Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.[eiser 1],2. [eiser 2],
1.[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
1.Inleiding
2.De procedure
- de conclusie van antwoord van [gedaagde 1];
3.De feiten
Algemeen
Toilet
4.Het geschil
5.De beoordeling
In het licht van de omstandigheden (de plotselinge uitval van [gedaagde 1] en daarna ook [gedaagde 2], en de omstandigheid dat partijen in oktober en november 2022 nog via Whatsapp hebben gesproken over de werkzaamheden, waaronder ook werkzaamheden die niet onder de ‘Aandachtspunten’ vallen, zoals het stuken van de uitbouw op 10 november 2022) is de rechtbank van oordeel dat [gedaagden] onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake is geweest van (een voorwaardelijke) oplevering van het werk. Zo is onder meer niet gesteld of gebleken dat partijen een rondje door de woning hebben gelopen of het werk samen hebben bekeken of dat er andere omstandigheden waren waaruit kan worden afgeleid dat voor beide partijen duidelijk was dat er sprake was van een oplevering. De omstandigheid dat [eisers] in de brief van 21 februari 2024 spreekt van een ‘gebrekkige oplevering’ is in het licht van de genoemde omstandigheden ook onvoldoende om van een aanvaarding van de oplevering door [eisers] uit te kunnen gaan.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 6:89 BW moet er na ontdekking van een gebrek binnen bekwame tijd worden geklaagd. Dat geldt ook als er geen sprake is geweest van een oplevering. Dit verweer slaagt voor een deel van de gestelde gebreken.
- de sleutels die [gedaagden] is kwijtgeraakt;
- de niet geleverde hordeur voor de schuifpui; en
- het niet geleverde red cedar boeideel.
€ 614,00
178,00(te vermeerderen met de kosten van betekening)