ECLI:NL:RBOVE:2025:419

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
08.059124-22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan een criminele organisatie en drugshandel met grote hoeveelheden hard- en softdrugs

Op 27 januari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 51-jarige man, die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van grote hoeveelheden harddrugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, betrokken was bij een organisatie die zich richtte op drugshandel, met als oogmerk het plegen van misdrijven zoals bedoeld in de Opiumwet. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 916 dagen, waarvan 720 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een belangrijke uitvoerder was in de drugslijn naar Zweden en dat hij meermalen grote partijen harddrugs, waaronder cocaïne, amfetamine en MDMA, heeft geëxporteerd vanuit Nederland naar Zweden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de organisatie meegewogen in de strafoplegging. De verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfplaats en kampt met verschillende persoonlijke problemen, waaronder een alcoholverslaving en schulden. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis opgeheven, nu de opgelegde gevangenisstraf gelijk is aan de duur van het voorarrest.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.059124-22 (P)
Datum vonnis: 27 januari 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1973 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- en/of verblijfplaats.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 29 november 2023, 2, 3, 9, 16 en 17 december 2024 en 13 januari 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. H.J. Voors, advocaat in Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en bondig op neer dat verdachte:
feit 1:heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, die tot oogmerk had het plegen van drugsgerelateerde misdrijven;
feit 2:samen met anderen meermalen opzettelijk harddrugs (cocaïne, amfetamine en MDMA) buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, dan wel heeft afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2021 tot en met 15 oktober 2021 te Zwolle en/of Oldenzaal en/of Blaricum en/of (elders) in Nederland,heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen en/of rechtspersonen, te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of[medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of
[medeverdachte 7] (geboren [geboortedatum 2] 1984) en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 10] (geboren [geboortedatum 3] 1967) en/of
[medeverdachte 11] en/of [medeverdachte bedrijf 1] BV en/of [medeverdachte bedrijf 2] BV en/of [medeverdachte bedrijf 3] BV en/of [medeverdachte bedrijf 4] BV en/of [medeverdachte bedrijf 5] BV en/of [medeverdachte bedrijf 6] BV en/of [medeverdachte bedrijf 7] BV en/of één of meer andere natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en),welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven, te weten- misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet, te weten het afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen een of meer middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,en/of- misdrijven als bedoeld in artikel 11 derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet, te weten het afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben en/of het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een of meer middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 2hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2021 tot en met 15 oktober 2021 te Oldenzaal en/of (elders) in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk- door verdachte en/of één van de medeverdachten buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (dan wel bij één of meerdere transporteur(s) heeft aangeboden om te worden verzonden buiten het grondgebied van Nederland) en/of- door verdachte en/of één van de medeverdachten heeft afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,één of meer (grote) hoeveelhe(i)d(en) harddrugs, waaronder een hoeveelheid van- (ongeveer) 14,94 kilogram cocaïne en/of (ongeveer) 73,75 kilogram amfetamine en/of - (ongeveer) 19,99 kilogram MDMA, (aangetroffen op 15 oktober 2021 bij transportbedrijf [bedrijf 1] , gevestigd aan de [adres 1] ),in elk geval een hoeveel van een middel bevattende cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA, zijnde cocaïne en/of amfetamine en/of MDMA (een) middel(en) als bedoeld de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het onder feit 1 ten laste gelegde ‘binnen het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen’. Verdachte dient volgens de officier van justitie in zoverre partieel van het onder feit 1 ten laste gelegde te worden vrijgesproken. Dit heeft de officier van justitie ook gevorderd wat betreft de onder feit 1 ten laste gelegde pleegplaatsen Blaricum en Dublin, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte daar (als medepleger of pleger) bij betrokken is geweest.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs van het onder feit 1 ten laste gelegde periode moet worden vrijgesproken. Volgens de verdediging kan wegens de ondergeschikte rol van verdachte niet worden vastgesteld dat hij aan de criminele organisatie heeft deelgenomen, laat staan dat hij wetenschap heeft gehad van het oogmerk van de organisatie. Ook heeft de verdediging betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het onder feit 2 ten laste gelegde, omdat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte (als medepleger of pleger) betrokken is geweest bij de in Oldenzaal aangetroffen drugs.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt op grond van redengevende feiten en omstandigheden, die in de bewijsmiddelen [1] zijn vervat en waarop de bewezenverklaring steunt, tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. Voor de leesbaarheid van het vonnis worden de verdachten hierna bij de bespreking van de bewijsmiddelen met hun achternamen en zo nodig voorletters aangeduid. De rechtbank overweegt als volgt.
Ten aanzien van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde
De feiten en omstandigheden
De in beslag genomen hard- en softdrugs
De aangetroffen drugs in [plaats 1]
Op 15 oktober 2021 wordt bij transportbedrijf [bedrijf 1] in [adres 1] een partij drugs, met als bestemming Zweden, aangetroffen. Deze partij werd in opdracht van [medeverdachte bedrijf 3] BV verzonden naar het bedrijf [medeverdachte bedrijf 4] BV in [vestigingsplaats 1] (Zweden). [medeverdachte bedrijf 3] BV is onderdeel van [bedrijf 2] BV, waarvan [medeverdachte 8] sinds 31 juli 2020 indirect de bestuurder is. [2] [medeverdachte 8] is daarnaast sinds 5 januari 2021 enig aandeelhouder en bestuurder van [medeverdachte bedrijf 4] BV. [3] [medeverdachte 8] heeft verklaard dat hij deze bedrijven tegen betaling op naam heeft laten zetten. [4] De aangetroffen verdovende middelen waren verborgen in een partij van 24 hockers (poefjes). [5] Het blijkt te gaan om 14,94 kilogram cocaïne, 73,75 kilogram amfetamine en 19,99 kilogram MDMA. [6] Uit camerabeelden volgt dat een eerdere zending, die op 8 oktober 2021 is geleverd, werd bezorgd met een bestelauto met kenteken [kenteken 1] . [medeverdachte 7] is door de politie herkend als de bestuurder van deze bestelbus. [7] Het kenteken van deze bestelauto staat op naam van [medeverdachte bedrijf 1] B.V. [8] [medeverdachte 6] is enig aandeelhouder en bestuurder van deze BV. [9] Hij is zelf ook door de politie herkend als bestuurder van de bestelbus, die op 5 oktober 2021 pallets met hockers afleverde. [10]
De aangetroffen drugs in [plaats 2]
Op 12 november 2021 wordt door de douane een partij van een viertal pallets met 42 hockers onderzocht. Deze partij was afgeleverd bij [bedrijf 3] in [plaats 2] . Het gaat om drie pallets met twaalf meubelstukken en één pallet met zes meubelstukken. In totaal gaat het om 42 meubelstukken. [11] In die partij hockers werden verdovende middelen aangetroffen. Het blijkt te gaan om totaal 19,7 kilogram cocaïne en 312,26 kilogram hennep/hash. [12] De meubelstukken zouden moeten worden verzonden naar een adres van [bedrijf 4] in [vestigingsplaats 2] (Zweden), aan de [adres 2] . Als de meubelstukken zouden zijn geleverd, dan moest het telefoonnummer van de contactpersoon ‘ [alias 1] ’ in Zweden, te weten [telefoonnummer 1] , worden gebeld. Dit betreft naar later blijkt een telefoonnummer van [medeverdachte 1] . [13] De pallets waar de meubelstukken op stonden, werden bezorgd door een bestelbus met kenteken [kenteken 2] , die op naam stond van een verhuurbedrijf. De opdrachtgever voor de verzending was [medeverdachte bedrijf 2] BV. [14] Sinds 22 april 2020 heeft [getuige] het bedrijf [medeverdachte bedrijf 2] BV op naam staan. [15] Hij heeft daarover verklaard dat hij op verzoek van [medeverdachte 1] dit bedrijf tegen betaling op zijn naam heeft laten zetten en eveneens een zakelijke rekening voor dit bedrijf heeft geopend. [16] De bestelbus werd gehuurd door [medeverdachte bedrijf 1] BV, op naam van [medeverdachte 6] . [17] [medeverdachte 7] is wederom door de politie herkend als bestuurder van de bestelbus. [18]
De aangetroffen drugs in [vestigingsplaats 2] (Zweden)
Op 12 november 2021 is een doorzoeking verricht bij voornoemd adres van [bedrijf 4] in [vestigingsplaats 2] (Zweden). Daarbij werden vier pallets met zestien hockers aangetroffen. De huurder van de opslagplaats betreft [medeverdachte bedrijf 2] BV. In de hockers zat een grote partij verdovende middelen. Het ging onder meer om 80,49 kilogram amfetamine, 10,01 kilogram cocaïne en 233,22 kilogram cannabis. Dit transport was verzonden door [medeverdachte bedrijf 7] BV. [19] Vanaf 12 juni 2020 tot 25 oktober 2021 stond dit bedrijf op naam van [medeverdachte 5] . [20] Daarna is dit [naam 1] geworden. [21] Zij heeft daarover verklaard dat zij op verzoek van ene José dit bedrijf tegen betaling op naam heeft laten zetten. [22] Uit onder meer een WhatsApp-gesprek op de telefoon van [naam 1] volgt dat zij hierover met [medeverdachte 1] contact heeft gehad. [23] Het huurcontract voor de opslagplaats van [bedrijf 4] in [vestigingsplaats 2] , is door ene ‘ [alias 1] ’ ondertekend. [24] Medewerkers van [bedrijf 4] , [naam 2] en [naam 3] , hebben verklaard dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bij de verhuur van de ruimte betrokken waren en hebben hen ook op foto’s herkend. [naam 2] heeft [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] herkend als de mannen die een opslaglocatie wilden huren. [naam 3] had de indruk dat [medeverdachte 1] de leiding had, aangezien hij het woord voerde. Hij had contact met hem, met ‘ [alias 1] ’. [25]
De aangetroffen drugs in [adres 3]
Op 15 november 2021 zijn verbalisanten het bedrijfspand aan de [adres 3] binnengetreden. Dit pand werd door [medeverdachte bedrijf 6] BV gehuurd. [medeverdachte bedrijf 5] BV is op haar beurt enig aandeelhouder van die BV. Dat bedrijf staat sinds 12 mei 2021 op naam van [naam 4] . Hij heeft verklaard dat hij op verzoek van [medeverdachte 4] dit bedrijf tegen betaling op naam heeft laten zetten en een bankrekening heeft geopend. [26] In het bedrijfspand aan de [adres 3] waren op die 15 november 2021 onder meer de volgende personen aanwezig: [medeverdachte 6] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] . Zij zijn als verdachten aangehouden. [27] In het bedrijfspand wordt onder meer een hocker aangetroffen met daarin een hoeveelheid verdovende middelen. Het blijkt te gaan om 4,82 kilogram aan harddrugs (cocaïne) en in totaal 48,66 kilogram aan softdrugs (hasjiesj). Bij de softdrugs ging het om 28,64 kilogram (bruto) bruine blokken of 24,02 kilogram (netto) gedroogde plantdelen. [28] [medeverdachte 5] had ten tijde van zijn aanhouding in zijn portemonnee onder meer een tag om het alarm van het pand aan de [adres 3] uit te schakelen, evenals een wit pasje met daarop geschreven ‘ [alias 2] ’. [29] Uit onderzoek volgt dat met deze pas de in Stockholm aangetroffen hockers konden worden geopend, [30] evenals de hockers die in [plaats 3] en [plaats 2] zijn aangetroffen. [31]
De aangetroffen drugs in [vestigingsplaats 3] (Ierland)
Op 23 november 2021 heeft de Ierse Douane & Belastingdienst in Dublin (Ierland) een vrachtemplacement bij [bedrijf 5] in [vestigingsplaats 3] geïnspecteerd. Het ging om een partij pallets met daarop hockers. Deze hockers hadden verborgen ruimten, met daarin verdovende middelen. De klant van de zending was [medeverdachte bedrijf 3] BV. [bedrijf 5] ontving deze zending op 17 november 2021. Drie van de vier pallets waren geadresseerd aan [medeverdachte bedrijf 3] BV. De andere pallet was geadresseerd aan [medeverdachte bedrijf 4] BV. [32] Het transport is op naam van [medeverdachte 8] aangevraagd. [33] Bij dit transport blijkt het te gaan om 60 kilogram cocaïne en 22 kilogram heroïne (pallet 1), [34] 73 kilogram cannabis en 36 kilogram hash/cannabis resin (pallet 2), 21 kilogram cannabis en 52 kilogram hash/cannabis resin (pallet 3) en 21 kilogram cannabis en 57 kilogram hash/cannabis resin (pallet 4). [35]
De in beslag genomen administratie
De aangetroffen administratie in [adres 3]
Bij de eerder vermelde doorzoeking van het bedrijfspand aan de [adres 3] op
15 november 2021 is ook administratie aangetroffen en inbeslaggenomen. Allereerst zijn documenten van in totaal 83 bedrijven aangetroffen, waaronder [medeverdachte bedrijf 1] BV, [medeverdachte bedrijf 3] BV, [medeverdachte bedrijf 4] BV, [medeverdachte bedrijf 2] BV. Deze documenten bevatten onder meer notariële aktes van oprichting en aandelenregisters van zestien bedrijven. Daarnaast is in de administratie een contract met [bedrijf 4] , [adres 2] (Zweden) aangetroffen. Ook is administratie (zoals facturen) van diverse leaseauto’s aangetroffen en zijn meerdere (bank)passen/creditcards op naam van (rechts)personen aangetroffen. Namen die onder meer in de administratie naar voren kwamen, zijn [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 5] . Verder is handgeschreven administratie aangetroffen. In die administratie zijn onder meer de uitgevoerde transporten van drugs, de daaraan verbonden kosten en opbrengsten en de winstverdeling beschreven. Die winstverdeling is in de onderstaande tabel weergegeven. [36]
Deel ‘ [alias 3] ’
6%
Deel ‘ [alias 2] ’
14%
Deel ‘ [alias 4] ’
14%
Deel ‘ [alias 5] ’
8%
Deel ‘ [alias 6] ’
14%
Deel ‘ [alias 7] ’
14% + 2%
De transporten
[bedrijf 1]
In de periode van 26 mei 2021 tot en met 15 oktober 2021 heeft het transportbedrijf [bedrijf 1] voor [medeverdachte bedrijf 3] . BV in totaal 19 transporten van [plaats 1] naar Stockholm (Zweden) verzorgd. Dit blijkt uit hun onderlinge correspondentie. In totaal zijn er veertien facturen inzichtelijk geworden waarop het transport van de pallets in rekening is gebracht. De betalingen van deze facturen zijn allen op naam van [medeverdachte 8] verricht. [37]
[bedrijf 6]
is een transportbedrijf dat transportopdrachten van diverse klanten aanneemt en op haar beurt een ander transportbedrijf regelt die de vracht daadwerkelijk transporteert. [bedrijf 6] heeft [bedrijf 3] ingeschakeld om de partij, die in Zwolle is onderschept, naar Zweden te transporteren. In een namens [medeverdachte bedrijf 2] BV verstuurde mail, is het telefoonnummer [telefoonnummer 2] vermeld. Dit betreft naar later blijkt een telefoonnummer van [medeverdachte 5] . [medeverdachte bedrijf 4] BV heeft ook gebruikgemaakt van [bedrijf 6] . Deze transporten zijn per e-mail aangevraagd op naam van [medeverdachte 8] . Het betreft in totaal zes transporten. Deze transporten, allen met een buitenlands afleveradres, staan op een in de administratie aangetroffen lijst vermeld, met als data 24 juni 2021, 12 juli 2021, 13 september 2021, 4 oktober 2021, 18 oktober 2021 en 1 november 2021. [38]
[bedrijf 7]
Ook is het transportbedrijf [bedrijf 7] ingezet om transporten te vervoeren. Sinds 6 mei 2021 hebben er 70 transporten plaatsgevonden in opdracht van [medeverdachte bedrijf 7] BV en moest één transport nog worden uitgevoerd. [medeverdachte bedrijf 7] BV heeft transportbedrijf [bedrijf 7] de opdracht gegeven om vracht vanuit het buitenland, waaronder Zweden en Ierland, naar Nederland te versturen. Een bedrijf dat wordt genoemd als bedrijf waar de vracht kan worden opgehaald, is onder meer [medeverdachte bedrijf 4] BV. Als contacten afzender/ontvanger zijn verschillende namen met telefoonnummers genoemd. Uit onderzoek blijkt dat die telefoonnummers in gebruik zijn bij [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] (onder de naam ‘ [alias 1] ’). [39] Een deel van genoemde transporten is naar de [adres 4] vervoerd. [40]
[bedrijf 8]
Verder heeft transportbedrijf [bedrijf 8] transporten geregeld voor de bedrijven [medeverdachte bedrijf 3] en [medeverdachte bedrijf 4] BV. In de periode van 8 april 2021 tot en met 11 november 2021 heeft [bedrijf 8] 20 exporttransporten gereden voor [bedrijf 9] . De ladingen zijn allen in Dublin afgeleverd. Ook heeft [bedrijf 8] voor [medeverdachte bedrijf 4] exporttransporten gereden. In de periode van
2 september 2021 tot en met 11 november 2021 zijn dit er zeven. Ook deze ladingen zijn allen in Dublin afgeleverd. De transporten zijn allen op naam van [medeverdachte 8] aangevraagd en betaald vanaf een bankrekening die op zijn naam staat. De SIM-kaart van het telefoonnummer dat [medeverdachte 8] daarbij heeft gebruikt, is tijdens de doorzoeking van het bedrijfspand in [plaats 3] aangetroffen. [41]
De aanhoudingen op Schiphol
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn op 15 november 2021 samen op Schiphol aangehouden, nadat ze vanuit Blaricum zijn vertrokken en door [medeverdachte 11] naar Schiphol zijn gebracht. Dit is door een observatieteam waargenomen. [42] Onder [medeverdachte 1] werd een telefoon met het nummer [telefoonnummer 1] , met daarop een sticker met de tekst ‘ [alias 8] 1234’ in beslag genomen. [43] [medeverdachte 2] was ten tijde van zijn aanhouding in het bezit van een keycord met een zwarte tag, met daarop de naam ‘ [bedrijf 4] ’. [44] Genoemd telefoonnummer is getapt. Hieruit volgt dat de gebruiker van deze telefoon zich ‘ [alias 9] ’ noemde. Het gesprek gaat over het afleveren van pallets voor [medeverdachte bedrijf 2] BV in Zweden. ‘ [alias 9] ’ geeft aan dat hij nog niet in Zweden, maar op Schiphol is en geeft instructies hoe op de locatie de pallets kunnen worden afgeleverd. ‘ [alias 9] ’ zegt dat men hem daar kent als ‘ [alias 1] ’ of ‘ [alias 9] ’ en de transporteur moet ter plaatste tegen de baliemedewerker zeggen dat hij ‘ [alias 1] ’ heeft gesproken. Het observatieteam heeft waargenomen dat [medeverdachte 1] op dat moment met genoemde telefoon op Schiphol aan het bellen was. [45]
De productielocatie van hockers
Op 23 november 2021 is het bedrijfspand aan de [adres 4] doorzocht. Hier is onder meer het volgende aangetroffen: zowel losse als ingepakte hockers, zaagmateriaal, hout, sluitmechanismen, witte pasjes met een soort magneet, MDF-platen met verborgen ruimten, onafgemaakte hockers en een bonnetje waaruit volgt dat op naam van [medeverdachte 9] eten is besteld. De hal in het bedrijfspand was voorzien van een beveiligingssysteem en [medeverdachte 9] stond bij de meldkamer van [bedrijf 10] als contactpersoon geregistreerd. [46] [medeverdachte 9] heeft zich op 30 november 2021 bij de politie gemeld, waarbij hij tegenover de politie heeft verklaard dat dit zijn loods is en dat hij hier hockers maakt. [47] Dit wordt bevestigd door de verklaring van de eigenaresse van genoemd pand, waaruit volgt dat zij sinds 1 april 2021 het pand aan [medeverdachte 9] heeft verhuurd. [48]
De vluchtgegevens
Uit onderzoek naar de vluchtgegevens volgt dat [medeverdachte 10] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 9] en [verdachte] met enige regelmaat naar Zweden of Ierland zijn gevlogen, of dit volgens de boekingsgegevens van plan waren. In de onderstaande tabel zijn de gegevens uitgewerkt.
Naam
Aantal vluchten
Met bestemming
In de periode
[medeverdachte 10]
Twee
Dublin
20 tot en met 28 oktober 2021
[medeverdachte 10]
Eén
Dublin
16 november 2021
(niet gevlogen)
[medeverdachte 2]
Eén
Zweden
9 november 2021
[medeverdachte 2]
Eén
Zweden
15 november 2021
(niet gevlogen)
[medeverdachte 1]
Zes
Zweden
11 mei 2021 tot en met 9 november 2021
[medeverdachte 1]
Eén
Zweden
15 november 2021
(niet gevlogen)
[medeverdachte 6]
Twaalf
Zweden
25 juli 2021 tot en met 18 oktober 2021
[medeverdachte 5]
Veertien
Dublin
21 juni 2021 tot en met 8 november 2021
[medeverdachte 9]
Eén
Zweden
15 november 2021
(niet gevlogen)
[verdachte]
Twaalf
Zweden
25 juli 2021 tot en met 18 oktober 2021
Na 15 november 2021, toen een aantal personen als verdachte is aangehouden, hebben er geen vluchten meer plaatsgevonden, ook niet door [medeverdachte 10] die pas later als verdachte is aangehouden. [49] In de op 15 november 2021 onder [medeverdachte 5] in beslag genomen telefoon zijn e-mailberichten aangetroffen die betrekking hebben op voornoemde vluchten, op zijn eigen naam en die op naam van [medeverdachte 10] . [50]
Het verblijf in hotels
Dat enkele van de voornoemde personen daadwerkelijk in het buitenland zijn geweest, blijkt ook uit verblijfsgegevens van het [hotel] in [plaats 4] (Zweden). In de onderstaande tabel is weergegeven wie wanneer aldaar heeft verbleven. [51]
Naam
In de periode
[medeverdachte 2]
31 mei 2021 tot en met 1 juni 2021
[medeverdachte 1]
31 mei 2021 tot en met 1 juni 2021
[medeverdachte 6]
25 tot 28 juli 2021
22 tot 26 augustus 2021
29 augustus tot 1 september 2021
5 tot 8 september 2021
10 tot 11 september 2021
15 tot 17 september 2021
26 september tot 1 oktober 2021
6 tot 8 oktober 2021
11 tot 15 oktober 2021
[verdachte]
22 tot 26 augustus 2021
29 augustus tot 1 september 2021
5 tot 8 september 2021
15 tot 17 september 2021
26 september tot 1 oktober 2021
6 tot 8 oktober 2021
11 tot 15 oktober 2021
[medeverdachte 8] , die zich uitgaf als ‘ [alias 10] ’ van de anderen
25 mei tot en met 20 juli 2021
Bovendien volgt uit een verklaring van [naam 5] dat [medeverdachte bedrijf 4] BV van 17 mei 2021 tot en met 31 december 2021 een opslagruimte bij [bedrijf 11] in [plaats 4] (Zweden) heeft gehuurd. Aldaar kwam circa één keer per maand een levering. [naam 5] verklaart dat zij aan [medeverdachte 8] en [medeverdachte 6] een toegangspas voor de ruimte heeft gegeven en hen ook heeft ontmoet. [52] Ook heeft [naam 6] , een medewerker van het [hotel] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 8] aan de hand van foto’s herkend. [53]
Geleasede auto’s en het gebruik van deze auto’s
Op naam van verschillende rechtspersonen zijn tal van voertuigen gehuurd of geleased. Dit betreft een aantal bedrijfsauto’s, maar het gaat met name om personenauto’s uit het luxere segment (Porsche, Audi en Mercedes). 36 van die voertuigen zijn bij [bedrijf 12] gehuurd. De maandlast van de leasecontracten betreft ruim € 40.600,--. Sinds 2020 zijn verschillende auto’s op naam van rechtspersonen gehuurd. [54]
Eén van de geleasede auto’s betreft de Volvo XC90 D5, met kenteken [kenteken 3] . Uit locatiegegevens en de inhoud van de telefoon van [medeverdachte 11] volgt dat hij in ieder geval in de periode van 28 september 2021 en 1 oktober 2021 met deze Volvo in Zweden is geweest. [55] Dit volgt ook uit de gegevens van het navigatiesysteem van de auto. [56] [medeverdachte 11] heeft verklaard dat hij in de Volvo als privéchauffeur voor [medeverdachte 1] werkt. [57] De autosleutels van de Volvo werden ook tijdens de fouillering van [medeverdachte 11] op 16 november 2021 aangetroffen. [58] Op 21 september 2021 is de Volvo bij de grens door de Deense politie gecontroleerd. Toen zaten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] samen in de auto. [59] Op zowel 4 [60] als 6 oktober 2021 heeft de Deense politie de genoemde Volvo wederom gecontroleerd. Beide keren werden [medeverdachte 11] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] samen in de auto aangetroffen. [medeverdachte 1] was bij die laatste controle in het bezit van drie bankpassen op naam van andere personen. [61]
Een andere auto die werd gebruikt, is onder meer de Audi Q8, met kenteken [kenteken 4] . [medeverdachte 10] heeft op enig moment de beschikking over deze auto gekregen en was een regelmatige bestuurder van de auto. De ingangsdatum van de verzekeringspolis van de AudiQ8 betreft 5 februari 2021. [62]
De bijnamen
In chats en apps is gebruikgemaakt van verschillende bijnamen. De rechtbank stelt in verband hiermee het volgende vast.
[medeverdachte 4] heeft gebruikgemaakt van de bijnamen ‘ [alias 11] ’, ‘ [alias 12] ’, ‘ [alias 13] ’ en ‘ [alias 14] ’. Dit volgt onder meer uit chats die hij met zijn partner Aslihan Gökalp heeft gevoerd. [63]
[medeverdachte 1] heeft gebruikgemaakt van de bijnamen ‘ [alias 8] ’ en ‘ [alias 7] ’. Dit volgt onder meer uit chats die hij met zijn echtgenote [naam 7] heeft gevoerd, de in de telefoon van [medeverdachte 1] aangetroffen appberichten, waarin door de personen met de in deze alinea besproken bijnamen wordt gecommuniceerd, [64] en een aangetroffen foto met de tekst ‘ [alias 7] ’ is ‘ [alias 8] ’. [65]
[medeverdachte 5] heeft gebruikgemaakt van de bijnamen ‘ [alias 15] ’, ‘ [alias 2] ’ en ‘ [alias 16] ’. Dit volgt uit informatie van de Ierse politie dat [medeverdachte 5] betrokken is bij leveringen in Ierland en chats waaruit blijkt dat ‘ [alias 2] ’ en ‘ [alias 17] ’ betrokken zijn bij een mega-uitlevering in Ierland. Bovendien volgt uit een appgesprek van 18 oktober 2021: ‘ [alias 15] is [alias 16] ’. [66]
[medeverdachte 9] heeft gebruikgemaakt van de bijnamen ‘ [alias 18] ’ en ‘ [alias 4] ’. Dit volgt onder meer uit een appgesprek met een daarin gedeelde afbeelding waaruit volgt dat ‘ [alias 18] ’ een vlucht heeft geboekt, waarbij [medeverdachte 9] zowel als hoofdboeker als met zijn e-mailadres vermeld is. [67]
[medeverdachte 6] heeft gebruikgemaakt van de bijnamen ‘ [alias 19] ’ en ‘ [alias 20] ’. Dit volgt onder meer uit appgesprekken waarin wordt gesproken over de vrouw van ‘ [alias 19] ’, genaamd [naam 8] , en een conversatie waarin ‘ [alias 19] ’ op 7 oktober 2021 aangeeft dat het transport in Stockholm is gearriveerd. [medeverdachte 6] heeft een partner met de roepnaam [naam 8] en hij was volgens vluchtgegevens op genoemde datum in Stockholm. [68]
[verdachte] heeft gebruikgemaakt van de bijnaam ‘ [alias 21] ’. Deze naam is gekoppeld aan een telefoonnummer waarmee [verdachte] in de politiesystemen geregistreerd staat en eveneens is in de fouillering van [medeverdachte 6] een handgeschreven briefje aangetroffen waarbij dat telefoonnummer met de bijnaam ‘ [alias 21] ’ vermeld is. Bovendien volgt uit een chat tussen ‘ [alias 17] ’, ‘ [alias 19] ’ en ‘ [alias 8] ’ dat ‘ [alias 19] ’ en ‘ [alias 21] ’ op 7 oktober 2021 succesvol een levering hebben verricht en is [verdachte] blijkens vluchtgegevens op
6 oktober 2021 samen met [medeverdachte 6] naar Stockholm gevlogen en zijn zij op 8 oktober 2021 teruggevlogen. [69]
[medeverdachte 10] heeft gebruikgemaakt van de bijnaam ‘ [alias 17] ’. [medeverdachte 10] heeft verklaard dat hij ‘ [alias 17] ’ was, dat hij samen met [medeverdachte 5] naar Ierland is afgereisd en naar zijn zeggen steeds meer handelingen is gaan verrichten. [70] Ook heeft hij gebruikgemaakt van de bijnaam ‘ [alias 6] ’. Dit volgt uit de aangetroffen foto met de tekst ‘ [alias 6] ’ is ‘ [alias 17] ’. [71]
[medeverdachte 7] heeft gebruikgemaakt van de bijnaam ‘ [alias 3] ’. [medeverdachte 7] heeft verklaard dat hij ‘ [alias 3] ’ was. [72]
Samengevat zijn aan de volgende personen de volgende bijnamen toe te kennen:
Naam
Bijnamen
[medeverdachte 4]
[alias 11] , [alias 12] , [alias 13] en [alias 14]
[medeverdachte 1]
[alias 8] en [alias 7] .
[medeverdachte 5]
[alias 15] , [alias 2] en [alias 16]
[medeverdachte 9]
[alias 18] en [alias 4]
[medeverdachte 6]
[alias 19] en [alias 20]
[verdachte]
[alias 21]
[medeverdachte 10]
[alias 6] en [alias 17]
[medeverdachte 7]
[alias 3]
Voor de leesbaarheid van het vonnis zullen hierna in beginsel de bijnamen niet meer worden genoemd, maar zullen de verdachten wederom met hun achternamen en zo nodig voorletters worden aangeduid.
Deelname aan WhatsApp-groepen
In de telefoon van [medeverdachte 1] zijn twee WhatsApp-groepen aangetroffen, te weten ‘ [groepsnaam 1] ’ en ‘ [groepsnaam 2] ’. De appgroep ‘ [groepsnaam 1] ’ is op 5 oktober 2021 gestart. De laatste activiteit in deze appgroep was op 18 oktober 2021. De deelnemers van deze appgroep waren gezien de daarin voorkomende bijnamen: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 10] en [medeverdachte 7] . De appgroep ‘ [groepsnaam 2] ’ is op 18 oktober 2021 gestart. De laatste activiteit in deze appgroep was op 13 november 2021. Deelnemers van deze appgroep waren wederom gezien de daarin voorkomende bijnamen: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 10] en [medeverdachte 7] . De beide appgroepen werden gebruikt om werkzaamheden te regelen. Ook werd besproken wanneer iedereen naar ‘kantoor’ moest komen of van verlof kon genieten. Bovendien werden successen/uitleveringen gevierd. [73]
Een selectie van aangetroffen chatberichten en enkele onderzoeksbevindingen
Uit de WhatsApp-berichten volgt dat [medeverdachte 1] in april 2020 bezig is om [naam 9] tegen een geldelijke vergoeding een bedrijf op naam te laten zetten. [74] Dit plan is gerealiseerd, want op 28 mei 2020 wordt [naam 9] enig aandeelhouder van [bedrijf 13] B.V. [75] Ook is [naam 9] sinds 21 oktober 2020 enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 14] BV. [76] Hierover heeft [naam 9] verklaard dat hij de oprichter was, maar dat [medeverdachte 1] degene was die de BV leidde. ‘Ik ben er verder niet bij betrokken geweest. Het zou gewoon een stille BV zijn’, aldus [naam 9] . [77] Uit onderzoek volgt echter dat de vrouw van [medeverdachte 10] op 31 januari 2021 ‘een salaris’ van [bedrijf 14] BV heeft ontvangen. [medeverdachte 10] heeft zelf vanaf mei 2021 betalingen van [medeverdachte bedrijf 1] BV ontvangen. De eerste betaling betreft ‘een voorschot voor het salaris van mei’. [78] Van enige legale (handels)activiteiten door [medeverdachte bedrijf 1] BV of [bedrijf 14] BV is niet gebleken.
Op 30 oktober 2020 verstuurt [medeverdachte 1] een foto van zichzelf met een stapel geld in zijn handen. [79] Ook blijkt dat [medeverdachte 1] op 12 en 13 juli 2021 aan een ander persoon berichten stuurt die gaan over de koop van geldtelmachines van het merk en type Safescan 2985-SX. Een soortgelijke geldtelmachine is in het bedrijfspand aan de [adres 3] in beslag genomen. [80]
[medeverdachte 5] , [medeverdachte 10] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] hebben op 12 september 2021 met elkaar bij een restaurant in Hilversum gegeten. In de telefoon van [medeverdachte 1] zijn afbeeldingen en video-opnamen van die avond aangetroffen. [medeverdachte 1] heeft over dit etentje onder meer gechat: ‘Ik zit zondag met de jongens’, ‘We gaan alle bedrijven doorlopen en bespreken’, ‘Etentje met kantoor’ en ‘Yes, it’s nice to be together. We are a successful team’. [81] Uit het dossier volgt dat hierna vele berichten zijn verzonden, waarvan hierna enkele worden besproken.
In een conversatie van 6 oktober 2021 schrijft [medeverdachte 4] het volgende: ‘Goedemorgen allemaal. Zorg met klanten dat jullie beetje kunnen combineren met berichten. Stukje Threema. Stukje Signal. Stukje Wickr’. Even later vraagt [medeverdachte 5] : ‘3 pallets uit Zweden. Vrijdagochtend in [plaats 5] laten brengen?’. [medeverdachte 4] bevestigt daarna dat dit goed is. [medeverdachte 9] laat vervolgens weten dat ‘Ier’ naar hij denkt morgen terug zal zijn. [82] Daarnaast volgt uit een chatbericht van 12 oktober 2021 dat [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 1] de opdracht geeft de uitlevering van drie partijen te regelen en dat hij met [medeverdachte 10] moet overleggen. [medeverdachte 1] antwoordt daarop: ‘Ik ga erachteraan’. [83]
[medeverdachte 1] schrijft in een appbericht van 19 oktober 2021 aan [medeverdachte 4] dat hij had gezegd dat [medeverdachte 1] een nieuwe telefoon moest. [84] Een dag daarvoor, op 18 oktober 2021, heeft [medeverdachte 9] in de appgroep een online artikel over het op 15 oktober 2021 onderschepte drugstransport in Oldenzaal gedeeld. [85] Op die dag vond eveneens de laatste activiteit in de appgroep ‘ [groepsnaam 1] ’ plaats, waarna [medeverdachte 4] de appgroep ‘ [groepsnaam 2] ’ heeft aangemaakt. [medeverdachte 4] schrijft dan aan de anderen: ‘Wel balen vandaag. Maar we gaan door. [medeverdachte 6] moet nog ff nieuwe telefoon halen en komt dan morgen in de groep erbij’. [86] In de nieuwe appgroep wordt vervolgens al snel gesproken over ‘snel’, ‘duur’ en ‘marok’, waarbij foto’s worden gedeeld. [87] Het is de politie ambtshalve bekend dat hiermee de drugs amfetamine/speed, cocaïne en hasj wordt bedoeld. [88] Omdat verdachten geen geloofwaardige alternatieve verklaring hebben gegeven voor dit taalgebruik, leest de rechtbank het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien met de inhoud van het procesdossier, als communicatie over soorten soft- of harddrugs. De rechtbank gaat er daarom van uit dat deze appgesprekken onder andere betrekking hadden op de handel in en uitvoer van soft- en harddrugs. Aannemelijk is dat, zoals gebruikelijk is in de drugshandel, in de appgesprekken willens en wetens verhullende taal is gebruikt. Verder volgt uit een chat tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] die op diezelfde dag is gevoerd, dat [medeverdachte 4] € 1.500,-- aan [medeverdachte 8] heeft overgemaakt. Dit ziet op een voorschot voor [medeverdachte 8] , een laatste vergoeding voordat hij naar Aruba vertrekt. [89]
Op 20 oktober 2021 deelt [medeverdachte 1] het volgende mee in de ‘ [groepsnaam 2] ’ appgroep met [medeverdachte 4] , [medeverdachte 10] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] : ‘Vuurdoop van buurman. Hij heeft ’t netjes gedaan’. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 10] hebben even daarvoor geschreven: ‘Dk afgerond. Goed gedaan jongens’. [medeverdachte 10] zegt eveneens ‘Goed gedaan jongens’ en [medeverdachte 7] reageert daarop: ‘Top’. De chats zien op een uitlevering naar Denemarken. [90] Op diezelfde dag wordt in de chatgroep gedeeld dat weer succesvol een mega-uitlevering heeft plaatsgevonden. [medeverdachte 9] schrijft dat [medeverdachte 5] het weer heeft geflikt, waarop [medeverdachte 5] reageert: ‘Met [alias 17] ’. Uit vluchtgegevens volgt dat [medeverdachte 5] en [medeverdachte 10] die dag samen per vliegtuig in Ierland zijn aangekomen. [medeverdachte 7] reageert met een foto van een flesje Corona. [91]
Omstreeks half oktober heeft [medeverdachte 6] overigens ook een WhatsApp-appgroep aangemaakt, genaamd ‘Uitleveren’, en voegt daar [medeverdachte 1] en [medeverdachte 10] aan toe. De chats gaan over een uitlevering in Zweden. Er volgt een gesprek over een tegenpartij die niet met het afgesproken voertuig is gekomen. Er lijkt twijfel te zijn over het al dan niet afleveren. [medeverdachte 10] laat de keuze aan [medeverdachte 6] . [medeverdachte 1] is het daarmee eens en steunt [medeverdachte 6] bij elke beslissing die hij neemt. [medeverdachte 6] laat daarop weten dat de auto is geladen en dat hij teruggaat. [92]
Uit een latere chat in de appgroep ‘ [groepsnaam 2] ’, van 14 november 2021, volgt dat [medeverdachte 4] tegen [medeverdachte 10] zegt dat hij een opslag om 06:00 uur moet openen, tien meubels met de pas van [medeverdachte 7] moet pakken en drie dozen over tien meubels moet verdelen, en daarna naar kantoor moet komen. [medeverdachte 10] reageert daarop dat hij om 04:30 uur zal vertrekken, daar rond 06:00 uur zal zijn en dan om ongeveer 08:00 uur terug zal zijn. Even later bericht hij dat [medeverdachte 7] erheen is en dat hijzelf op kantoor is. [medeverdachte 7] reageert even later dat het is gelukt. [93]
Een selectie van verdere verklaringen van verdachten en enkele onderzoeksbevindingen
[medeverdachte 5] heeft verklaard dat [medeverdachte 6] een vriend van hem is en dat hij [medeverdachte 11] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] wel eens in het pand aan de [adres 3] heeft gezien. [94]
[medeverdachte 6] heeft op 18 november 2021 bij de rechter-commissaris verklaard dat hij in het verleden wel eens een vrachtauto heeft gehuurd en wel eens wat pallets wegbracht. Hij wil niet zeggen wie de opdrachtgever was, want dan brengt hij zichzelf naar eigen zeggen in gevaar. [95]
Uit de bewijsmiddelen volgt reeds dat [medeverdachte 8] tegen betaling bedrijven op zijn naam heeft laten zetten. [medeverdachte 8] heeft daarnaast verklaard dat hij onder meer in Zweden is geweest om aldaar een kantoor te huren en op naam te zetten. Hij verbleef dan in een hotel. De opdrachtgever en zijn chauffeur was er vaak wel bij, maar die verbleven volgens [medeverdachte 8] in een ander hotel. Voor het op naam zetten van de ‘slapende’ BV, is [medeverdachte 8] ook eens bij een notaris geweest. [96] In het dossier zit een op 5 oktober 2021 gemaakte foto van drie personen die samen aan tafel en een biertje drinken. [medeverdachte 8] heeft hierover verklaard dat hij hier samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 11] op te zien is. Ook heeft hij verklaard dat hij wel eens poefjes binnen heeft gezet. Verder heeft [medeverdachte 1] wel eens een wit pasje aan hem gegeven, maar [medeverdachte 8] wist naar zijn zeggen niet wat hij ermee moest doen. [97]
[medeverdachte 7] heeft verklaard dat hij tegen betaling hand-en-spandiensten heeft verricht. Hij werd daartoe door één van de jongens gevraagd en hij kwam via zijn broer met die persoon in contact. Dat was begin oktober 2021. Hij heeft verklaard dat hij meubelstukken op pallets heeft vervoerd. Deze pallets heeft hij naar eigen zeggen van [plaats 3] naar [plaats 1] en [plaats 2] vervoerd. Volgens hem zat er softdrugs in de meubelstukken. [medeverdachte 7] heeft verklaard dat hij wel eens in het bedrijfspand in [vestigingsplaats 4] is geweest. [98]
[verdachte] heeft verklaard dat hij tegen betaling een bedrijf op zijn naam heeft laten zetten. Dit deed hij voor zijn vriend [medeverdachte 5] . [medeverdachte 6] is volgens [verdachte] eveneens een vriend van hem. [verdachte] is naar hij denkt vijf of zes keer met [medeverdachte 6] per vliegtuig naar Zweden geweest en heeft aldaar met hem in een hotel verbleven. [99] Uit onderzoek volgt vervolgens dat de bedrijven [bedrijf 15] BV, [bedrijf 16] BV en [bedrijf 17] BV per 26 november 2019 zijn opgericht. Enig aandeelhouder en bestuurder van de bedrijven [bedrijf 16] BV en [bedrijf 17] BV is [bedrijf 15] BV. Sinds 9 november 2020 is [verdachte] enig aandeelhouder en bestuurder van dit bedrijf. [100] Verder blijkt uit WhatsApp-berichten dat [verdachte] in een chatbericht van 30 september 2021 naar ‘ [alias 22] ’ stuurt: ‘Ik zit nog in Zweden’, ‘Ik ga woensdag weer terug dus maandag hulp ik u weer’ en ‘Vanavond ga ik pallets weer sealen’. Bovendien stuurt [verdachte] een foto van zichzelf in een geel werktenue met zwarte schoenen. Uit een chat van 12 oktober 2021 blijkt vervolgens dat [medeverdachte 6] aan [medeverdachte 1] meedeelt welke kleur kleding en welke kleur schoenen hij draagt. [verdachte] zegt daarna zelf in diezelfde conversatie dat hij ‘een keer opvalt zonder te praten’. [101]
[medeverdachte 2] heeft onder meer verklaard dat hij met [medeverdachte 1] , die hem had benaderd, in zee is gegaan wegens financiële problemen en dat hij tegen vergoeding verschillende hand-en-spandiensten heeft verricht. Hij verklaart verder over zijn rol in het geheel dat hij op de uitkijk staat als dat nodig is en [medeverdachte 1] moest bellen als dat nodig was, als de politie of iets anders verdachts te zien was. Dit heeft hij onder meer in Denemarken gedaan. Hij moest ervoor zorgen dat de lokale mensen de afgeleverde spullen konden ophalen. Zo moest hij een auto ophalen en bij de loods plaatsen, waarna de auto door lokale mensen kon worden gebruikt om de inhoud van de poefjes weg te brengen. Ook was het zijn taak om bij een bouwmarkt inpakspullen op te halen. Dit werd dan door de lokale mensen gebruikt. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij ook met [medeverdachte 1] naar Stockholm is geweest. [102] [medeverdachte 2] is volgens zijn telefoongegevens ook ten minste vier keer aan de [adres 4] geweest, namelijk op 17 februari 2021 en 1, 2 en 8 maart 2021. [103] [medeverdachte 1] heeft bovendien op
21 september 2021 aan [medeverdachte 2] gevraagd of hij [medeverdachte 8] wil vervangen, waarop [medeverdachte 2] heeft gereageerd: ‘Alles beter dan doorgaan in de bouw, buurman, word er depressief van, echt waar’. [104] Overigens is [medeverdachte 2] al sinds 23 september 2020 algemeen directeur van [bedrijf 18] BV, terwijl hij heeft verklaard dat hij elektricien en loodgieter is. [105] Niet is gebleken dat deze BV enige legale (handels)activiteit heeft verricht.
-
Ten aanzien van feit 2 – ‘Buiten het grondgebied van Nederland brengen’
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, vast nop 15 oktober 2021 in Oldenzaal aangetroffen grote hoeveelheid hard- en softdrugs bij een transporteur ten vervoer is aangeboden om te worden verzonden buiten het grondgebied van Nederland. In artikel 1, vijfde lid, van de Opiumwet staat onder meer beschreven dat onder ‘buiten het grondgebied van Nederland brengen’ is begrepen: het met bestemming naar het buitenland vervoeren, ten vervoer aannemen of ten vervoer aanbieden. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat genoemde verdovende middelen ‘buiten het grondgebied van Nederland’ zijn gebracht.
-
Ten aanzien van feit 1 - Deelname aan een criminele organisatie
Maatstaf
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling voor deelneming aan een criminele organisatie moet worden vastgesteld dat:
sprake is geweest van een organisatie;
die organisatie tot oogmerk heeft gehad het plegen van misdrijven, in dit geval het plegen van misdrijven in de zin van artikel 10 en 11 van de Opiumwet;
verdachte opzettelijk aan die organisatie heeft deelgenomen.
Van een organisatie in de zin van artikel 11b van de Opiumwet (als specialis van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht) is sprake wanneer het gaat om een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één ander persoon. Het kan daarbij gaan om natuurlijke en/of rechtspersonen.
Het oogmerk van de criminele organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven, in dit geval Opiumwetmisdrijven. Dit oogmerk hoeft niet in de tenlastelegging nader te zijn omschreven, maar moet wel uit de bewijsvoering blijken. In beide gevallen geldt dat niet vereist is dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is of dat de organisatie uitsluitend de bedoeling heeft misdrijven te plegen. Voor het bewijs ervan kan onder meer betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie al zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking, en aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Voor deelneming aan de organisatie is voldoende dat de verdachte in zijn algemeenheid weet, in de zin van onvoorwaardelijk opzet, dat de organisatie als oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Het opzet van de verdachte moet dus zijn gericht op het deelnemen aan de organisatie.
Bewijsoverwegingen
Een criminele drugsorganisatie
De rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat in de periode van 1 maart 2021 tot en met 23 november 2021 in Nederland sprake is geweest van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband tussen de natuurlijke personen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 7] , [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 10] en [medeverdachte 11] en de rechtspersonen [medeverdachte bedrijf 1] BV, [medeverdachte bedrijf 2] BV, [medeverdachte bedrijf 3] BV, [medeverdachte bedrijf 4] BV, [medeverdachte bedrijf 5] BV, [medeverdachte bedrijf 6] BV en [medeverdachte bedrijf 7] BV. De organisatie heeft zich immers maandenlang op grote schaal beziggehouden met het afleveren, vervoeren, aanwezig hebben en het buiten het grond gebied van Nederland brengen van hard- en softdrugs. Het plegen van zulke misdrijven, op de wijze en van een omvang zoals uit de bewijsvoering volgt, vergt een organisatie die het plegen van misdrijven in de zin van artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, en 11, derde, vierde en vijfde, van de Opiumwet tot oogmerk heeft. Immers, bij de uitvoering van drugstransporten naar het buitenland is telkens sprake van het afleveren, vervoeren, aanwezig hebben en het buiten het grondgebied van Nederland brengen van in dit geval hard- en softdrugs.
De rollen
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, het volgende voorop omtrent de rollen van de deelnemers van de criminele drugsorganisatie.
De kernleden van de criminele organisatie maakten deel uit van de belangrijkste appgroepen ‘ [groepsnaam 1] ’ en ‘ [groepsnaam 2] ’. Instructies, tijdstippen en afleverlocaties hebben deze leden van de criminele organisatie in WhatsApp-groepen met elkaar gedeeld. [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 10] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] waren leden van die appgroepen en hebben in die appgroepen gebruik gemaakt van schuilnamen. Daarnaast deelden zij, met uitzondering van [medeverdachte 6] , met een hiervoor eerder genoemd percentage mee in de winst van de organisatie. De rechtbank is van oordeel dat, indien de verdachte aan de belangrijkste appgroepen van de organisatie heeft deelgenomen en/of in de winst van de organisatie heeft meegedeeld, die verdachte zonder meer wetenschap heeft gehad van het oogmerk van de organisatie, namelijk het plegen van Opiumwetmisdrijven. De rechtbank neemt bovendien het volgende in aanmerking.
[medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] waren leiders van de criminele drugsorganisatie. Zij zijn betrokken geweest bij het werven van zogenoemde katvangers. Deze katvangers werden betaald voor het oprichten of op naam zetten van rechtspersonen en het verkrijgen van bankrekeningen. Het is de rechtbank niet gebleken dat deze rechtspersonen legale (handels)activiteiten hebben verricht. Daarnaast hebben zij aan andere leden van de organisatie opdrachten gegeven en een regelende en doorslaggevende rol gehad bij het kunnen uitvoeren van de drugstransporten. Bovendien kregen zij een aanzienlijk percentage van de te verdelen winst van de criminele drugsorganisatie (ten minste 14%). Gelet daarop, hebben zij naar het oordeel van de rechtbank minstens enige machtspositie gehad en dus worden zij als leider aangemerkt.
Wat betreft de rol van [medeverdachte 9] geldt dat hij aan de [adres 4] hockers heeft geproduceerd die door de organisatie bij de drugstransporten zijn gebruikt. Ook hij kreeg een aanzienlijk percentage van de te verdelen winst van de criminele organisatie (14%).
Voor [medeverdachte 10] geldt dat hij wel door anderen werd aangestuurd, maar dat hij zelf ook veel [groepsnaam 1] heeft verzet ten behoeve van de uitvoer van de drugstransporten naar met name Ierland. Dit vindt steun in de WhatsApp-berichten, de vluchtgegevens, de door rechtspersonen ( [medeverdachte bedrijf 1] BV) gedane ‘salarisbetalingen’, het gebruik van een luxe leaseauto en het gegeven dat hij een aanzienlijk percentage van de te verdelen winst van de criminele organisatie kreeg (14%).
Ook voor [medeverdachte 7] geldt dat hij door anderen werd aangestuurd, maar dat hij veel [groepsnaam 1] voor de organisatie heeft verricht. Dit vindt steun in de WhatsApp-berichten, zijn verklaring waaruit volgt dat hij meermalen meubelstukken op pallets vanuit [plaats 3] naar [plaats 1] en [plaats 2] heeft vervoerd en het gegeven dat [medeverdachte 7] een percentage van de te verdelen winst van de organisatie kreeg (6%).
Hoewel [medeverdachte 6] geen percentage van de te verdelen winst van de organisatie kreeg en door anderen werd aangestuurd, heeft hij wel veel [groepsnaam 1] voor de organisatie verricht. Dit vindt steun in de WhatsApp-berichten, de rol die hij heeft bij het opzetten van [medeverdachte bedrijf 1] BV, de vluchtgegevens, het verblijf in hotels en zijn verklaring waaruit volgt dat hij wel eens wat pallets heeft weggebracht en op zijn naam bestelbussen zijn gehuurd. Bovendien was hij ook aanwezig bij het etentje op 12 september 2021 in een restaurant in Hilversum, alwaar volgens WhatsApp-berichten zaken omtrent het reilen en zeilen van de organisatie zijn besproken.
[medeverdachte 2] , [medeverdachte 8] , [verdachte] en [medeverdachte 11] zaten niet in de belangrijkste WhatsApp-groepen van de organisatie en deelden evenmin mee in de te verdelen winst van de organisatie . Echter, uit het dossier volgt dat zij wel geldbedragen ontvingen voor de werkzaamheden die zij ten behoeve van de organisatie hebben verricht. De rechtbank overweegt verder het volgende over de bijdragende of ondersteunende handelingen die deze verdachten aan de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie hebben verricht.
[medeverdachte 2] heeft reeds in 2020 al een rechtspersoon op naam laten zetten. Hij is als katvanger begonnen en werd door andere leden aangestuurd, maar is in de loop van de tijd binnen de organisatie doorgegroeid. Dit vindt steun in WhatsApp-berichten, zijn aanwezigheid op meerdere momenten op de productielocatie van hockers in [plaats 5] , de vluchtgegevens, het verblijf in hotels, zijn verklaring dat hij ervoor moest zorgen dat lokale mensen de afgeleverde spullen konden ophalen en de bewijsmiddelen waaruit volgt dat hij ook daadwerkelijk meermalen in het bijzijn van andere leden van de criminele organisatie is gezien en zelf is aangehouden. Kortom, [medeverdachte 2] heeft niet alleen hand-en-spandiensten verricht maar ook uitvoeringshandelingen ten behoeve van de drugstransporten verricht.
[medeverdachte 8] is eveneens als katvanger begonnen en werd door andere leden aangestuurd, maar is in de loop van de tijd binnen de organisatie doorgegroeid. Hij heeft gedurende een langere periode diverse uitvoeringshandelingen in het buitenland verricht. Dit vindt steun in WhatsApp-berichten, het verblijf in hotels, zijn verklaring dat hij een kantoor heeft gehuurd en op naam heeft laten zetten en poefjes binnen heeft gezet en de bewijsmiddelen waaruit volgt dat hij ook daadwerkelijk meermalen in het bijzijn van andere leden van de criminele organisatie is gezien.
Ook [verdachte] is als katvanger begonnen en is nadien binnen de organisatie doorgegroeid.
Dit vindt steun in WhatsApp-berichten, waaruit onder meer volgt dat hij gebruik heeft gemaakt van een schuilnaam en dat hij in Zweden pallets heeft geseald, de vluchtgegevens, het verblijf in hotels en zijn verklaring dat hij meermalen met [medeverdachte 6] per vliegtuig naar Zweden is geweest en aldaar met hem in een hotel heeft verbleven en daar ook is gezien.
Verder is [medeverdachte 11] gedurende een langere periode de privéchauffeur van [medeverdachte 1] geweest. Die ritten vonden niet alleen in Nederland plaats, [medeverdachte 11] is meermalen met leden van de criminele organisatie naar het buitenland gereisd, zoals naar Zweden. Dit betreft autoritten van langere duur, evenals een verblijf van meerdere dagen. Ook is hij op de productielocatie van de hockers in Oss gezien.
Ten slotte zijn op naam van rechtspersonen onder meer tal van auto’s geleased en diverse locaties in binnen- en buitenland gehuurd. Ook zijn op naam van rechtspersonen betalingen gedaan en opdrachten voor transporten gegeven. Dit kenmerkt de rol binnen de organisatie van de rechtspersonen [medeverdachte bedrijf 1] BV, [medeverdachte bedrijf 2] BV, [medeverdachte bedrijf 3] BW, [medeverdachte bedrijf 4] BV, [medeverdachte bedrijf 5] BV, [medeverdachte bedrijf 6] BV en [medeverdachte bedrijf 7] BV, rechtspersonen die door leden van de criminele organisatie zijn gebruikt.
Conclusie
De rechtbank concludeert op basis van de hiervoor weergegeven betrokkenheid van [verdachte] dat hij wetenschap had van het oogmerk van de organisatie, namelijk het plegen van misdrijven, behoorde tot het samenwerkingsverband binnen die organisatie en met zijn handelen in de periode van 1 maart 2021 tot en met 15 oktober 2021 heeft bijgedragen aan het crimineel oogmerk van de organisatie. Daarmee is het onder feit 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
-
Ten aanzien van feit 2 – Medeplegen
De rechtbank overweegt, met in achtneming van het voorgaande en de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, het volgende.
[verdachte] was niet alleen katvanger, maar heeft ook uitvoeringshandelingen ten behoeve van de drugstransporten verricht. Dit ziet op de drugstransporten naar Zweden, en dus ook op de in [plaats 1] aangetroffen harddrugs. [verdachte] is niet alleen sinds 9 november 2020 tegen betaling enig aandeelhouder en bestuurder geworden van [bedrijf 15] BV, die op haar beurt enig aandeelhouder en bestuurder is van de bedrijven [bedrijf 16] BV en [bedrijf 17] BV. [verdachte] is ook meermalen samen met [medeverdachte 6] in Zweden geweest, reeds voordat de harddrugs, met als bestemming Zweden, is onderschept. Bovendien volgt uit de vlucht- en verblijfsgegevens dat [verdachte] en [medeverdachte 6] in de ten laste gelegde periode tot twee keer toe een aantal dagen (van 6 tot en met 8 oktober en van 11 tot en met 15 oktober 2021) in Zweden waren. De inhoud van WhatsApp-berichten in de appgroep [groepsnaam 1] [106] toont aan dat zij daar onder meer waren om de op 15 oktober 2021 in Oldenzaal aangetroffen harddrugs in ontvangst te nemen en dat [verdachte] , zoals hij zelf ook heeft verklaard, pallets heeft geseald.
De rechtbank is op basis van het voorgaande, en de eerdere vaststellingen van de rechtbank in dit vonnis in aanmerking nemend, van oordeel dat de mate van betrokkenheid van [verdachte] bij het onder feit 1 ten laste gelegde voldoende is voor het oordeel dat hij als medepleger kan worden aangemerkt wat betreft de door de criminele organisatie verrichte Opiumwetmisdrijven in de zin van artikel de zin van artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, en 11, derde, vierde en vijfde, van de Opiumwet, voor zover dit ziet op de in Oldenzaal aangetroffen harddrugs. Dit omvat het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van harddrugs en brengt mede met zich dat [verdachte] de beschikkingsmacht had over de hiermee gepaard gaande hoeveelheden harddrugs. Dat de rechtbank niet ten opzichte van elk delict kan vaststellen wie de uitvoeringshandelingen heeft gepleegd, doet daaraan niet af. Bovendien heeft het merendeel van de deelnemers van de criminele organisatie hun betrokkenheid (deels) ontkend of daarover gezwegen. Voor hen geldt dat zij geen voor hen ontlastende verklaring hebben gegeven, terwijl dit gegeven de bewijsmiddelen naar het oordeel van de rechtbank wel van hen mocht worden verlangd. De verklaring van [verdachte] die hij ter zitting heeft afgelegd, die kort gezegd inhoudt dat hij zich alles ‘niet meer kan heugen’, acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat [verdachte] ten opzichte van de in Oldenzaal aangetroffen harddrugs op een nauwe en bewuste wijze heeft samengewerkt met andere deelnemers van de criminele organisatie, waarbij [verdachte] een intellectuele en/of materiële bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd.
De rechtbank acht het onder feit 2 ten laste gelegde medeplegen van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van harddrugs, met de hoeveelheden, in de periode en in de plaats Oldenzaal zoals ten laste is gelegd, wettig en overtuigend bewezen.
Het verweer van de verdediging strekkende tot vrijspraak van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde, is door de gebezigde bewijsmiddelen weerlegd.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank vindt op grond van de inhoud van de opgegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
feit 1
hij in de periode van 1 maart 2021 tot en met 15 oktober 2021 in Nederland,heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen en rechtspersonen, te weten
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] ,
[medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 10] ,
[medeverdachte 11] , [medeverdachte bedrijf 1] BV, [medeverdachte bedrijf 2] BV, [medeverdachte bedrijf 3] BV, [medeverdachte bedrijf 4] BV, [medeverdachte bedrijf 5] BV, [medeverdachte bedrijf 6] BV, [medeverdachte bedrijf 7] BVwelke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten- misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet, te weten het afleveren, vervoeren, aanwezig hebben en buiten het grondgebied van Nederland brengen van middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, en,- misdrijven als bedoeld in artikel 11 derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet, te weten het afleveren, vervoeren, aanwezig hebben en buiten het grondgebied van Nederland brengen van middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 2hij in de periode van 1 oktober 2021 tot en met 15 oktober 2021 in Nederland,tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, dan wel bij een transporteur heeft aangeboden om te worden verzonden buiten het grondgebied van Nederland, heeft afgeleverd en vervoerd, grote hoeveelheden harddrugs, waaronder
- ongeveer 14,94 kilogram cocaïne, 73,75 kilogram amfetamine en 19,99 kilogram MDMA, aangetroffen op 15 oktober 2021 bij transportbedrijf [bedrijf 1] te [plaats 1] ,zijnde cocaïne, amfetamine en MDMA middelen als bedoeld de bij die wet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank verdachte wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs partieel vrijspreekt van het onder feit 1 ten laste gelegde ‘binnen het grondgebied van Nederland brengen van verdovende middelen’.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 11b van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, en 11, derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A en B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

6.De strafmotivering

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaren, met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat moet worden volstaan met de oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan de duur van het voorarrest, al dan niet gecombineerd met een taakstraf. De verdediging heeft betoogd dat in strafmatigende zin rekening moet worden gehouden met de rol van verdachte die beperkter is dan de officier van justitie heeft betoogd en de persoon van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank vindt daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De aard en de ernst van de gepleegde feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het meermalen exporteren van grote partijen hard- en softdrugs vanuit Nederland naar Zweden. Hij maakte deel uit van een criminele organisatie die de export van verdovende middelen als
core businesshad. De criminele organisatie fabriceerde zelf hockers (poefjes) die waren voorzien van een robuust sluitingssysteem, dat alleen met een bijbehorende keycard kon worden geopend. Zulke hockers, met daarin verdovende middelen, werden in opdracht van door de criminele organisatie gefingeerde ondernemingen op pallets in partijen meegegeven aan nietsvermoedende reguliere transporteurs. Deze transporteurs vervoerden de partijen hockers naar een door de criminele organisatie gehuurde locatie in het buitenland. Leden van de criminele organisatie reisden ondertussen met auto of vliegtuig naar die locatie en namen daar de partijen hockers in ontvangst. De geleegde hockers werden in opdracht van andere door de criminele organisatie gefingeerde ondernemingen terug naar Nederland op transport gezet, om weer afgeleverd te worden op andere locaties van de criminele organisatie. De criminele organisatie is verantwoordelijk voor meer dan honderd transporten van en naar Nederland, waarvan bij vier transporten naar het buitenland, in Oldenzaal, Zwolle, Stockholm en Dublin, partijen hard- en softdrugs zijn onderschept. Ook heeft de criminele organisatie meer dan anderhalf jaar meerdere rechtspersonen op naam van katvangers laten zetten. De criminele organisatie heeft deze bedrijven en vaak kwetsbare katvangers misbruikt om als dekmantel voor de transporten te fungeren.
Binnen de criminele organisatie vervulden de leden verschillende functies. Verdachte was een belangrijke uitvoerder als het gaat om de drugslijn naar Zweden. Hij heeft bijgedragen aan de instandhouding van de handel in hard- en softdrugs.. Het is algemeen bekend dat deze drugs een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid en dat het gebruik kan leiden tot ernstige verslavingsproblematiek. Dit laatste kan het leven van gebruikers (en hun naasten) ruïneren. Bovendien leidt de handel in en het gebruik van drugs tot vele andere vormen van criminaliteit, waaronder delicten die gebruikers plegen om aan hun drugs te komen, maar ook vaak gewelddadige delicten tussen handelaren en producenten onderling. Verdachte heeft daar kennelijk geen boodschap aan gehad. Hij heeft slechts uit eigen financieel gewin gehandeld en heeft zich daarbij niets aangetrokken van de belangen van de samenleving. De rechtbank rekent hem dit aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 18 oktober 2024. Hieruit volgt dat hij in het verleden niet eerder voor drugsfeiten is veroordeeld. Ook heeft de rechtbank geluisterd naar wat verdachte op de zitting over zijn persoonlijke omstandigheden heeft toegelicht. Verdachte heeft op dit moment geen vaste woonruimte. Hij verblijft naar eigen zeggen op verschillende plaatsen. Verdachte kampt met PTSS en reageert impulsief vanwege zijn ADHD. Hij is werkloos en ontvangt een bijstandsuitkering. Daarnaast is sprake van schulden. Ook is sprake van een alcoholverslaving.
De strafoplegging
De straf
De rechtbank is van oordeel dat vanwege de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, zoals hiervoor omschreven, en rekening houdend met straffen die in vergelijkbare gevallen door rechters zijn opgelegd, niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank ziet in de persoon van verdachte aanleiding om de op te leggen gevangenisstraf te matigen. Ook houdt de rechtbank rekening met de straffen die aan andere deelnemers van de criminele organisatie zijn opgelegd, in het bijzonder de leiders, afgezet tegen de beperktere rol die verdachte heeft vervuld.
De redelijke termijn
De rechtbank houdt er rekening mee dat de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM is overschreden. Verdachte is op 8 maart 2022 in verzekering gesteld. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat verdachte rekening kon houden met strafrechtelijke vervolging. De datum dat vonnis wordt gewezen is 27 januari 2025, wat een overschrijding van de redelijke termijn betekent van meer dan tien maanden. De rechtbank zal deze overschrijding verdisconteren in de strafmaat.
In beginsel acht de rechtbank, alles afwegend, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren en zes maanden passend en geboden, maar de rechtbank zal, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn, verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 916 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 720 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Met dit voorwaardelijke strafdeel streeft de rechtbank na dat verdachte zich er van bewust is dat hij bij een nieuwe strafrechtelijke misstap voor langere tijd de gevangenis in gaat. Verdachte zal dus een andere oplossing dan criminaliteit moeten vinden voor met name zijn verslaving en schulden. De rechtbank acht deze straf, gelet op het hiervoor overwogene, passend en geboden.
De voorlopige hechtenis
De rechtbank zal, gelet op de inhoud van dit vonnis en de hoogte van de opgelegde gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest, de voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 11b van de Opiumwet.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feiten
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:
deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, en 11, derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet;
feit 2
het misdrijf:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A en B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
916 (negenhonderdzestien) dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
720 (zevenhonderdtwintig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
-
heft ophet (geschorste) bevel tot
voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. D. ten Boer en
mr. J. de Ruiter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Klunder en mr. M.G. Drent, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2025.

Voetnoten

1.Indien hierna wordt verwezen naar documenten/dossierpagina’s zijn dit documenten of (de doorgenummerde) pagina’s uit het dossier van de politie-eenheid Oost-Nederland, districtsrecherche IJsselland, genaamd Pimpelmees, met onderzoeksnummer ON1R021098. Er wordt steeds verwezen naar documenten/bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, tenzij hieronder anders wordt vermeld. Indien verwezen wordt naar deel I, deel II, deel III, deel IV of deel V, dan ziet dit op het betreffende deel van het eindproces-verbaal zoals dit door het Openbaar Ministerie aan de rechtbank en de verdediging is verstrekt.
2.Schriftelijk bescheid, inhoudende uittreksels uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, pagina’s 3859 tot en met 3862 (deel I).
3.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een uittreksel uit het Handelsregister van de kamer van Koophandel, pagina’s 3375 tot en met 3378 (deel II).
4.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 8] van 1 maart 2022, pagina’s 896 tot en met 903 (deel I).
5.Het proces-verbaal van bevindingen van 7 februari 2022, pagina’s 1024 tot en met 1027 (deel I).
6.Een proces-verbaal van bevindingen van 19 januari 2022, pagina’s 2258 tot en met 2262 (deel I), en schriftelijke bescheiden, inhoudende de NFI-rapporten van 19 januari 2022, opgemaakt door de rapporteur ing. N. van Doorn, pagina’s 2263 tot en met 2286 (deel I).
7.Een proces-verbaal van bevindingen van 30 november 2021, pagina’s 1116 tot en met 1121 (deel I).
8.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een uitdraai van een bevraging in het politiesysteem met betrekking tot kenteken [kenteken 1] (deel I).
9.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, pagina’s 1142 en 1143 (deel I).
10.Een proces-verbaal van bevindingen van 17 november 2021, pagina’s 1194 en 1195 (deel I).
11.Een proces-verbaal van bevindingen van 15 november 2021, pagina’s 1218 en 1219 (deel I).
12.Een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 2 december 2021, pagina’s 1823 tot en met 1833 (deel I), en een schriftelijk bescheid, inhoudende het NFI-rapport van 24 februari 2022, opgemaakt door de rapporteur ing. F. Wallace, pagina 1844 (deel I).
13.Een proces-verbaal van bevindingen van 17 november 2021, pagina’s 1337 (deel I), met de daaraan als bijlage gevoegde foto van de achterkant van de telefoon, pagina 1338 (deel I).
14.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 november 2021, pagina’s 1199 tot en met 1201 (deel I), en een proces-verbaal van bevindingen van 12 november 2021, pagina’s 1197 en 1198 (deel I).
15.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, pagina 1227 (deel 1).
16.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 9 december 2021, pagina’s 518 tot en met 521 (deel I).
17.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een rekening voor de huur van de bestelbus met kenteken [kenteken 2] , pagina 1372 (deel I).
18.Een proces-verbaal van bevindingen van 30 november 2021, pagina’s 1256 tot en met 1271 (deel I).
19.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een memo met een bericht van het Nationaal Forensisch Centrum in Zweden omtrent de in beslag genomen drugs, pagina’s 1043 tot en met 1047 (deel II), een schriftelijk bescheid, inhoudende een memorandum van DHL, pagina’s 1050 en 1051 (deel II), en een schriftelijk bescheid, inhoudende een vrachtbrief, pagina 1093 (deel II).
20.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, pagina’s 2000 en 2001 (deel 1).
21.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, pagina 494 (deel 1).
22.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] van 15 december 2021, pagina 492, de tweede alinea (deel I).
23.Een proces-verbaal van bevindingen van 16 december 2021, pagina’s 3599 tot en met 3603 (deel I).
24.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een huurcontract, pagina 1075 (deel II).
25.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een verslag van het verhoor getuige [naam 3] van 2 maart 2022, pagina’s 1115 tot en met 1118 (deel II), met de daarbij gevoegde bijlagen, pagina’s 1120 tot en met 1129 (deel II), en de schriftelijke bescheiden, inhoudende de verslagen van het verhoor getuige [naam 2] van [naam 2] van 25 november 2021 en 7 februari 2022, pagina’s 1100 tot en met 1104 (deel II), met de daarbij gevoegde bijlagen, pagina’s 1105 tot en met 1114 (deel II).
26.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 4] van 16 februari 2022, pagina’s 2672 tot en met 2677 (deel II).
27.Een proces-verbaal van aanhouding van 15 november 2021, pagina’s 174 en 175 (deel I), een proces-verbaal van aanhouding van 15 november 2021, pagina’s 255 en 256 (deel I) en een proces-verbaal van aanhouding van 15 november 2021, pagina’s 138 en 139 (deel I).
28.Een proces-verbaal van bevindingen van 17 november 2021, pagina’s 1475 tot en met 1477 (deel I), een proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen van 2 december 2021, pagina 1829 (deel II), een schriftelijk bescheid, inhoudende een NFI-rapport van 24 februari 2022, opgemaakt door de rapporteur ing. F. Wallace, pagina 1845 (deel II), en een proces-verbaal van relaas forensisch onderzoek van 17 oktober 2022, pagina 1687 (deel II).
29.Een proces-verbaal van bevindingen van 17 november 2021, pagina’s 1377 tot en met 1387 (deel I), en een proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2021, pagina 1446 (deel 1).
30.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een memorandum van de Zweedse politie van 4 februari 2022, pagina’s 175 en 176 (deel II).
31.Een proces-verbaal van bevindingen van 18 november 2021, pagina 1492 (deel I).
32.Een proces-verbaal van bevindingen van 14 mei 2022, pagina 472, de eerste, derde en vierde alinea (deel II).
33.Een proces-verbaal van bevindingen van 6 december 2021, pagina’s 4371 en 4372 (deel I).
34.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een rapportage van fsi (het Ierse NFI), pagina’s 152 en 153 (deel II)
35.Een proces-verbaal van bevindingen van 26 november 2021, pagina 4118, de laatste alinea (deel I), in samenhang bezien met een schriftelijk bescheid, inhoudende een verslag van de Ierse autoriteiten, pagina 497, de eerste alinea (deel II).
36.Een proces-verbaal van bevindingen van 22 november 2021, pagina’s 1501 tot en met 1511 (deel I) en een schriftelijk bescheid, inhoudende een handgeschreven transportadministratie, pagina 4121 (deel I).
37.Een proces-verbaal van bevindingen van 7 februari 2022, pagina’s 1024 tot en met 1027, en een schriftelijk bescheid, inhoudende een overzicht van transporten, pagina 1090 (deel I).
38.Een proces-verbaal van bevindingen van 2 december 2021, pagina’s 1566 tot en met 1568 (deel I).
39.Een proces-verbaal van bevindingen van 30 november 2021, pagina’s 731 tot en met 737 (deel II).
40.Een proces-verbaal van bevindingen van 30 november 2021, pagina’s 262 tot en met 267 (deel II).
41.Een proces-verbaal van bevindingen van 6 december 2021, pagina’s 1578 en 1579 (deel I), met de daaraan als bijlagen gevoegde overzichten van transporten, pagina’s 1580 en 1581 (deel I), en een proces-verbaal van bevindingen van 7 maart 2022, pagina’s 3560 tot en met 3567 (deel I).
42.Een proces-verbaal van bevindingen van 17 november 2021, pagina’s 1347 tot en met 1353 (deel I).
43.Een proces-verbaal van bevindingen van 17 november 2021, pagina’s 1337 (deel I), met de daaraan als bijlage gevoegde foto van de achterkant van de telefoon, pagina 1338 (deel I).
44.Een proces-verbaal van bevindingen van 17 november 2021, pagina’s 1388 tot en met 1390 (deel I).
45.Een proces-verbaal van bevindingen van 16 november 2021, pagina’s 1333 tot en met 1336 (deel I) en een proces-verbaal van bevindingen van 17 november 2021, pagina’s 1347 tot en met 1353 (deel I).
46.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 november 2021, pagina’s 1924 tot en met 1928 (deel I).
47.Een proces-verbaal van bevindingen van 8 december 2021, pagina’s 470 en 471 (deel I).
48.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 november 2021, pagina 3883 (deel I).
49.Een proces-verbaal van bevindingen van 28 februari 2022, pagina’s 1619 tot en met 1622 (deel I).
50.Een proces-verbaal van bevindingen van 30 maart 2022, pagina’s 3260 tot en met 3263 (deel I).
51.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een overzicht van verblijfsgegevens van het [hotel] , pagina’s 1015 tot en met 1018 (deel II).
52.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een verslag van het verhoor getuige [naam 5] van 16 mart 2022, pagina’s 998 tot en met 37 (deel II), met de daarbij gevoegde bijlagen, pagina’s 38 tot en met 51 (deel II).
53.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een verslag van het verhoor van getuige [naam 6] van 1 maart 2022, pagina’s 1579 tot en met 1581 (deel II), met de daarbij gevoegde bijlagen, pagina’s 1582 tot en met 1592 (deel II), in samenhang bezien met het proces-verbaal van bevindingen van 22 november 2022, pagina 966 (deel II)
54.Een proces-verbaal van bevindingen van 7 december 2021, pagina’s 3387 tot en met 3391, met daaraan het als bijlage gevoegde overzicht van de geleasede auto’s, pagina’s 3392 en 3393 (deel I).
55.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 november 2021, pagina’s 3362 tot en met 3371 (deel I).
56.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 november 2021, pagina’s 3743 tot en met 3745 (deel I), met de daarbij gevoegde foto’s, pagina’s 3746 tot en met 3752 (deel I).
57.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 11] van 16 november 2021, pagina 387, de eerst een de tweede alinea, en pagina 388, de veertiende alinea (deel I).
58.Pagina 1356.
59.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een verslag van de Deense politie van 14 september 2021, pagina 146 (deel II).
60.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een verslag van de Deense politie van 5 oktober 2021, pagina’s 148 tot en met 150 (deel II), en een schriftelijk bescheid, inhoudende een verslag van de Deense politie van 8 oktober 2021, pagina’s 151 tot en met 154 (deel II).
61.Een proces-verbaal van bevindingen van 26 november 2021, pagina 4117 (deel I).
62.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een verslag van een onderzoeksbureau, pagina 2453 (deel II).
63.Een proces-verbaal van bevindingen van 24 januari 2022, pagina’s 3228 tot en met 3250 (deel I), een proces-verbaal van bevindingen van 29 maart 2022, pagina’s 3223 tot en met 3227 (deel I), en een proces-verbaal van bevindingen van 24 januari 2022, pagina’s 3830 tot en met 3836 (deel I), met de als daarbij als bijlage gevoegde chatberichten, pagina’s 3837 tot en met 3839 (deel I)
64.Een proces-verbaal van bevindingen van 21 maart 2022, pagina’s 2164 tot en met 3215 (deel I).
65.Een proces-verbaal van bevindingen van 21 maart 2022, pagina’s 2151 tot en met 2153 (deel I) en een proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2021, pagina’s 3770 tot en met 3772 (deel I).
66.Een proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2021, pagina 3772 (deel I), en een schriftelijk bescheid, inhoudende een appbericht van 18 oktober 2021, pagina 4145 (deel I).
67.Een proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2021, pagina 3773 en 3774 (deel I).
68.Een proces-verbaal van bevindingen van 29 november 2021, pagina’s 3775 en 3776 (deel I).
69.Een proces-verbaal van bevindingen van 5 januari 2021, pagina’s 3779 tot en met 3783 (deel I), met de daarbij als bijlage gevoegde chatberichten, pagina’s 3784 tot en met 3798 (deel I), en een schriftelijk bescheid, inhoudende een overzicht van geleasede auto’s, pagina 3598 (deel I).
70.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 10] van , pagina 28, de zesde zin, pagina 29, de tweede alinea, pagina 30, de tweede alinea, en pagina 31, de twaalfde alinea (deel IV).
71.Een proces-verbaal van bevindingen van 12 januari 2022, pagina’s 3799 tot en met 3804 (deel I), en een proces-verbaal van bevindingen van 21 maart 2022, pagina’s 3570 tot en met 3589 (deel I).
72.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 7] van 19 juli 2022, pagina 4363, de veertiende alinea (deel II).
73.Een proces-verbaal van bevindingen van 23 maart 2022, pagina’s 1683 tot en met 1698 (deel I), met de daarbij als bijlage gevoegde appberichten van de WhatsAppgroepen ‘ [groepsnaam 1] ’ en ‘ [groepsnaam 2] ’, pagina’s 1699 tot en met 1888 (deel I).
74.Een proces-verbaal van bevindingen van 28 december 2021, pagina’s 2096 tot en met 2116 (deel I).
75.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, pagina’s 728 en 729 (deel I).
76.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, pagina’s 3331 en 3332 (deel IV).
77.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 9] van 6 januari 2022, pagina 637, de tweede alinea, de eerste regel tot en met de vijfde regel (deel I).
78.Een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict ex artikel 36e lid 2 van het Wetboek van Strafecht van 10 april 2024, pagina 112 (deel IV).
79.Een proces-verbaal van bevindingen van 28 december 2021, pagina 2123 (deel I).
80.Een proces-verbaal van bevindingen van 8 juni 2022, pagina’s 223 tot en met 232 (deel III).
81.Een proces-verbaal van bevindingen van 20 juni 2022, pagina’s 207 tot en met 212 (deel II).
82.Een proces-verbaal van bevindingen van 21 april 2022, pagina 1642 (deel I).
83.Een proces-verbaal van bevindingen van 9 februari 2022, pagina 4187 (deel I).
84.Een proces-verbaal van bevindingen van 10 mei 2022, pagina 4310 (deel I).
85.Een proces-verbaal van bevindingen van 23 maart 2022, pagina 1689 (deel I).
86.Een proces-verbaal van bevindingen van 23 maart 2022, pagina 1691 (deel I).
87.Schriftelijke bescheiden, inhoudende appberichten van 18 oktober 2021, pagina’s 4145 tot en met 4164 (deel I)
88.Een proces-verbaal van bevindingen van 7 februari 2022, pagina 4108 (deel I), tweede alinea.
89.Een proces-verbaal van bevindingen van 29 maart 2022, pagina’s 3223 tot en met 3227 (deel I).
90.Een proces-verbaal van bevindingen van 10 mei 2022, pagina’s 4274 tot en met 4275 en pagina 4313 (deel I).
91.Een proces-verbaal van bevindingen van 12 januari 2022, pagina’s 45 tot en met 50 (deel IV).
92.Een proces-verbaal van bevindingen van 4 maart 2022, pagina 4235 tot en met 4244 (deel I, en een proces-verbaal van bevindingen van 5 januari 2021, pagina’s 3779 tot en met 3783 (deel I), met de daarbij als bijlage gevoegde chatberichten, pagina’s 3784 tot en met 3798 (deel I).
93.Een proces-verbaal van bevindingen van 24 januari 2022, pagina’s 3246 en 3247 (deel I).
94.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 5] van 29 november 2021, pagina 289, de achtste alinea en de laatste alinea, en pagina 290, de derde, de vierde en de vijfde alinea (deel I).
95.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 6] door de rechter-commissaris van 18 november 2021, pagina 186 (deel I).
96.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 8] van 1 maart 2022, pagina 897, de derde alinea van onderen, pagina 898, de veertiende alinea en de zestiende alinea, de eerste twee regels, pagina 900, de laatste alinea, en pagina 901, de vierde en vijfde alinea (deel I).
97.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 8] van 10 maart 2022, pagina 907, de laatste twee alinea’s, pagina 908, de vijfde alinea, en pagina 909, de eerste alinea (deel I), en de daarbij als bijlage gevoegde foto, pagina 910 (deel I).
98.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 7] van 19 juli 2022, pagina 4363, de zevende, de negende, de tiende, de elfde en de twaalfde alinea, de eerste twee zinnen (deel II).
99.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 8 maart 2022, pagina 982, de eerste, de vijfde, de zesde, de zevende, de twaalfde, de veertiende en de vijfde alinea, en pagina 983, de vijfde en de zevende alinea (deel I).
100.Schriftelijke bescheiden, inhoudende uittreksels uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, pagina’s 3348 tot en met 3356 (deel II).
101.Een proces-verbaal van bevindingen van 10 maart 2022, pagina’s 3605 tot en met 3609 (deel I).
102.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 29 november 2021, pagina 232, de zevende alinea, de achtste alinea, de eerste drie zinnen, en de negende alinea, de eerste tot en met de vijfde regel en de elfde en de twaalfde regel, en pagina 233, de vijfde alinea, de eerste vijf zinnen, en pagina 234, de vijfde alinea, de eerste elf zinnen (deel I).
103.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 november 2021, pagina’s 3362 tot en met 3369 (deel I).
104.Een proces-verbaal van bevindingen van 10 mei 2022, pagina 4294 (deel I).
105.Een schriftelijk bescheid, inhoudende een overzicht van wijzigingen in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, en een proces-verbaal van verdachte [medeverdachte 2] van 16 november 2020, pagina 226, de tweede alinea van onderen, de tiende en de elfde zin (deel I).
106.Een proces-verbaal van bevindingen van 5 januari 2021, pagina 3782 tot en met 3797 (deel I).