3.2De omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank acht het op basis van de inhoud van wettige bewijsmiddelen, de bewijsmiddelen zoals omschreven in voornoemd vonnis en het opgemaakte rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel van 15 augustus 2022,aannemelijk dat veroordeelde een bedrag van € 41.862,-- aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten en ontleent aan de inhoud van deze bewijsmiddelen ook de schatting van dat voordeel. De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt vast dat de periode die ten grondslag ligt aan het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel ruimer is dan de door de rechtbank bij vonnis bewezen verklaarde pleegperiode van de door veroordeelde gepleegde strafbare feiten. De rechtbank overweegt daartoe dat op grond van artikel 36e, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht naast bewezen verklaarde feiten ook andere strafbare feiten als grondslag kunnen dienen voor de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, indien het aannemelijk is dat deze op enige wijze ertoe hebben geleid dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De rechtbank komt tot het oordeel dat van die situatie hier sprake is.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de criminele organisatie bij de drugstransporten naar Denemarken en Zweden gebruikt heeft gemaakt van de rechtspersoon [bedrijf 1]. Veroordeelde is van 5 januari 2021 tot 19 juli 2021 enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 1] BV geweest. Veroordeelde heeft verklaard dat hij voor het op naam hebben van deze rechtspersoon € 400,-- tot € 600,-- per week zou krijgen. Gelet op deze verklaring is de rechtbank van oordeel dat het aannemelijk is dat veroordeelde € 600,-- per week heeft ontvangen voor het op naam hebben van [bedrijf 1].
Wekelijkse vergoeding
€ 600,--
Totale vergoeding (5 januari 2021 tot 19 juli 2021)
€ 16.800,--
Veroordeelde is daarnaast van 21 september 2020 tot 19 januari 2021 enig aandeelhouder van [bedrijf 2] BV geweest.Het is de rechtbank niet gebleken dat [bedrijf 2] BV op enige wijze legale (handels)activiteiten heeft verricht. De rechtbank acht het daarom aannemelijk dat veroordeelde hier eveneens € 600,-- per week voor heeft ontvangen.
Wekelijkse vergoeding
€ 600,--
Totale vergoeding (21 september 2020 tot 5 januari 2021)
€ 8.400,--
Vergoeding uitvoeringshandelingen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat veroordeelde naast de katvangersvergoeding een vergoeding voor zijn werkzaamheden in Zweden en Denemarken heeft ontvangen. Zo volgt uit chats tussen [naam 1] en [naam 2] dat veroordeelde een vergoeding heeft ontvangen voor het begeleiden van een drugstransport op 4 oktober 2021.
Veroordeelde heeft verklaard dat hij regelmatig geld van de criminele organisatie op zijn privérekening heeft ontvangen. Dit zou gaan om de rekening met nummer [rekeningnummer 2], een rekening die op naam van veroordeelde staat. Uit een analyse van deze rekening blijkt dat via deze rekening in de periode van 21 juni 2020 tot en met 14 december 2021 meermaals levensmiddelen zijn gekocht. Verder zijn er uitgaven gedaan op Aruba, waar veroordeelde tot aan zijn aanhouding verbleef.Ook zijn via deze rekeningen betalingen in Colombia verricht. Veroordeelde heeft verklaard dat hij hier een tijdlang heeft verbleven. Gelet op deze feiten en omstandigheden acht de rechtbank het aannemelijk dat de bankrekening met nummer [rekeningnummer 2] de privérekening van veroordeelde betreft en dat hij dus de beschikkingsmacht had over de gelden die op deze bankrekening stonden.
Veroordeelde ontving op deze rekening een bedrag van € 29.736,-- van aan de criminele organisatie gelieerde (rechts)personen. Deze ontvangsten zijn als volgt opgebouwd.
[naam 3]
€ 21.442,--
[bedrijf 3] BV
€ 2.000,--
[bedrijf 4] BV
€ 1.944,--
[naam 4]
€ 1.600,--
[naam 5]
€ 1.400,--
[bedrijf 5] BV
€ 1.050,--
[bedrijf 6] BV
€ 300,--
Naast genoemde bedragen heeft veroordeelde ook contante stortingen op zijn rekening ontvangen. Bovendien ontvangt veroordeelde geldbedragen van een andere rekening die op zijn naam staat. De rechtbank acht het dan ook aannemelijk dat veroordeelde de katvangersvergoeding (van totaal € 25.200,--) op deze rekening heeft ontvangen. Deze vergoeding wordt daarom niet apart meegeteld. Het totaal wederrechtelijk verkregen voordeel is als volgt opgebouwd.
Ontvangsten op bankrekening [rekeningnummer 2]
€ 29.736,--
Ontvangsten op deze rekening van een andere rekening van veroordeelde
€ 7.732,--
Contante stortingen
€ 4.395,--
Totale vergoeding (19 september 2020 tot 15 november 2021)
€ 41.862,--
Naar het oordeel van de rechtbank is de berekening gegrond op de bewezen verklaarde feiten en de daaraan ten grondslag gelegde en de in dit vonnis genoemde bewijsmiddelen. Verder is in de berekening op inzichtelijke en aannemelijke wijze het aandeel van veroordeelde verwerkt. Dit betekent dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel schat en zal vaststellen op € 41.862,--