen opzettelijk harddrugs (cocaïne, amfetamine en MDMA) buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, dan wel heeft afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd;
feit 3:tweemaal heeft geprobeerd valselijk opgemaakte volle spaarzegelboekjes bij een Albert Heijn-filiaal in te leveren.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2021 tot en met 15 oktober 2021 te [plaats 1] en/of [plaats 2] en/of [plaats 3] en/of (elders) in Nederland,heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen en/of rechtspersonen, te weten van verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of
[medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] , en/of [medeverdachte 9] (geboren [geboortedatum 2] 1984) en/of [medeverdachte 10] en/of [medeverdachte 11] (geboren [geboortedatum 3] 1967) en/of [bedrijf 1] BV en/of [bedrijf 2] BV en/of [bedrijf 3] BV en/of [bedrijf 4] BV en/of [bedrijf 5] BV en/of [bedrijf 6] BV en/of [bedrijf 7] BV en/of één of meer (andere) natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en)welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven, te weten- misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet, te weten het afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,en/of- misdrijven als bedoeld in artikel 11 derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet, te weten het afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2021 tot en met 15 oktober 2021 te [plaats 2] en/of (elders) in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk
- door verdachte en/of één van de medeverdachten buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (dan wel bij één of meerdere transporteur(s) heeft aangeboden om te worden verzonden buiten het grondgebied van Nederland) en/of- door verdachte en/of één van de medeverdachten heeft afgeleverd
en/of verstrekt en/of vervoerd,één of meer (grote) hoeveelhe(i)d(en) harddrugs, waaronder een hoeveelheid van- (ongeveer) 14,94 kilogram cocaïne en/of (ongeveer) 73,75 kilogram amfetamine en/of (ongeveer) 19,99 kilogram MDMA, (aangetroffen op 15 oktober 2021 bij transportbedrijf [bedrijf 8] , gevestigd aan de [adres 1] te [plaats 2] ),in elk geval een hoeveel van een middel bevattende cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA, zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA (een) middel(en) als bedoeld de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 3
hij, op of omstreeks 27 oktober 2020 te Koog aan de Zaan en/of Zaandijk, telkens binnen de gemeente Zaanstad, althans in Nederlandter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,- Albert Heijn gelegen aan de John Lennonstraat te Zaandijk en/of- Albert Heijn gelegen aan de Verzetstraat te Koog aan de Zaante bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,
te weten een/meerdere geldbedrag(en), meerdere (valselijk opgemaakte) volle spaarzegelboekjes bij voornoemd(e) filia(a)l(en), als waren dezen echt en onvervalst, heeft ingeleverd en/of overhandigd,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het onder feit 1 ten laste gelegde ‘binnen het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen’. Verdachte dient volgens de officier van justitie in zoverre partieel van het onder feit 1 ten laste gelegde te worden vrijgesproken. Dit heeft de officier van justitie ook gevorderd wat betreft de onder feit 1 ten laste gelegde pleegplaatsen [plaats 3] en [plaats 4] .
Het onder feit 3 ten laste gelegde is volgens de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs van het onder feit 1 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Volgens de verdediging kan wegens de ondergeschikte rol van verdachte niet worden vastgesteld dat hij aan de criminele organisatie heeft deelgenomen, laat staan dat hij wetenschap heeft gehad van het oogmerk van de organisatie. Bovendien was verdachte reeds naar het buitenland vertrokken toen de hard- en softdrugs op 15 oktober 2021 in [plaats 2] werd aangetroffen. Dit maakt dat verdachte ook integraal moet worden vrijgesproken van het onder feit 2 ten laste gelegde, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte (als medepleger of pleger) betrokken is geweest bij de in [plaats 2] aangetroffen drugs.
Ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde heeft de verdediging bepleit dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachte. Daartoe heeft de verdediging betoogd dat dat de onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde feiten vóór de proeftijd van het voorwaardelijk sepot inzake het onder feit 3 ten laste gelegde zijn gepleegd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van redengevende feiten en omstandigheden, die in de bewijsmiddelen [1] zijn vervat en waarop de bewezenverklaring steunt, tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. Voor de leesbaarheid van het vonnis worden de verdachten hierna bij de bespreking van de bewijsmiddelen met hun achternamen en zo nodig voorletters aangeduid. De rechtbank overweegt als volgt.
Ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde
De feiten en omstandigheden
De in beslag genomen hard- en softdrugs
De aangetroffen drugs in [plaats 2]
Op 15 oktober 2021 wordt bij transportbedrijf [bedrijf 8] in [plaats 2] een partij drugs, met als bestemming Zweden, aangetroffen. Deze partij werd in opdracht van [bedrijf 3] BV verzonden naar het bedrijf [bedrijf 4] BV in [plaats 5] (Zweden). [bedrijf 3] BV is onderdeel van [bedrijf 9] BV, waarvan [verdachte] sinds 31 juli 2020 indirect de bestuurder is. [2] [verdachte] is daarnaast sinds 5 januari 2021 enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 4] BV. [3] [verdachte] heeft zowel bij de politie als op de zitting verklaard dat hij deze bedrijven tegen betaling op naam heeft laten zetten. [4] De aangetroffen verdovende middelen waren verborgen in een partij van 24 hockers (poefjes). [5] Het blijkt te gaan om 14,94 kilogram cocaïne, 73,75 kilogram amfetamine en 19,99 kilogram MDMA. [6] Uit camerabeelden volgt dat een eerdere zending, die op 8 oktober 2021 is geleverd, werd bezorgd met een bestelauto met kenteken [kenteken 1] . [medeverdachte 9] is door de politie herkend als de bestuurder van deze bestelbus. [7] Het kenteken van deze bestelauto staat op naam van [bedrijf 1] B.V. [8] [medeverdachte 4] is enig aandeelhouder en bestuurder van deze BV. [9] Hij is zelf ook door de politie herkend als bestuurder van de bestelbus, die op 5 oktober 2021 pallets met hockers afleverde. [10]
De aangetroffen drugs in [plaats 1]
Op 12 november 2021 wordt door de douane een partij van een viertal pallets met 42 hockers onderzocht. Deze partij was afgeleverd bij [bedrijf 10] in [plaats 1] . Het gaat om drie pallets met twaalf meubelstukken en één pallet met zes meubelstukken. In totaal gaat het om 42 meubelstukken. [11] In die partij hockers werden verdovende middelen aangetroffen. Het blijkt te gaan om totaal 19,7 kilogram cocaïne en 312,26 kilogram hennep/hash. [12] De meubelstukken zouden moeten worden verzonden naar een adres van [bedrijf 11] in [plaats 5] (Zweden), aan de [adres 2] . Als de meubelstukken zouden zijn geleverd, dan moest het telefoonnummer van de contactpersoon ‘ [naam 1] ’ in Zweden, te weten + [telefoonnummer 1] , worden gebeld. Dit betreft naar later blijkt een telefoonnummer van [medeverdachte 1] . [13] De pallets waar de meubelstukken op stonden, werden bezorgd door een bestelbus met kenteken [kenteken 2] , die op naam stond van een verhuurbedrijf. De opdrachtgever voor de verzending was [bedrijf 2] BV. [14] Sinds 22 april 2020 heeft [naam 2] het bedrijf [bedrijf 2] BV op naam staan. [15] Hij heeft daarover verklaard dat hij op verzoek van [medeverdachte 1] dit bedrijf tegen betaling op zijn naam heeft laten zetten en eveneens een zakelijke rekening voor dit bedrijf heeft geopend. [16] De bestelbus werd gehuurd door [bedrijf 1] BV, op naam van [medeverdachte 4] . [17] [medeverdachte 9] is wederom door de politie herkend als bestuurder van de bestelbus. [18]
De aangetroffen drugs in [plaats 5] (Zweden)
Op 12 november 2021 is een doorzoeking verricht bij voornoemd adres van [bedrijf 11] in [plaats 5] (Zweden). Daarbij werden vier pallets met zestien hockers aangetroffen. De huurder van de opslagplaats betreft [bedrijf 2] BV. In de hockers zat een grote partij verdovende middelen. Het ging onder meer om 80,49 kilogram amfetamine, 10,01 kilogram cocaïne en 233,22 kilogram cannabis. Dit transport was verzonden door [bedrijf 7] BV. [19] Vanaf 12 juni 2020 tot 25 oktober 2021 stond dit bedrijf op naam van [medeverdachte 5] . [20] Daarna is dit [naam 3] geworden. [21] Zij heeft daarover verklaard dat zij op verzoek van ene [medeverdachte 1] dit bedrijf tegen betaling op naam heeft laten zetten. [22] Uit onder meer een WhatsApp-gesprek op de telefoon van [naam 3] volgt dat zij hierover met [medeverdachte 1] contact heeft gehad. [23] Het huurcontract voor de opslagplaats van [bedrijf 11] in [plaats 5] , is door ene ‘ [naam 1] ’ ondertekend. [24] Medewerkers van [bedrijf 11] , [naam 4] en [naam 5] , hebben verklaard dat Robin [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bij de verhuur van de ruimte betrokken waren en hebben hen ook op foto’s herkend. [naam 4] heeft [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] herkend als de mannen die een opslaglocatie wilden huren. [naam 5] had de indruk dat [medeverdachte 1] de leiding had, aangezien hij het woord voerde. Hij had contact met hem, met ‘ [naam 1] ’. [25]
De aangetroffen drugs in [plaats 3]
Op 15 november 2021 zijn verbalisanten het bedrijfspand aan de [adres 3] in [plaats 3] binnengetreden. Dit pand werd door [bedrijf 6] BV gehuurd. [bedrijf 5] BV is op haar beurt enig aandeelhouder van die BV. Dat bedrijf staat sinds 12 mei 2021 op naam van [naam 6] . Hij heeft verklaard dat hij op verzoek van [medeverdachte 3] dit bedrijf tegen betaling op naam heeft laten zetten en een bankrekening heeft geopend. [26] In het bedrijfspand aan de [adres 3] in [plaats 3] waren op die 15 november 2021 onder meer de volgende personen aanwezig: [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] . Zij zijn als verdachten aangehouden. [27] In het bedrijfspand wordt onder meer een hocker aangetroffen met daarin een hoeveelheid verdovende middelen. Het blijkt te gaan om 4,82 kilogram aan harddrugs (cocaïne) en in totaal 48,66 kilogram aan softdrugs (hasjiesj). Bij de softdrugs ging het om 28,64 kilogram (bruto) bruine blokken of 24,02 kilogram (netto) gedroogde plantdelen. [28] [medeverdachte 5] had ten tijde van zijn aanhouding in zijn portemonnee onder meer een tag om het alarm van het pand aan de [adres 3] uit te schakelen, evenals een wit pasje met daarop geschreven ‘ [alias 1] ’. [29] Uit onderzoek volgt dat met deze pas de in [plaats 5] aangetroffen hockers konden worden geopend, [30] evenals de hockers die in [plaats 3] en [plaats 1] zijn aangetroffen. [31]
De aangetroffen drugs in [plaats 4] (Ierland)
Op 23 november 2021 heeft de Ierse Douane & Belastingdienst in [plaats 4] (Ierland) een vrachtemplacement bij [bedrijf 12] in [plaats 4] geïnspecteerd. Het ging om een partij pallets met daarop hockers. Deze hockers hadden verborgen ruimten, met daarin verdovende middelen. De klant van de zending was [bedrijf 3] BV. Toga Freight ontving deze zending op 17 november 2021. Drie van de vier pallets waren geadresseerd aan [bedrijf 3] BV. De andere pallet was geadresseerd aan [bedrijf 4] BV. [32] Het transport is op naam van [verdachte] aangevraagd. [33] Bij dit transport blijkt het te gaan om 60 kilogram cocaïne en 22 kilogram heroïne (pallet 1), [34] 73 kilogram cannabis en 36 kilogram hash/cannabis resin (pallet 2), 21 kilogram cannabis en 52 kilogram hash/cannabis resin (pallet 3) en 21 kilogram cannabis en 57 kilogram hash/cannabis resin (pallet 4). [35]
De in beslag genomen administratie
De aangetroffen administratie in [plaats 3]
Bij de eerder vermelde doorzoeking van het bedrijfspand aan de [adres 3] in [plaats 3] op
15 november 2021 is ook administratie aangetroffen en inbeslaggenomen. Allereerst zijn documenten van in totaal 83 bedrijven aangetroffen, waaronder [bedrijf 1] BV, [bedrijf 3] BV, [bedrijf 4] BV, [bedrijf 2] BV. Deze documenten bevatten onder meer notariële aktes van oprichting en aandelenregisters van zestien bedrijven. Daarnaast is in de administratie een contract met [bedrijf 11] , [adres 2] , in [plaats 5] (Zweden) aangetroffen. Ook is administratie (zoals facturen) van diverse leaseauto’s aangetroffen en zijn meerdere (bank)passen/creditcards op naam van (rechts)personen aangetroffen. Namen die onder meer in de administratie naar voren kwamen, zijn [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 9] en [medeverdachte 5] . Verder is handgeschreven administratie aangetroffen. In die administratie zijn onder meer de uitgevoerde transporten van drugs, de daaraan verbonden kosten en opbrengsten en de winstverdeling beschreven. Die winstverdeling is in de onderstaande tabel weergegeven. [36]
Deel ‘ [alias 2] ’
6%
Deel ‘ [alias 1] ’
14%
Deel ‘ [alias 3] ’
14%
Deel ‘ [alias 4] ’
8%
Deel ‘ [alias 5] ’
14%
Deel ‘ [alias 6] ’
14% + 2%
De transporten
[bedrijf 8]
In de periode van 26 mei 2021 tot en met 15 oktober 2021 heeft het transportbedrijf [bedrijf 8] voor [bedrijf 3] . BV in totaal 19 transporten van [plaats 2] naar [plaats 5] (Zweden) verzorgd. Dit blijkt uit hun onderlinge correspondentie. In totaal zijn er veertien facturen inzichtelijk geworden waarop het transport van de pallets in rekening is gebracht. De betalingen van deze facturen zijn allen op naam van [verdachte] verricht. [37]
[bedrijf 13]
is een transportbedrijf dat transportopdrachten van diverse klanten aanneemt en op haar beurt een ander transportbedrijf regelt die de vracht daadwerkelijk transporteert. [bedrijf 13] heeft [bedrijf 10] ingeschakeld om de partij, die in [plaats 1] is onderschept, naar Zweden te transporteren. In een namens [bedrijf 2] BV verstuurde mail, is het telefoonnummer + [telefoonnummer 2] vermeld. Dit betreft naar later blijkt een telefoonnummer van [medeverdachte 5] . [bedrijf 4] BV heeft ook gebruikgemaakt van [bedrijf 13] . Deze transporten zijn per e-mail aangevraagd op naam van [verdachte] . Het betreft in totaal zes transporten. Deze transporten, allen met een buitenlands afleveradres, staan op een in de administratie aangetroffen lijst vermeld, met als data 24 juni 2021, 12 juli 2021, 13 september 2021, 4 oktober 2021, 18 oktober 2021 en 1 november 2021. [38]
[bedrijf 14]
Ook is het transportbedrijf [bedrijf 14] ingezet om transporten te vervoeren. Sinds 6 mei 2021 hebben er 70 transporten plaatsgevonden in opdracht van [bedrijf 7] BV en moest één transport nog worden uitgevoerd. [bedrijf 7] BV heeft transportbedrijf [bedrijf 14] de opdracht gegeven om vracht vanuit het buitenland, waaronder Zweden en Ierland, naar Nederland te versturen. Een bedrijf dat wordt genoemd als bedrijf waar de vracht kan worden opgehaald, is onder meer [bedrijf 4] BV. Als contacten afzender/ontvanger zijn verschillende namen met telefoonnummers genoemd. Uit onderzoek blijkt dat die telefoonnummers in gebruik zijn bij [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] (onder de naam ‘ [naam 1] ’). [39] Een deel van genoemde transporten is naar de [adres 4] in [plaats 6] vervoerd. [40]
[bedrijf 15]
Verder heeft transportbedrijf [bedrijf 15] transporten geregeld voor de bedrijven [bedrijf 3] en [bedrijf 4] BV. In de periode van 8 april 2021 tot en met 11 november 2021 heeft [bedrijf 15] 20 exporttransporten gereden voor [bedrijf 16] . De ladingen zijn allen in [plaats 4] afgeleverd. Ook heeft [bedrijf 15] voor [bedrijf 4] exporttransporten gereden. In de periode van 2 september 2021 tot en met 11 november 2021 zijn dit er zeven. Ook deze ladingen zijn allen in [plaats 4] afgeleverd. De transporten zijn allen op naam van [verdachte] aangevraagd en betaald vanaf een bankrekening die op zijn naam staat. De SIM-kaart van het telefoonnummer dat [verdachte] daarbij zou hebben gebruikt, is tijdens de doorzoeking van het bedrijfspand in [plaats 3] aangetroffen. [41]
De aanhoudingen op Schiphol
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn op 15 november 2021 samen op Schiphol aangehouden, nadat ze vanuit [plaats 3] zijn vertrokken en door [medeverdachte 8] naar Schiphol zijn gebracht. Dit is door een observatieteam waargenomen. [42] Onder [medeverdachte 1] werd een telefoon met het nummer + [telefoonnummer 1] , met daarop een sticker met de tekst ‘ [alias 7] 1234’ in beslag genomen. [43] [medeverdachte 2] was ten tijde van zijn aanhouding in het bezit van een keycord met een zwarte tag, met daarop de naam ‘ [bedrijf 17] ’. [44] Genoemd telefoonnummer is getapt. Hieruit volgt dat de gebruiker van deze telefoon zich ‘ [naam 7] ’ noemde. Het gesprek gaat over het afleveren van pallets voor [bedrijf 2] BV in Zweden. ‘ [naam 7] ’ geeft aan dat hij nog niet in Zweden, maar op Schiphol is en geeft instructies hoe op de locatie de pallets kunnen worden afgeleverd. ‘ [naam 7] ’ zegt dat men hem daar kent als ‘ [naam 1] ’ of ‘ [naam 7] ’ en de transporteur moet ter plaatste tegen de baliemedewerker zeggen dat hij ‘ [naam 1] ’ heeft gesproken. Het observatieteam heeft waargenomen dat [medeverdachte 1] op dat moment met genoemde telefoon op Schiphol aan het bellen was. [45]
De productielocatie van hockers
Op 23 november 2021 is het bedrijfspand aan de [adres 4] in [plaats 6] doorzocht. Hier is onder meer het volgende aangetroffen: zowel losse als ingepakte hockers, zaagmateriaal, hout, sluitmechanismen, witte pasjes met een soort magneet, MDF-platen met verborgen ruimten, onafgemaakte hockers en een bonnetje waaruit volgt dat op naam van [medeverdachte 7] eten is besteld. De hal in het bedrijfspand was voorzien van een beveiligingssysteem en [medeverdachte 7] stond bij de meldkamer van [bedrijf 18] als contactpersoon geregistreerd. [46] [medeverdachte 7] heeft zich op 30 november 2021 bij de politie gemeld, waarbij hij tegenover de politie heeft verklaard dat dit zijn loods is en dat hij hier hockers maakt. [47] Dit wordt bevestigd door de verklaring van de eigenaresse van genoemd pand, waaruit volgt dat zij sinds 1 april 2021 het pand aan [medeverdachte 7] heeft verhuurd. [48]
De vluchtgegevens
Uit onderzoek naar de vluchtgegevens volgt dat [medeverdachte 11] [medeverdachte 9] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 10] met enige regelmaat naar Zweden of Ierland zijn gevlogen, of dit volgens de boekingsgegevens van plan waren. In de onderstaande tabel zijn de gegevens uitgewerkt.
Naam
Aantal vluchten
Met bestemming
In de periode
[medeverdachte 11] [medeverdachte 9]
Twee
[plaats 4]
20 tot en met 28 oktober 2021
[medeverdachte 11] [medeverdachte 9]
Eén
[plaats 4]
16 november 2021
(niet gevlogen)
[medeverdachte 2]
Eén
Zweden
9 november 2021
[medeverdachte 2]
Eén
Zweden
15 november 2021
(niet gevlogen)
[medeverdachte 1]
Zes
Zweden
11 mei 2021 tot en met 9 november 2021
[medeverdachte 1]
Eén
Zweden
15 november 2021
(niet gevlogen)
[medeverdachte 4]
Twaalf
Zweden
25 juli 2021 tot en met 18 oktober 2021
[medeverdachte 5]
Veertien
[plaats 4]
21 juni 2021 tot en met 8 november 2021
[medeverdachte 7]
Eén
Zweden
15 november 2021
(niet gevlogen)
[medeverdachte 10]
Twaalf
Zweden
25 juli 2021 tot en met 18 oktober 2021
Na 15 november 2021, toen een aantal personen als verdachte is aangehouden, hebben er geen vluchten meer plaatsgevonden, ook niet door [medeverdachte 11] [medeverdachte 9] die pas later als verdachte is aangehouden. [49] In de op 15 november 2021 onder [medeverdachte 5] in beslag genomen telefoon zijn e-mailberichten aangetroffen die betrekking hebben op voornoemde vluchten, op zijn eigen naam en die op naam van [medeverdachte 11] [medeverdachte 9] . [50]
Het verblijf in hotels
Dat enkele van de voornoemde personen daadwerkelijk in het buitenland zijn geweest, blijkt ook uit verblijfsgegevens van het [bedrijf 19] in [plaats 5] (Zweden). In de onderstaande tabel is weergegeven wie wanneer aldaar heeft verbleven. [51]
Naam
In de periode
[medeverdachte 2]
31 mei 2021 tot en met 1 juni 2021
[medeverdachte 1]
31 mei 2021 tot en met 1 juni 2021
[medeverdachte 4]
25 tot 28 juli 2021
22 tot 26 augustus 2021
29 augustus tot 1 september 2021
5 tot 8 september 2021
10 tot 11 september 2021
15 tot 17 september 2021
26 september tot 1 oktober 2021
6 tot 8 oktober 2021
11 tot 15 oktober 2021
[medeverdachte 10]
22 tot 26 augustus 2021
29 augustus tot 1 september 2021
5 tot 8 september 2021
15 tot 17 september 2021
26 september tot 1 oktober 2021
6 tot 8 oktober 2021
11 tot 15 oktober 2021
[verdachte] , die zich uitgaf als ‘chef’ van de anderen
25 mei tot en met 20 juli 2021
Bovendien volgt uit een verklaring van [naam 8] dat [bedrijf 4] BV van 17 mei 2021 tot en met 31 december 2021 een opslagruimte bij [bedrijf 20] in [plaats 5] (Zweden) heeft gehuurd. Aldaar kwam circa één keer per maand een levering. [naam 8] verklaart dat zij aan [verdachte] en [medeverdachte 4] een toegangspas voor de ruimte heeft gegeven en hen ook heeft ontmoet. [52] Ook heeft [naam 9] , een medewerker van het [bedrijf 19] , [medeverdachte 4] en [verdachte] aan de hand van foto’s herkend. [53]
Geleasede auto’s en het gebruik van deze auto’s
Op naam van verschillende rechtspersonen zijn tal van voertuigen gehuurd of geleased. Dit betreft een aantal bedrijfsauto’s, maar het gaat met name om personenauto’s uit het luxere segment (Porsche, Audi en Mercedes). 36 van die voertuigen zijn bij Jedi Lease gehuurd. De maandlast van de leasecontracten betreft ruim € 40.600,--. Sinds 2020 zijn verschillende auto’s op naam van rechtspersonen gehuurd. [54]
Eén van de geleasede auto’s betreft de Volvo XC90 D5, met kenteken [kenteken 3] . Uit locatiegegevens en de inhoud van de telefoon van [medeverdachte 8] volgt dat hij in ieder geval in de periode van 28 september 2021 en 1 oktober 2021 met deze Volvo in Zweden is geweest. [55] Dit volgt ook uit de gegevens van het navigatiesysteem van de auto. [56] [medeverdachte 8] heeft verklaard dat hij in de Volvo als privéchauffeur voor [medeverdachte 1] werkt. [57] De autosleutels van de Volvo werden ook tijdens de fouillering van [medeverdachte 8] op 16 november 2021 aangetroffen. [58] Op 21 september 2021 is de Volvo bij de grens door de Deense politie gecontroleerd. Toen zaten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] samen in de auto. [59] Op zowel 4 [60] als 6 oktober 2021 heeft de Deense politie de genoemde Volvo wederom gecontroleerd. Beide keren werden [medeverdachte 8] , [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] samen in de auto aangetroffen. [medeverdachte 1] was bij die laatste controle in het bezit van drie bankpassen op naam van andere personen. [61]
Een andere auto die werd gebruikt, is onder meer de Audi Q8, met kenteken [kenteken 4] . [medeverdachte 11] [medeverdachte 9] heeft op enig moment de beschikking over deze auto gekregen en was een regelmatige bestuurder van de auto. De ingangsdatum van de verzekeringspolis van de AudiQ8 betreft 5 februari 2021. [62]
De bijnamen
In chats en apps is gebruikgemaakt van verschillende bijnamen. De rechtbank stelt in verband hiermee het volgende vast.
[medeverdachte 3] heeft gebruikgemaakt van de bijnamen ‘ [alias 8] ’, ‘ [alias 8] ’, ‘ [alias 8] ’ en ‘ [alias 8] ’. Dit volgt onder meer uit chats die hij met zijn partner [naam 10] heeft gevoerd. [63]
[medeverdachte 1] heeft gebruikgemaakt van de bijnamen ‘ [alias 7] ’ en ‘ [alias 6] ’. Dit volgt onder meer uit chats die hij met zijn echtgenote [naam 11] heeft gevoerd, de in de telefoon van [medeverdachte 1] aangetroffen appberichten, waarin door de personen met de in deze alinea besproken bijnamen wordt gecommuniceerd, [64] en een aangetroffen foto met de tekst ‘ [alias 6] ’ is ‘ [alias 7] ’. [65]
[medeverdachte 5] heeft gebruikgemaakt van de bijnamen ‘[alias 1]’, ‘ [alias 1] ’ en ‘[alias 1]’. Dit volgt uit informatie van de Ierse politie dat [medeverdachte 5] betrokken is bij leveringen in Ierland en chats waaruit blijkt dat ‘ [alias 1] ’ en ‘[alias 5]’ betrokken zijn bij een mega-uitlevering in Ierland. Bovendien volgt uit een appgesprek van 18 oktober 2021: ‘[alias 1] is [alias 1]’. [66]
[medeverdachte 7] heeft gebruikgemaakt van de bijnamen ‘[alias 3]’ en ‘ [alias 3] ’. Dit volgt onder meer uit een appgesprek met een daarin gedeelde afbeelding waaruit volgt dat ‘[alias 3]’ een vlucht heeft geboekt, waarbij [medeverdachte 7] zowel als hoofdboeker als met zijn e-mailadres vermeld is. [67]
[medeverdachte 4] heeft gebruikgemaakt van de bijnamen ‘[alias 9]’ en ‘[alias 9]’. Dit volgt onder meer uit appgesprekken waarin wordt gesproken over de vrouw van ‘[alias 9]’, genaamd [naam 12], en een conversatie waarin ‘[alias 9]’ op 7 oktober 2021 aangeeft dat het transport in [plaats 5] is gearriveerd. [medeverdachte 4] heeft een partner met de roepnaam [naam 12] en hij was volgens vluchtgegevens op genoemde datum in [plaats 5] . [68]
[medeverdachte 10] heeft gebruikgemaakt van de bijnaam ‘[alias 10]’. Deze naam is gekoppeld aan een telefoonnummer waarmee [medeverdachte 10] in de politiesystemen geregistreerd staat en eveneens is in de fouillering van [medeverdachte 4] een handgeschreven briefje aangetroffen waarbij dat telefoonnummer met de bijnaam ‘[alias 10]’ vermeld is. Bovendien volgt uit een chat tussen ‘[alias 5]’, ‘[alias 9]’ en ‘ [alias 7] ’ dat ‘[alias 9]’ en ‘[alias 10]’ op 7 oktober 2021 succesvol een levering hebben verricht en is [medeverdachte 10] blijkens vluchtgegevens op
6 oktober 2021 samen met [medeverdachte 4] naar [plaats 5] gevlogen en zijn zij op 8 oktober 2021 teruggevlogen. [69]
[medeverdachte 11] [medeverdachte 9] heeft gebruikgemaakt van de bijnaam ‘[alias 5]’. [medeverdachte 11] [medeverdachte 9] heeft verklaard dat hij ‘[alias 5]’ was, dat hij samen met [medeverdachte 5] naar Ierland is afgereisd en naar zijn zeggen steeds meer handelingen is gaan verrichten. [70] Ook heeft hij gebruikgemaakt van de bijnaam ‘ [alias 5] ’. Dit volgt uit de aangetroffen foto met de tekst ‘ [alias 5] ’ is ‘[alias 5]’. [71]
[medeverdachte 9] heeft gebruikgemaakt van de bijnaam ‘ [alias 2] ’. [medeverdachte 9] heeft verklaard dat hij ‘ [alias 2] ’ was. [72]
Samengevat zijn aan de volgende personen de volgende bijnamen toe te kennen:
Naam
Bijnamen
[medeverdachte 3]
[alias 8] , [alias 8] , [alias 8] en [alias 8]
[medeverdachte 1]
[alias 7] en [alias 6] .
[medeverdachte 5]
[alias 1], [alias 1] en [alias 1]
[medeverdachte 7]
[alias 3] en [alias 3]
[medeverdachte 4]
[alias 9] en [alias 9]
[medeverdachte 10]
[alias 10]
[medeverdachte 11] [medeverdachte 9]
[alias 5] en [alias 5]
[medeverdachte 9]
[alias 2]
Voor de leesbaarheid van het vonnis zullen hierna in beginsel de bijnamen niet meer worden genoemd, maar zullen de verdachten wederom met hun achternamen en zo nodig voorletters worden aangeduid.
Deelname aan WhatsApp-groepen
In de telefoon van [medeverdachte 1] zijn twee WhatsApp-groepen aangetroffen, te weten ‘Werk’ en ‘Werk Nieuw’. De appgroep ‘Werk’ is op 5 oktober 2021 gestart. De laatste activiteit in deze appgroep was op 18 oktober 2021. De deelnemers van deze appgroep waren gezien de daarin voorkomende bijnamen: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 11] [medeverdachte 9] en [medeverdachte 9] . De appgroep ‘Werk Nieuw’ is op 18 oktober 2021 gestart. De laatste activiteit in deze appgroep was op 13 november 2021. Deelnemers van deze appgroep waren wederom gezien de daarin voorkomende bijnamen: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 11] [medeverdachte 9] en [medeverdachte 9] . De beide appgroepen werden gebruikt om werkzaamheden te regelen. Ook werd besproken wanneer iedereen naar ‘kantoor’ moest komen of van verlof kon genieten. Bovendien werden successen/uitleveringen gevierd. [73]
Een selectie van aangetroffen chatberichten en enkele onderzoeksbevindingen
Uit de WhatsApp-berichten volgt dat [medeverdachte 1] in april 2020 bezig is om [medeverdachte 6] tegen een geldelijke vergoeding een bedrijf op naam te laten zetten. [74] Dit plan is gerealiseerd, want op 28 mei 2020 wordt [medeverdachte 6] enig aandeelhouder van [bedrijf 21] B.V. [75] Ook is [medeverdachte 6] sinds 21 oktober 2020 enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 22] BV. [76] Hierover heeft [medeverdachte 6] verklaard dat hij de oprichter was, maar dat [medeverdachte 1] degene was die de BV leidde. ‘Ik ben er verder niet bij betrokken geweest. Het zou gewoon een stille BV zijn’, aldus [medeverdachte 6] . [77] Uit onderzoek volgt echter dat de vrouw van [medeverdachte 11] [medeverdachte 9] op 31 januari 2021 ‘een salaris’ van [bedrijf 22] BV heeft ontvangen. [medeverdachte 11] [medeverdachte 9] heeft zelf vanaf mei 2021 betalingen van [bedrijf 1] BV ontvangen. De eerste betaling betreft ‘een voorschot voor het salaris van mei’. [78] Van enige legale (handels)activiteiten door [bedrijf 1] BV of [bedrijf 22] BV is niet gebleken.
Op 30 oktober 2020 verstuurt [medeverdachte 1] een foto van zichzelf met een stapel geld in zijn handen. [79] Ook blijkt dat [medeverdachte 1] op 12 en 13 juli 2021 aan een ander persoon berichten stuurt die gaan over de koop van geldtelmachines van het merk en type Safescan 2985-SX. Een soortgelijke geldtelmachine is in het bedrijfspand aan de [adres 3] in [plaats 3] in beslag genomen. [80]
[medeverdachte 5] , [medeverdachte 11] [medeverdachte 9] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] hebben op 12 september 2021 met elkaar bij een restaurant in Hilversum gegeten. In de telefoon van [medeverdachte 1] zijn afbeeldingen en video-opnamen van die avond aangetroffen. [medeverdachte 1] heeft over dit etentje onder meer gechat: ‘Ik zit zondag met de jongens’, ‘We gaan alle bedrijven doorlopen en bespreken’, ‘Etentje met kantoor’ en ‘Yes, it’s nice to be together. We are a successful team’. [81] Uit het dossier volgt dat hierna vele berichten zijn verzonden, waarvan hierna enkele worden besproken.
In een conversatie van 6 oktober 2021 schrijft [medeverdachte 3] het volgende: ‘Goedemorgen allemaal. Zorg met klanten dat jullie beetje kunnen combineren met berichten. Stukje [bedrijf 23]. Stukje [bedrijf 24]. Stukje [bedrijf 25]’. Even later vraagt [medeverdachte 5] : ‘3 pallets uit Zweden. Vrijdagochtend in [plaats 6] laten brengen?’. [medeverdachte 3] bevestigt daarna dat dit goed is. [medeverdachte 7] laat vervolgens weten dat ‘Ier’ naar hij denkt morgen terug zal zijn. [82] Daarnaast volgt uit een chatbericht van 12 oktober 2021 dat [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 1] de opdracht geeft de uitlevering van drie partijen te regelen en dat hij met [medeverdachte 11] [medeverdachte 9] moet overleggen. [medeverdachte 1] antwoordt daarop: ‘Ik ga erachteraan’. [83]
[medeverdachte 1] schrijft in een appbericht van 19 oktober 2021 aan [medeverdachte 3] dat hij had gezegd dat [medeverdachte 1] een nieuwe telefoon moest. [84] Een dag daarvoor, op 18 oktober 2021, heeft [medeverdachte 7] in de appgroep een online artikel over het op 15 oktober 2021 onderschepte drugstransport in [plaats 2] gedeeld. [85] Op die dag vond eveneens de laatste activiteit in de appgroep ‘Werk’ plaats, waarna [medeverdachte 3] de appgroep ‘Werk Nieuw’ heeft aangemaakt. [medeverdachte 3] schrijft dan aan de anderen: ‘Wel balen vandaag. Maar we gaan door. [medeverdachte 4] moet nog ff nieuwe telefoon halen en komt dan morgen in de groep erbij’. [86] In de nieuwe appgroep wordt vervolgens al snel gesproken over ‘snel’, ‘duur’ en ‘marok’, waarbij foto’s worden gedeeld. [87] Het is de politie ambtshalve bekend dat hiermee de drugs amfetamine/speed, cocaïne en hasj wordt bedoeld. [88] Omdat verdachten geen geloofwaardige alternatieve verklaring hebben gegeven voor dit taalgebruik, leest de rechtbank het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien met de inhoud van het procesdossier, als communicatie over soorten soft- of harddrugs. De rechtbank gaat er daarom van uit dat deze appgesprekken onder andere betrekking hadden op de handel in en uitvoer van soft- en harddrugs. Aannemelijk is dat, zoals gebruikelijk is in de drugshandel, in de appgesprekken willens en wetens verhullende taal is gebruikt. Verder volgt uit een chat tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] die op diezelfde dag is gevoerd, dat [medeverdachte 3] € 1.500,-- aan [verdachte] heeft overgemaakt. Dit ziet op een voorschot voor [verdachte] , een laatste vergoeding voordat hij naar Aruba vertrekt. [89]
Op 20 oktober 2021 deelt [medeverdachte 1] het volgende mee in de ‘Werk Nieuw’ appgroep met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 11] [medeverdachte 9] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] : ‘Vuurdoop van buurman. Hij heeft ’t netjes gedaan’. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 11] [medeverdachte 9] hebben even daarvoor geschreven: ‘Dk afgerond. Goed gedaan jongens’. [medeverdachte 11] [medeverdachte 9] zegt eveneens ‘Goed gedaan jongens’ en [medeverdachte 9] reageert daarop: ‘Top’. De chats zien op een uitlevering naar Denemarken. [90] Op diezelfde dag wordt in de chatgroep gedeeld dat weer succesvol een mega-uitlevering heeft plaatsgevonden. [medeverdachte 7] schrijft dat [medeverdachte 5] het weer heeft geflikt, waarop [medeverdachte 5] reageert: ‘Met [alias 11]’. Uit vluchtgegevens volgt dat [medeverdachte 5] en [medeverdachte 11] [medeverdachte 9] die dag samen per vliegtuig in Ierland zijn aangekomen. [medeverdachte 9] reageert met een foto van een flesje Corona. [91]
Omstreeks half oktober heeft [medeverdachte 4] overigens ook een WhatsApp-appgroep aangemaakt, genaamd ‘Uitleveren’, en voegt daar [medeverdachte 1] en [medeverdachte 11] [medeverdachte 9] aan toe. De chats gaan over een uitlevering in Zweden. Er volgt een gesprek over een tegenpartij die niet met het afgesproken voertuig is gekomen. Er lijkt twijfel te zijn over het al dan niet afleveren. [medeverdachte 11] [medeverdachte 9] laat de keuze aan [medeverdachte 4] . [medeverdachte 1] is het daarmee eens en steunt [medeverdachte 4] bij elke beslissing die hij neemt. [medeverdachte 4] laat daarop weten dat de auto is geladen en dat hij teruggaat. [92]
Uit een latere chat in de appgroep ‘Werk Nieuw’, van 14 november 2021, volgt dat [medeverdachte 3] tegen [medeverdachte 11] [medeverdachte 9] zegt dat hij een opslag om 06:00 uur moet openen, tien meubels met de pas van [medeverdachte 9] moet pakken en drie dozen over tien meubels moet verdelen, en daarna naar kantoor moet komen. [medeverdachte 11] [medeverdachte 9] reageert daarop dat hij om 04:30 uur zal vertrekken, daar rond 06:00 uur zal zijn en dan om ongeveer 08:00 uur terug zal zijn. Even later bericht hij dat [medeverdachte 9] erheen is en dat hijzelf op kantoor is. [medeverdachte 9] reageert even later dat het is gelukt. [93]
Een selectie van verdere verklaringen van verdachten en enkele onderzoeksbevindingen
[medeverdachte 5] heeft verklaard dat [medeverdachte 4] een vriend van hem is en dat hij [medeverdachte 8] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] wel eens in het pand aan de [adres 3] in [plaats 3] heeft gezien. [94]
[medeverdachte 4] heeft op 18 november 2021 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij in het verleden wel eens een vrachtauto heeft gehuurd en wel eens wat pallets wegbracht. Hij wil niet zeggen wie de opdrachtgever was, want dan brengt hij zichzelf naar eigen zeggen in gevaar. [95]
Uit de bewijsmiddelen volgt reeds dat [verdachte] tegen betaling bedrijven op zijn naam heeft laten zetten. [verdachte] heeft daarnaast verklaard dat hij onder meer in Zweden is geweest om aldaar een kantoor te huren en op naam te zetten. Hij verbleef dan in een hotel. De opdrachtgever en zijn chauffeur was er vaak wel bij, maar die verbleven volgens [verdachte] in een ander hotel. Voor het op naam zetten van de BV is [verdachte] ook eens bij een notaris geweest. [96] In het dossier zit een op 5 oktober 2021 gemaakte foto van drie personen die samen aan tafel en een biertje drinken in een kroeg in Denemarken. [verdachte] heeft hierover verklaard dat hij hier samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 8] op te zien is. Ook heeft hij verklaard dat hij wel eens poefjes binnen heeft gezet. Verder heeft [medeverdachte 1] wel eens een wit pasje aan hem gegeven, maar [verdachte] wist naar zijn zeggen niet wat hij ermee moest doen. [97] [verdachte] heeft op de zitting zijn bij de politie afgelegde verklaring bevestigd en daaraan toegevoegd dat hij in Zweden een loods moest huren, dat pallets naar deze loods moesten worden gebracht en dat hij dit vervolgens heeft gedaan. Ook heeft hij verklaard dat hij door geld werd gedreven, omdat hij dakloos was, en blij was dat hij onderdak en eten kreeg. Naar zijn eigen zeggen heeft hij een fout gemaakt door tegen betaling een stille BV, met een holding erboven, op naam heeft laten zetten. Ook heeft [verdachte] ter zitting verklaard dat hij in Zweden is geweest om hockers in een loods te plaatsen. [98]
[medeverdachte 9] heeft verklaard dat hij tegen betaling hand-en-spandiensten heeft verricht. Hij werd daartoe door één van de jongens gevraagd en hij kwam via zijn broer met die persoon in contact. Dat was begin oktober 2021. Hij heeft verklaard dat hij meubelstukken op pallets heeft vervoerd. Deze pallets heeft hij naar eigen zeggen van [plaats 3] naar [plaats 2] en [plaats 1] vervoerd. Volgens hem zat er softdrugs in de meubelstukken. [medeverdachte 9] heeft verklaard dat hij wel eens in het bedrijfspand in [plaats 3] is geweest. [99]
[medeverdachte 10] heeft verklaard dat hij tegen betaling een bedrijf op zijn naam heeft laten zetten. Dit deed hij voor zijn vriend [medeverdachte 5] . [medeverdachte 4] is volgens [medeverdachte 10] eveneens een vriend van hem. [medeverdachte 10] is naar hij denkt vijf of zes keer met [medeverdachte 4] per vliegtuig naar Zweden geweest en heeft aldaar met hem in een hotel verbleven. [100] Uit onderzoek volgt vervolgens dat de bedrijven [bedrijf 26] BV, [bedrijf 27] BV en [bedrijf 28] BV per 26 november 2019 zijn opgericht. Enig aandeelhouder en bestuurder van de bedrijven [bedrijf 27] BV en [bedrijf 28] BV is [bedrijf 26] BV. Sinds 9 november 2020 is [medeverdachte 10] enig aandeelhouder en bestuurder van dit bedrijf. [101] Verder blijkt uit WhatsApp-berichten dat [medeverdachte 10] in een chatbericht van 30 september 2021 naar ‘Moeders’ stuurt: ‘Ik zit nog in Zweden’, ‘Ik ga woensdag weer terug dus maandag hulp ik u weer’ en ‘Vanavond ga ik pallets weer sealen’. Bovendien stuurt [medeverdachte 10] een foto van zichzelf in een geel werktenue met zwarte schoenen. Uit een chat van 12 oktober 2021 blijkt vervolgens dat [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 1] meedeelt welke kleur kleding en welke kleur schoenen hij draagt. [medeverdachte 10] zegt daarna zelf in diezelfde conversatie dat hij ‘een keer opvalt zonder te praten’. [102]
[medeverdachte 2] heeft onder meer verklaard dat hij met [medeverdachte 1] , die hem had benaderd, in zee is gegaan wegens financiële problemen en dat hij tegen vergoeding verschillende hand-en-spandiensten heeft verricht. Hij verklaart verder over zijn rol in het geheel dat hij op de uitkijk staat als dat nodig is en [medeverdachte 1] moest bellen als dat nodig was, als de politie of iets anders verdachts te zien was. Dit heeft hij onder meer in Denemarken gedaan. Hij moest ervoor zorgen dat de lokale mensen de afgeleverde spullen konden ophalen. Zo moest hij een auto ophalen en bij de loods plaatsen, waarna de auto door lokale mensen kon worden gebruikt om de inhoud van de poefjes weg te brengen. Ook was het zijn taak om bij een bouwmarkt inpakspullen op te halen. Dit werd dan door de lokale mensen gebruikt. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij ook met [medeverdachte 1] naar [plaats 5] is geweest. [103] [medeverdachte 2] is volgens zijn telefoongegevens ook ten minste vier keer aan de [adres 4] in [plaats 6] geweest, namelijk op 17 februari 2021 en 1, 2 en 8 maart 2021. [104] [medeverdachte 1] heeft bovendien op
21 september 2021 aan [medeverdachte 2] gevraagd of hij [verdachte] wil vervangen, waarop [medeverdachte 2] heeft gereageerd: ‘Alles beter dan doorgaan in de bouw, buurman, word er depressief van, echt waar’. [105] Overigens is [medeverdachte 2] al sinds 23 september 2020 algemeen directeur van [bedrijf 29] BV, terwijl hij heeft verklaard dat hij elektricien en loodgieter is. [106] Niet is gebleken dat deze BV enige legale (handels)activiteit heeft verricht.
Deelname aan een criminele organisatie
Maatstaf
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling voor deelname aan een criminele organisatie moet worden vastgesteld dat:
sprake is geweest van een organisatie;
die organisatie tot oogmerk heeft gehad het plegen van misdrijven, in dit geval het plegen van misdrijven in de zin van artikel 10 en 11 van de Opiumwet;
verdachte opzettelijk aan die organisatie heeft deelgenomen.
Van een organisatie in de zin van artikel 11b van de Opiumwet (als specialis van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht) is sprake wanneer het gaat om een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één ander persoon. Het kan daarbij gaan om natuurlijke en/of rechtspersonen.
Het oogmerk van de criminele organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven, in dit geval Opiumwetmisdrijven. Dit oogmerk hoeft niet in de tenlastelegging nader te zijn omschreven, maar moet wel uit de bewijsvoering blijken. In beide gevallen geldt dat niet vereist is dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is of dat de organisatie uitsluitend de bedoeling heeft misdrijven te plegen. Voor het bewijs ervan kan onder meer betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie al zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, en aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Voor deelname aan de organisatie is voldoende dat de verdachte in zijn algemeenheid weet, in de zin van onvoorwaardelijk opzet, dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Het opzet van de verdachte moet dus zijn gericht op het deelnemen aan de organisatie.
Bewijsoverwegingen
Een criminele drugsorganisatie
De rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat in de periode van 1 maart 2021 tot en met 23 november 2021 in Nederland sprake is geweest van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen de natuurlijke personen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] , [verdachte] (tot 18 oktober 2021), [medeverdachte 9] , [medeverdachte 10] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 11] [medeverdachte 9] en [medeverdachte 8] en de rechtspersonen [bedrijf 1] BV, [bedrijf 2] BV, [bedrijf 3] BV, [bedrijf 4] BV, [bedrijf 5] BV, [bedrijf 6] BV en [bedrijf 7] BV. De organisatie heeft zich immers maandenlang op grote schaal beziggehouden met het afleveren, vervoeren, aanwezig hebben en het buiten het grond gebied van Nederland brengen van hard- en softdrugs. Het plegen van zulke misdrijven, op de wijze en van een omvang zoals uit de bewijsvoering volgt, vergt een organisatie die het plegen van misdrijven in de zin van artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, en 11, derde, vierde en vijfde, van de Opiumwet tot oogmerk heeft. Immers, bij de uitvoering van drugstransporten naar het buitenland is telkens sprake van het afleveren, vervoeren, aanwezig hebben en het buiten het grondgebied van Nederland brengen van in dit geval hard- en softdrugs.
De rollen
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, het volgende voorop omtrent de rollen van de deelnemers van de criminele drugsorganisatie.
De kernleden van de criminele organisatie maakten deel uit van de belangrijkste appgroepen ‘Werk’ en ‘Werk Nieuw’. Instructies, tijdstippen en afleverlocaties hebben deze leden van de criminele organisatie in WhatsApp-groepen met elkaar gedeeld. [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 11] [medeverdachte 9] , [medeverdachte 9] en [medeverdachte 4] waren leden van die appgroepen en hebben in die appgroepen gebruik gemaakt van schuilnamen. Daarnaast deelden zij, met uitzondering van [medeverdachte 4] , met een hiervoor eerder genoemd percentage mee in de winst van de organisatie. De rechtbank is van oordeel dat, indien de verdachte aan de belangrijkste appgroepen van de organisatie heeft deelgenomen en/of in de winst van de organisatie heeft meegedeeld, die verdachte zonder meer wetenschap heeft gehad van het oogmerk van de organisatie, namelijk het plegen van Opiumwetmisdrijven. De rechtbank neemt bovendien het volgende in aanmerking.
[medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] waren leiders van de criminele drugsorganisatie. Zij zijn betrokken geweest bij het werven van zogenoemde katvangers. Deze katvangers werden betaald voor het oprichten of op naam zetten van rechtspersonen en het verkrijgen van bankrekeningen. Het is de rechtbank niet gebleken dat deze rechtspersonen legale (handels)activiteiten hebben verricht. Daarnaast hebben zij aan andere leden van de organisatie opdrachten gegeven en een regelende en doorslaggevende rol gehad bij het kunnen uitvoeren van de drugstransporten. Bovendien kregen zij een aanzienlijk percentage van de te verdelen winst van de criminele drugsorganisatie (ten minste 14%). Gelet daarop, hebben zij naar het oordeel van de rechtbank minstens enige machtspositie gehad en dus worden zij als leider aangemerkt.
Wat betreft de rol van [medeverdachte 7] geldt dat hij aan de [adres 4] in [plaats 6] hockers heeft geproduceerd die door de organisatie bij de drugstransporten zijn gebruikt. Ook hij kreeg een aanzienlijk percentage van de te verdelen winst van de criminele organisatie (14%).
Voor [medeverdachte 11] [medeverdachte 9] geldt dat hij wel door anderen werd aangestuurd, maar dat hij zelf ook veel werk heeft verzet ten behoeve van de uitvoer van de drugstransporten naar met name Ierland. Dit vindt steun in de WhatsApp-berichten, de vluchtgegevens, de door rechtspersonen ( [bedrijf 1] BV) gedane ‘salarisbetalingen’, het gebruik van een luxe leaseauto en het gegeven dat hij een aanzienlijk percentage van de te verdelen winst van de criminele organisatie kreeg (14%).
Ook voor [medeverdachte 9] geldt dat hij door anderen werd aangestuurd, maar dat hij veel werk voor de organisatie heeft verricht. Dit vindt steun in de WhatsApp-berichten, zijn verklaring waaruit volgt dat hij meermalen meubelstukken op pallets vanuit [plaats 3] naar [plaats 2] en [plaats 1] heeft vervoerd en het gegeven dat [medeverdachte 9] een percentage van de te verdelen winst van de organisatie kreeg (6%).
Hoewel [medeverdachte 4] geen percentage van de te verdelen winst van de organisatie kreeg en door anderen werd aangestuurd, heeft hij wel veel werk voor de organisatie verricht. Dit vindt steun in de WhatsApp-berichten, de rol die hij heeft bij het opzetten van [bedrijf 1] BV, de vluchtgegevens, het verblijf in hotels en zijn verklaring waaruit volgt dat hij wel eens wat pallets heeft weggebracht en op zijn naam bestelbussen zijn gehuurd. Bovendien was hij ook aanwezig bij het etentje op 12 september 2021 in een restaurant in Hilversum, alwaar volgens WhatsApp-berichten zaken omtrent het reilen en zeilen van de organisatie zijn besproken.
[medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 10] en [medeverdachte 8] zaten niet in de belangrijkste WhatsApp-groepen van de organisatie en deelden evenmin mee in de te verdelen winst van de organisatie . Echter, uit het dossier volgt dat zij wel geldbedragen ontvingen voor de werkzaamheden die zij ten behoeve van de organisatie hebben verricht. De rechtbank overweegt verder het volgende over de bijdragende of ondersteunende handelingen die deze verdachten aan de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie hebben verricht.
[medeverdachte 2] heeft reeds in 2020 al een rechtspersoon op naam laten zetten. Hij is als katvanger begonnen en werd door andere leden aangestuurd, maar is in de loop van de tijd binnen de organisatie doorgegroeid. Dit vindt steun in WhatsApp-berichten, zijn aanwezigheid op meerdere momenten op de productielocatie van hockers in [plaats 6] , de vluchtgegevens, het verblijf in hotels, zijn verklaring dat hij ervoor moest zorgen dat lokale mensen de afgeleverde spullen konden ophalen en de bewijsmiddelen waaruit volgt dat hij ook daadwerkelijk meermalen in het bijzijn van andere leden van de criminele organisatie is gezien en zelf is aangehouden. Kortom, [medeverdachte 2] heeft niet alleen hand-en-spandiensten verricht maar ook uitvoeringshandelingen ten behoeve van de drugstransporten verricht.
[verdachte] is eveneens als katvanger begonnen en werd door andere leden aangestuurd, maar is in de loop van de tijd binnen de organisatie doorgegroeid. Hij heeft gedurende een langere periode diverse uitvoeringshandelingen in het buitenland verricht. Dit vindt steun in WhatsApp-berichten, het verblijf in hotels in Zweden en Denemarken, zijn verklaring dat hij een kantoor heeft gehuurd en op naam heeft laten zetten en poefjes/hockers binnen heeft gezet en de bewijsmiddelen waaruit volgt dat hij ook daadwerkelijk meermalen in het bijzijn van andere leden van de criminele organisatie is gezien.
Ook [medeverdachte 10] is als katvanger begonnen en is nadien binnen de organisatie doorgegroeid.
Dit vindt steun in WhatsApp-berichten, waaruit onder meer volgt dat hij gebruik heeft gemaakt van een schuilnaam en dat hij in Zweden pallets heeft geseald, de vluchtgegevens, het verblijf in hotels en zijn verklaring dat hij meermalen met [medeverdachte 4] per vliegtuig naar Zweden is geweest en aldaar met hem in een hotel heeft verbleven en daar ook is gezien.
Verder is [medeverdachte 8] gedurende een langere periode de privéchauffeur van [medeverdachte 1] geweest. Die ritten vonden niet alleen in Nederland plaats, [medeverdachte 8] is meermalen met leden van de criminele organisatie naar het buitenland gereisd, zoals naar Zweden. Dit betreft autoritten van langere duur, evenals een verblijf van meerdere dagen. Ook is hij op de productielocatie van de hockers in [plaats 6] gezien.
Ten slotte zijn op naam van rechtspersonen onder meer tal van auto’s geleased en diverse locaties in binnen- en buitenland gehuurd. Ook zijn op naam van rechtspersonen betalingen gedaan en opdrachten voor transporten gegeven. Dit kenmerkt de rol binnen de organisatie van de rechtspersonen [bedrijf 1] BV, [bedrijf 2] BV, [bedrijf 3] BW, [bedrijf 4] BV, [bedrijf 5] BV, [bedrijf 6] BV en [bedrijf 7] BV, rechtspersonen die door leden van de criminele organisatie zijn gebruikt.
Conclusie
De rechtbank concludeert op basis van de hiervoor weergegeven betrokkenheid van [verdachte] dat hij wetenschap had van het oogmerk van de organisatie, namelijk het plegen van misdrijven, behoorde tot het samenwerkingsverband binnen die organisatie en met zijn handelen in de periode van 1 maart 2021 tot en met 15 oktober 2021 heeft bijgedragen aan het crimineel oogmerk van de organisatie. Daarmee is het onder feit 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om vast te kunnen stellen dat verdachte in de ten laste gelegde periode samen met anderen meermalen opzettelijk harddrugs (cocaïne, amfetamine en MDMA) buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, dan wel heeft afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd. De mate van betrokkenheid van [verdachte] bij het onder feit 1 ten laste gelegde is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voor het oordeel dat hij als medepleger kan worden aangemerkt voor wat betreft de in [plaats 2] aangetroffen harddrugs. Het wettig en overtuigend bewijs daartoe ontbreekt. De rechtbank zal verdachte van het onder feit 2 ten laste gelegde vrijspreken.
Ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde
Niet-ontvankelijkheidsverweer
De rechtbank overweegt, naar aanleiding van het door de verdediging gevoerde niet-ontvankelijkheidsverweer, op basis van het procesdossier en de behandeling op de zitting het volgende.
De rechtbank stelt vast dat de officier van justitie in een brief van 12 januari 2021 heeft vermeld dat is besloten het onder feit 3 ten laste gelegde voorwaardelijk te seponeren. In deze brief staat dat verdachte niet zal worden vervolgd onder de voorwaarde dat hij zich gedurende een proeftijd van één jaar, ingaande op de dag van uitreiking van deze kennisgeving, niet aan enig strafbaar feit schuldig zal maken. Uit het dossier volgt dat er op 13 april 2021 een OM-betekening heeft plaatsgevonden. Dit maakt dat de proeftijd op 13 april 2021 is ingegaan. De onder feit 1 ten laste gelegde periode 1 maart tot en met 15 oktober 2021 en de onder feit 2 ten laste gelegde periode 1 oktober 2021 tot en met 15 oktober 2021 vallen dus binnen de proeftijd van het voorwaardelijk sepot.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging. De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde ontvankelijk is in de vervolging van verdachte.
Bewijsmiddelen
Verdachte heeft bekend dat hij het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan. Tijdens de zitting is door verdachte of zijn raadsvrouw ten aanzien daarvan geen vrijspraak bepleit. De rechtbank komt daarom op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen [107] tot een bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde feit, waarbij de rechtbank overeenkomstig artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering zal volstaan met de volgende opsomming van de bewijsmiddelen:
de (bekennende) verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 8 oktober 2024;
een proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] van 27 oktober 2020, pagina’s 3 en 4, in samenhang bezien met een proces-verbaal van verhoor aangeefster [aangever 1] van 27 oktober 2020, pagina’s 5 en 6;
een proces-verbaal van aangifte door [aangever 2] van 27 oktober 2020, pagina’s 7 en 8, inclusief de daarbij als bijlage gevoegde fotobladen van de camerabeelden, pagina’s 9 en 10.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank vindt op grond van de inhoud van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
feit 1hij in de periode van 1 maart 2021 tot en met 15 oktober 2021 in Nederland,heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen en rechtspersonen, te weten
verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] ,
[medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 10] , [medeverdachte 11] , [bedrijf 1] BV, [bedrijf 2] BV, [bedrijf 3] BV, [bedrijf 4] BV, [bedrijf 5] BV, [bedrijf 6] BV en [bedrijf 7] BV,welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten- misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet, te weten het afleveren, vervoeren, aanwezig hebben en buiten het grondgebied van Nederland brengen van middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en,- misdrijven als bedoeld in artikel 11 derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet, te weten het afleveren, vervoeren, aanwezig hebben en buiten het grondgebied van Nederland brengen van middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 3
hij op 27 oktober 2020 te Koog aan de Zaan en Zaandijk,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen,- Albert Heijn gelegen aan de John Lennonstraat te Zaandijk, en,- Albert Heijn gelegen aan de Verzetstraat te Koog aan de Zaante bewegen tot de afgifte van enig goed, te weten een geldbedrag,
meerdere (valselijk opgemaakte) volle spaarzegelboekjes bij voornoemde filialen,
als waren dezen echt en onvervalst, heeft ingeleverd,terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank verdachte wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs partieel vrijspreekt van het onder feit 1 ten laste gelegde ‘binnen het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen’.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 326 van het Wetboek van Strafrecht en de artikel 11b van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, en 11, derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet;
feit 3
het misdrijf:
poging tot oplichting, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De strafmotivering

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren, met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan de duur van het voorarrest moet worden opgelegd. De verdediging heeft betoogd dat in strafmatigende zin rekening moet worden gehouden met de rol van verdachte die beperkter is dan de officier van justitie heeft betoogd, de persoon van verdachte, de overschrijding van de redelijke termijn, artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de gemaakte procesafspraken in de zaken tegen andere deelnemers van de criminele organisatie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank vindt daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de gepleegde feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het meermalen exporteren van grote partijen hard- en softdrugs vanuit Nederland naar Zweden. Hij maakte deel uit van een criminele organisatie die de export van verdovende middelen als
core businesshad. De criminele organisatie fabriceerde zelf hockers (poefjes) die waren voorzien van een robuust sluitingssysteem, dat alleen met een bijbehorende keycard kon worden geopend. Zulke hockers, met daarin verdovende middelen, werden in opdracht van door de criminele organisatie gefingeerde ondernemingen op pallets in partijen meegegeven aan nietsvermoedende reguliere transporteurs. Deze transporteurs vervoerden de partijen hockers naar een door de criminele organisatie gehuurde locatie in het buitenland. Leden van de criminele organisatie reisden ondertussen met auto of vliegtuig naar die locatie en namen daar de partijen hockers in ontvangst. De geleegde hockers werden in opdracht van andere door de criminele organisatie gefingeerde ondernemingen terug naar Nederland op transport gezet, om weer afgeleverd te worden op andere locaties van de criminele organisatie. De criminele organisatie is verantwoordelijk voor meer dan honderd transporten van en naar Nederland, waarvan bij vier transporten naar het buitenland, in [plaats 2] , [plaats 1] , [plaats 5] en [plaats 4] , partijen hard- en softdrugs zijn onderschept. Ook heeft de criminele organisatie meer dan anderhalf jaar meerdere rechtspersonen op naam van katvangers laten zetten. De criminele organisatie heeft deze bedrijven en vaak kwetsbare katvangers misbruikt om als dekmantel voor de transporten te fungeren.
Binnen de criminele organisatie vervulden de leden verschillende functies. Verdachte was een uitvoerder als het gaat om de drugslijn naar Zweden. Hij heeft bijgedragen aan de instandhouding van de handel in hard- en softdrugs. Het is algemeen bekend dat deze drugs een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid en dat het gebruik kan leiden tot ernstige verslavingsproblematiek. Dit laatste kan het leven van gebruikers (en hun naasten) ruïneren. Bovendien leidt de handel in en het gebruik van drugs tot vele andere vormen van criminaliteit, waaronder delicten die gebruikers plegen om aan hun drugs te komen, maar ook vaak gewelddadige delicten tussen handelaren en producenten onderling. Verdachte heeft daar kennelijk geen boodschap aan gehad. Hij heeft slechts uit eigen financieel gewin gehandeld en heeft zich daarbij niets aangetrokken van de belangen van de samenleving. De rechtbank rekent hem dit aan.
Ook heeft verdachte zich tweemaal schuldig gemaakt aan een poging tot oplichting. Hij heeft bij twee Albert Heijn-filialen valselijk opgemaakte volle spaarzegelboekjes in proberen te leveren. De rechtbank zal dit in de strafmaat verdisconteren.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 22 oktober 2024. Hieruit volgt dat hij in het verleden niet eerder voor drugsfeiten maar wel vaker voor andere strafbare feiten is veroordeeld. Ook heeft de rechtbank geluisterd naar wat verdachte op de zitting over zijn persoonlijke omstandigheden heeft toegelicht. Verdachte heeft een vriendin. Hij staat onder bewind en vanwege zijn fragiele gezondheid is hij niet meer in staat om te werken. Tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft verdachte met hulp een eigen woonplek gevonden. Verdachte hoopt dat hij niet weer de gevangenis in moet, want dan dreigt hij weer dakloos te worden. Verdachte heeft te kennen gegeven dat hij spijt heeft van wat hij heeft gedaan.
De strafoplegging
De straf
De rechtbank is van oordeel dat vanwege de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, zoals hiervoor omschreven, en rekening houdend met straffen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn opgelegd, niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank ziet in de persoon van verdachte aanleiding om de op te leggen gevangenisstraf te matigen. Ook houdt de rechtbank in strafmatigende zin rekening met de straffen die aan andere deelnemers van de criminele organisatie zijn opgelegd, in het bijzonder de leiders, afgezet tegen de rol die verdachte heeft vervuld.
De redelijke termijn
De rechtbank is van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM is overschreden. Verdachte is op 15 februari 2022 in verzekering gesteld. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat verdachte rekening kon houden met strafrechtelijke vervolging. De datum dat vonnis wordt gewezen is 27 januari 2025, wat een overschrijding van de redelijke termijn betekent van meer dan tien maanden. De rechtbank zal deze overschrijding verdisconteren in de strafmaat.
In beginsel acht de rechtbank, alles afwegend, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren en zes maanden passend en geboden, maar de rechtbank zal, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn, verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 937 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 720 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Dit voorwaardelijke strafdeel moet verdachte duidelijk maken dat dit de laatste kans is de gevangenis te ontlopen en dat bij een hernieuwde strafrechtelijke misstap een langdurige gevangenisstraf volgt. Het is nu aan verdachte om te laten zien dat de stappen die hij heeft gezet tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis alsmede zijn leeftijd voldoende zijn om recidive te voorkomen. De rechtbank acht deze straf, gelet op het hiervoor overwogene, passend en geboden.
De voorlopige hechtenis
De rechtbank zal, gelet op de inhoud van dit vonnis en de hoogte van de opgelegde gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest, de voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht en de artikel 11b van de Opiumwet.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 2, ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, en 11, derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet;
feit 3
het misdrijf:
poging tot oplichting, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
937 (negenhonderdzevenendertig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
720 (zevenhonderdtwintig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
-
heft ophet (geschorste) bevel tot
voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. D. ten Boer en
mr. J. de Ruiter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Klunder en mr. M.G. Drent, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2025.

Voetnoten

1.Indien hierna wordt verwezen naar documenten/dossierpagina’s zijn dit documenten of (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche IJsselland, genaamd Pimpelmees, met onderzoeksnummer ON1R021098. Er wordt steeds verwezen naar documenten/bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld. Indien verwezen wordt naar deel I, deel II, deel III, deel IV of deel V, dan ziet dit op het betreffende deel van het eindproces-verbaal zoals dit door het Openbaar Ministerie aan de rechtbank en de verdediging is verstrekt.
2.Schriftelijk bescheid, inhoudende uittreksels uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, pagina’s 3859 tot en met 3862 (deel I).
3.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een uittreksel uit het Handelsregister van de kamer van Koophandel, pagina’s 3375 tot en met 3378 (deel II).
4.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 1 maart 2022, pagina’s 896 tot en met 903 (deel I), en de deels bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 4 december 2024.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van 7 februari 2022, pagina’s 1024 tot en met 1027 (deel I).
6.Een proces-verbaal van bevindingen van 19 januari 2022, pagina’s 2258 tot en met 2262 (deel I), en schriftelijke bescheiden, inhoudende de NFI-rapporten van 19 januari 2022, opgemaakt door de rapporteur ing. [naam 13], pagina’s 2263 tot en met 2286 (deel I).
7.Een proces-verbaal van bevindingen van 30 november 2021, pagina’s 1116 tot en met 1121 (deel I).
8.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een uitdraai van een bevraging in het politiesysteem met betrekking tot kenteken [kenteken 1] (deel I).
9.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, pagina’s 1142 en 1143 (deel I).
10.Een proces-verbaal van bevindingen van 17 november 2021, pagina’s 1194 en 1195 (deel I).
11.Een proces-verbaal van bevindingen van 15 november 2021, pagina’s 1218 en 1219 (deel I).
12.Een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 2 december 2021, pagina’s 1823 tot en met 1833 (deel I), en een schriftelijk bescheid, inhoudende het NFI-rapport van 24 februari 2022, opgemaakt door de rapporteur ing. [naam 14], pagina 1844 (deel I).
13.Een proces-verbaal van bevindingen van 17 november 2021, pagina’s 1337 (deel I), met de daaraan als bijlage gevoegde foto van de achterkant van de telefoon, pagina 1338 (deel I).
14.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 november 2021, pagina’s 1199 tot en met 1201 (deel I), en een proces-verbaal van bevindingen van 12 november 2021, pagina’s 1197 en 1198 (deel I).
15.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, pagina 1227 (deel 1).
16.Een proces-verbaal van verhoor getuige [naam 2] van 9 december 2021, pagina’s 518 tot en met 521 (deel I).
17.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een rekening voor de huur van de bestelbus met kenteken [kenteken 2] , pagina 1372 (deel I).
18.Een proces-verbaal van bevindingen van 30 november 2021, pagina’s 1256 tot en met 1271 (deel I).
19.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een memo met een bericht van het Nationaal Forensisch Centrum in Zweden omtrent de in beslag genomen drugs, pagina’s 1043 tot en met 1047 (deel II), een schriftelijk bescheid, inhoudende een memorandum van DHL, pagina’s 1050 en 1051 (deel II), en een schriftelijk bescheid, inhoudende een vrachtbrief, pagina 1093 (deel II).
20.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, pagina’s 2000 en 2001 (deel 1).
21.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, pagina 494 (deel 1).
22.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 3] van 15 december 2021, pagina 492, de tweede alinea (deel I).
23.Een proces-verbaal van bevindingen van 16 december 2021, pagina’s 3599 tot en met 3603 (deel I).
24.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een huurcontract, pagina 1075 (deel II).
25.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een verslag van het verhoor getuige [naam 5] van 2 maart 2022, pagina’s 1115 tot en met 1118 (deel II), met de daarbij gevoegde bijlagen, pagina’s 1120 tot en met 1129 (deel II), en de schriftelijke bescheiden, inhoudende de verslagen van het verhoor getuige [naam 4] van [naam 4] van 25 november 2021 en 7 februari 2022, pagina’s 1100 tot en met 1104 (deel II), met de daarbij gevoegde bijlagen, pagina’s 1105 tot en met 1114 (deel II).
26.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 6] van 16 februari 2022, pagina’s 2672 tot en met 2677 (deel II).
27.Een proces-verbaal van aanhouding van 15 november 2021, pagina’s 174 en 175 (deel I), een proces-verbaal van aanhouding van 15 november 2021, pagina’s 255 en 256 (deel I) en een proces-verbaal van aanhouding van 15 november 2021, pagina’s 138 en 139 (deel I).
28.Een proces-verbaal van bevindingen van 17 november 2021, pagina’s 1475 tot en met 1477 (deel I), een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 2 december 2021, pagina 1829 (deel II), een schriftelijk bescheid, inhoudende een NFI-rapport van 24 februari 2022, opgemaakt door de rapporteur ing. [naam 14], pagina 1845 (deel II), en een proces-verbaal van relaas forensisch onderzoek van 17 oktober 2022, pagina 1687 (deel II).
29.Een proces-verbaal van bevindingen van 17 november 2021, pagina’s 1377 tot en met 1387 (deel I), en een proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2021, pagina 1446 (deel 1).
30.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een memorandum van de Zweedse politie van 4 februari 2022, pagina’s 175 en 176 (deel II).
31.Een proces-verbaal van bevindingen van 18 november 2021, pagina 1492 (deel I).
32.Een proces-verbaal van bevindingen van 14 mei 2022, pagina 472, de eerste, derde en vierde alinea (deel II).
33.Een proces-verbaal van bevindingen van 6 december 2021, pagina’s 4371 en 4372 (deel I).
34.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een rapportage van fsi (het Ierse NFI), pagina’s 152 en 153 (deel II)
35.Een proces-verbaal van bevindingen van 26 november 2021, pagina 4118, de laatste alinea (deel I), in samenhang bezien met een schriftelijk bescheid, inhoudende een verslag van de Ierse autoriteiten, pagina 497, de eerste alinea (deel II).
36.Een proces-verbaal van bevindingen van 22 november 2021, pagina’s 1501 tot en met 1511 (deel I) en een schriftelijk bescheid, inhoudende een handgeschreven transportadministratie, pagina 4121 (deel I).
37.Een proces-verbaal van bevindingen van 7 februari 2022, pagina’s 1024 tot en met 1027, en een schriftelijk bescheid, inhoudende een overzicht van transporten, pagina 1090 (deel I).
38.Een proces-verbaal van bevindingen van 2 december 2021, pagina’s 1566 tot en met 1568 (deel I).
39.Een proces-verbaal van bevindingen van 30 november 2021, pagina’s 731 tot en met 737 (deel II).
40.Een proces-verbaal van bevindingen van 30 november 2021, pagina’s 262 tot en met 267 (deel II).
41.Een proces-verbaal van bevindingen van 6 december 2021, pagina’s 1578 en 1579 (deel I), met de daaraan als bijlagen gevoegde overzichten van transporten, pagina’s 1580 en 1581 (deel I), en een proces-verbaal van bevindingen van 7 maart 2022, pagina’s 3560 tot en met 3567 (deel I).
42.Een proces-verbaal van bevindingen van 17 november 2021, pagina’s 1347 tot en met 1353 (deel I).
43.Een proces-verbaal van bevindingen van 17 november 2021, pagina’s 1337 (deel I), met de daaraan als bijlage gevoegde foto van de achterkant van de telefoon, pagina 1338 (deel I).
44.Een proces-verbaal van bevindingen van 17 november 2021, pagina’s 1388 tot en met 1390 (deel I).
45.Een proces-verbaal van bevindingen van 16 november 2021, pagina’s 1333 tot en met 1336 (deel I) en een proces-verbaal van bevindingen van 17 november 2021, pagina’s 1347 tot en met 1353 (deel I).
46.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 november 2021, pagina’s 1924 tot en met 1928 (deel I).
47.Een proces-verbaal van bevindingen van 8 december 2021, pagina’s 470 en 471 (deel I).
48.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 november 2021, pagina 3883 (deel I).
49.Een proces-verbaal van bevindingen van 28 februari 2022, pagina’s 1619 tot en met 1622 (deel I).
50.Een proces-verbaal van bevindingen van 30 maart 2022, pagina’s 3260 tot en met 3263 (deel I).
51.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een overzicht van verblijfsgegevens van het [bedrijf 19] , pagina’s 1015 tot en met 1018 (deel II).
52.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een verslag van het verhoor getuige [naam 8] van 16 mart 2022, pagina’s 998 tot en met 37 (deel II), met de daarbij gevoegde bijlagen, pagina’s 38 tot en met 51 (deel II).
53.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een verslag van het verhoor van getuige [naam 9] van 1 maart 2022, pagina’s 1579 tot en met 1581 (deel II), met de daarbij gevoegde bijlagen, pagina’s 1582 tot en met 1592 (deel II), in samenhang bezien met het proces-verbaal van bevindingen van 22 november 2022, pagina 966 (deel II)
54.Een proces-verbaal van bevindingen van 7 december 2021, pagina’s 3387 tot en met 3391, met daaraan het als bijlage gevoegde overzicht van de geleasede auto’s, pagina’s 3392 en 3393 (deel I).
55.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 november 2021, pagina’s 3362 tot en met 3371 (deel I).
56.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 november 2021, pagina’s 3743 tot en met 3745 (deel I), met de daarbij gevoegde foto’s, pagina’s 3746 tot en met 3752 (deel I).
57.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 8] van 16 november 2021, pagina 387, de eerst een de tweede alinea, en pagina 388, de veertiende alinea (deel I).
58.Pagina 1356.
59.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een verslag van de Deense politie van 14 september 2021, pagina 146 (deel II).
60.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een verslag van de Deense politie van 5 oktober 2021, pagina’s 148 tot en met 150 (deel II), en een schriftelijk bescheid, inhoudende een verslag van de Deense politie van 8 oktober 2021, pagina’s 151 tot en met 154 (deel II).
61.Een proces-verbaal van bevindingen van 26 november 2021, pagina 4117 (deel I).
62.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een verslag van een onderzoeksbureau, pagina 2453 (deel II).
63.Een proces-verbaal van bevindingen van 24 januari 2022, pagina’s 3228 tot en met 3250 (deel I), een proces-verbaal van bevindingen van 29 maart 2022, pagina’s 3223 tot en met 3227 (deel I), en een proces-verbaal van bevindingen van 24 januari 2022, pagina’s 3830 tot en met 3836 (deel I), met de als daarbij als bijlage gevoegde chatberichten, pagina’s 3837 tot en met 3839 (deel I)
64.Een proces-verbaal van bevindingen van 21 maart 2022, pagina’s 2164 tot en met 3215 (deel I).
65.Een proces-verbaal van bevindingen van 21 maart 2022, pagina’s 2151 tot en met 2153 (deel I) en een proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2021, pagina’s 3770 tot en met 3772 (deel I).
66.Een proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2021, pagina 3772 (deel I), en een schriftelijk bescheid, inhoudende een appbericht van 18 oktober 2021, pagina 4145 (deel I).
67.Een proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2021, pagina 3773 en 3774 (deel I).
68.Een proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2021, pagina’s 3775 en 3776 (deel I).
69.Een proces-verbaal van bevindingen van 5 januari 2021, pagina’s 3779 tot en met 3783 (deel I), met de daarbij als bijlage gevoegde chatberichten, pagina’s 3784 tot en met 3798 (deel I), en een schriftelijk bescheid, inhoudende een overzicht van geleasede auto’s, pagina 3598 (deel I).
70.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 11] van , pagina 28, de zesde zin, pagina 29, de tweede alinea, pagina 30, de tweede alinea, en pagina 31, de twaalfde alinea (deel IV).
71.Een proces-verbaal van bevindingen van 12 januari 2022, pagina’s 3799 tot en met 3804 (deel I), en een proces-verbaal van bevindingen van 21 maart 2022, pagina’s 3570 tot en met 3589 (deel I).
72.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 9] van 19 juli 2022, pagina 4363, de veertiende alinea (deel II).
73.Een proces-verbaal van bevindingen van 23 maart 2022, pagina’s 1683 tot en met 1698 (deel I), met de daarbij als bijlage gevoegde appberichten van de WhatsAppgroepen ‘Werk’ en ‘Werk Nieuw’, pagina’s 1699 tot en met 1888 (deel I).
74.Een proces-verbaal van bevindingen van 28 december 2021, pagina’s 2096 tot en met 2116 (deel I).
75.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, pagina’s 728 en 729 (deel I).
76.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, pagina’s 3331 en 3332 (deel IV).
77.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 6] van 6 januari 2022, pagina 637, de tweede alinea, de eerste regel tot en met de vijfde regel (deel I).
78.Een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict ex artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafecht van 10 april 2024, pagina 112 (deel IV).
79.Een proces-verbaal van bevindingen van 28 december 2021, pagina 2123 (deel I).
80.Een proces-verbaal van bevindingen van 8 juni 2022, pagina’s 223 tot en met 232 (deel III).
81.Een proces-verbaal van bevindingen van 20 juni 2022, pagina’s 207 tot en met 212 (deel II).
82.Een proces-verbaal van bevindingen van 21 april 2022, pagina 1642 (deel I).
83.Een proces-verbaal van bevindingen van 9 februari 2022, pagina 4187 (deel I).
84.Een proces-verbaal van bevindingen van 10 mei 2022, pagina 4310 (deel I).
85.Een proces-verbaal van bevindingen van 23 maart 2022, pagina 1689 (deel I).
86.Een proces-verbaal van bevindingen van 23 maart 2022, pagina 1691 (deel I).
87.Schriftelijke bescheiden, inhoudende appberichten van 18 oktober 2021, pagina’s 4145 tot en met 4164 (deel I)
88.Een proces-verbaal van bevindingen van 7 februari 2022, pagina 4108 (deel I), tweede alinea.
89.Een proces-verbaal van bevindingen van 29 maart 2022, pagina’s 3223 tot en met 3227 (deel I).
90.Een proces-verbaal van bevindingen van 10 mei 2022, pagina’s 4274 tot en met 4275 en pagina 4313 (deel I).
91.Een proces-verbaal van bevindingen van 12 januari 2022, pagina’s 45 tot en met 50 (deel IV).
92.Een proces-verbaal van bevindingen van 4 maart 2022, pagina 4235 tot en met 4244 (deel I, en een proces-verbaal van bevindingen van 5 januari 2021, pagina’s 3779 tot en met 3783 (deel I), met de daarbij als bijlage gevoegde chatberichten, pagina’s 3784 tot en met 3798 (deel I).
93.Een proces-verbaal van bevindingen van 24 januari 2022, pagina’s 3246 en 3247 (deel I).
94.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 5] van 29 november 2021, pagina 289, de achtste alinea en de laatste alinea, en pagina 290, de derde, de vierde en de vijfde alinea (deel I).
95.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] door de rechter-commissaris van 18 november 2021, pagina 186 (deel I).
96.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 1 maart 2022, pagina 897, de derde alinea van onderen, pagina 898, de veertiende alinea en de zestiende alinea, de eerste twee regels, pagina 900, de laatste alinea, en pagina 901, de vierde en vijfde alinea (deel I).
97.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 10 maart 2022, pagina 907, de laatste twee alinea’s, pagina 908, de vijfde alinea, en pagina 909, de eerste alinea (deel I), en de daarbij als bijlage gevoegde foto, pagina 910 (deel I).
98.De deels bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 4 december 2024.
99.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 9] van 19 juli 2022, pagina 4363, de zevende, de negende, de tiende, de elfde en de twaalfde alinea, de eerste twee zinnen (deel II).
100.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 10] van 8 maart 2022, pagina 982, de eerste, de vijfde, de zesde, de zevende, de twaalfde, de veertiende en de vijfde alinea, en pagina 983, de vijfde en de zevende alinea (deel I).
101.Schriftelijke bescheiden, inhoudende uittreksels uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, pagina’s 3348 tot en met 3356 (deel II).
102.Een proces-verbaal van bevindingen van 10 maart 2022, pagina’s 3605 tot en met 3609 (deel I).
103.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 29 november 2021, pagina 232, de zevende alinea, de achtste alinea, de eerste drie zinnen, en de negende alinea, de eerste tot en met de vijfde regel en de elfde en de twaalfde regel, en pagina 233, de vijfde alinea, de eerste vijf zinnen, en pagina 234, de vijfde alinea, de eerste elf zinnen (deel I).
104.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 november 2021, pagina’s 3362 tot en met 3369 (deel I).
105.Een proces-verbaal van bevindingen van 10 mei 2022, pagina 4294 (deel I).
106.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een overzicht van wijzigingen in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, en een proces-verbaal van verdachte [medeverdachte 2] van 16 november 2020, pagina 226, de tweede alinea van onderen, de tiende en de elfde zin (deel I).
107.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Noord-Holland, district Zaanstreek-Waterland, basisteam Zaanstad, met zaaksregistratienummer PL1100-2020230295. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.