ECLI:NL:RBOVE:2025:4163

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
ak_24_3658 en ak_24_3367
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening omgevingsvergunning voor de bouw van twee woningen

In deze zaak heeft eiseres, een projectontwikkelaar, beroep ingesteld tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van twee woningen. De rechtbank Overijssel heeft op 26 juni 2025 uitspraak gedaan. Eiseres had eerder een aanvraag ingediend voor de bouw van twee woningen op een perceel, maar het college van burgemeester en wethouders van Losser had de aanvankelijke omgevingsvergunning herroepen na bezwaar van een belanghebbende. Het college verleende vervolgens een nieuwe omgevingsvergunning, waartegen eiseres beroep aantekende. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd ten aanzien van het beroep tegen het ontwerpbesluit, omdat dit geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep tegen het bestreden besluit werd ongegrond verklaard, omdat de rechtbank oordeelde dat het college de omgevingsvergunning terecht had verleend. Eiseres kreeg geen gelijk en het door haar betaalde griffierecht werd in de zaak tegen het ontwerpbesluit teruggestort, maar niet in de zaak tegen het bestreden besluit.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 24/3658 en ZWO 24/3367

uitspraak van de enkelvoudige kamer van in de zaak tussen

V.O.F. [eiseres], uit [vestigingsplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. F.J.M. Kobossen),
en

het college van burgemeester en wethouders van Losser, het college.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de aan eiseres verleende omgevingsvergunning voor de bouw van twee woningen aan de [adres] (hierna: het perceel) die het college, naar aanleiding van het bezwaar van een belanghebbende, heeft herroepen. Het college heeft met een ontwerpbesluit en daarna het bestreden besluit alsnog de gevraagde omgevingsvergunning aan eiseres verleend. Eiseres is het hier niet mee eens en heeft tegen het ontwerpbesluit (ZWO 24/3367) en het bestreden besluit (ZWO 24/3658) beroep ingesteld.
1.1.
Ten aanzien van het beroep tegen het ontwerpbesluit verklaart de rechtbank zich onbevoegd omdat er geen sprake is van een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep tegen het bestreden besluit is ongegrond. De rechtbank is van oordeel dat het college de bij het bestreden besluit verleende omgevingsvergunning terecht en op goede gronden heeft verleend. Eiseres krijgt dus geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft op 26 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor het bouwen van twee woningen op het perceel.
2.1.
Met het besluit van 13 februari 2023 (het primaire besluit) heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning verleend.
2.2.
Een belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
2.3.
Het college heeft dit bezwaar voorgelegd aan de commissie bezwaarschriften van de gemeente Losser (hierna: de commissie), op 6 juli 2023 heeft de commissie advies uitgebracht.
2.4.
In het ontwerpbesluit van 12 juli 2024 (hierna: het ontwerpbesluit) heeft het college het bezwaar gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen, de gevraagde omgevingsvergunning alsnog geweigerd en een nieuwe ontwerp-omgevingsvergunning ter inzage gelegd.
2.5.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dit beroep staat geregistreerd onder zaaknummer ZWO 24/3367.
2.6.
Met het besluit van 12 september 2024 (hierna: het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen, de gevraagde omgevingsvergunning alsnog geweigerd en een nieuwe omgevingsvergunning verleend.
2.7.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft op dit beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.8.
De rechtbank heeft de beroepen op 8 mei 2025 op zitting behandeld. Hierbij was de gemachtigde van eiseres aanwezig en het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam].

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
3.1.
Eiseres, projectontwikkelaar, heeft bij het primaire besluit een omgevingsvergunning gekregen voor: het bouwen van twee woningen en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a, en artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het bouwen van de carport binnen 1 meter van de voorgevel is namelijk in strijd met het bestemmingsplan de Lutte 2020 (hierna: het bestemmingsplan). Het bestemmingsplan biedt een mogelijkheid om van deze regel af te wijken. Op deze omgevingsvergunning is de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing.
3.2.
Een belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunningverlening omdat op grond van het bestemmingsplan op het perceel slechts één woning is toegestaan en geen twee.
3.3.
Het college heeft het ontwerpbesluit van de omgevingsvergunning ter inzage gelegd middels de uitgebreide voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb. Bij het bestreden besluit heeft het college de door eiseres gevraagde omgevingsvergunning geweigerd en in plaats daarvan een nieuwe omgevingsvergunning verleend voor het (ver)bouwen van een bouwwerk en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a, en artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo. Het bestemmingsplan biedt geen mogelijkheid om van de regel dat maar één woning op het perceel is toegestaan af te wijken, daarom is een omgevingsvergunning verleend als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo.
Procesbelang
4. Het college is van mening dat eiseres geen belang meer heeft bij deze procedure. Eiseres heeft de gevraagde omgevingsvergunning gekregen bij het primaire besluit en hij heeft die omgevingsvergunning nu ook opnieuw gekregen bij het bestreden besluit. Het verschil is alleen dat bij het primaire besluit de reguliere en bij het bestreden besluit de uitgebreide voorbereidingsprocedure is toegepast.
5. Eiseres voert aan dat hij nog steeds een belang heeft bij deze procedure. Dat belang is gelegen in het feit dat in het bestreden besluit nogmaals, althans hogere legeskosten zijn vastgesteld. Deze dubbele althans hogere legeskosten zijn het gevolg van een onrechtmatige / onnodige besluitvormingsprocedure.
6. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
6.1.
De leges worden geheven door de heffingsambtenaar van de gemeente bij afzonderlijk besluit, waartegen eiser ook afzonderlijk bezwaar kan maken. Hoewel deze besluitvormingsprocedure los staat van de besluitvormingsprocedure over de omgevingsvergunning, is voor de hoogte van de leges van belang welke grondslag voor de omgevingsvergunning is gebruikt en – in verband daarmee – welke besluitvormingsprocedure is gevoerd. De leges voor het toepassen van de uitgebreide voorbereidingsprocedure zijn doorgaans hoger dan de leges voor de reguliere procedure. Daarom heeft eiseres een (financieel) belang bij beoordeling van de vraag of de uitgebreide voorbereidingsprocedure moest worden gevolgd.
6.2.
De rechtbank is daarom van oordeel dat eiseres nog een procesbelang heeft.
Wabo blijft van toepassing
7. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wabo. In onderhavige zaak is de aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend op 26 augustus 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Het beroep tegen het ontwerpbesluit
8. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het ontwerpbesluit. De rechtbank verklaart zich onbevoegd ten aanzien van dit beroep omdat er geen sprake is van een besluit zoals bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Hoewel de rechtbank zich kan voorstellen dat eiseres zekerheidshalve beroep heeft ingesteld tegen het ontwerpbesluit, omdat het college daarin (al) vermeldt dat het primaire besluit wordt herroepen en de gevraagde omgevingsvergunning alsnog wordt geweigerd, heeft het ontwerpbesluit naar het oordeel van de rechtbank geen rechtsgevolgen en is het ontwerpbesluit ook niet zo bedoeld. Dit volgt uit de aanhef van het ontwerpbesluit, de inhoud van het ontwerpbesluit (waarin staat dat een nieuwe ontwerp-omgevingsvergunning ter inzage wordt gelegd om alsnog te voorzien in de bouw van twee woningen) en het ontbreken van een rechtsmiddelenclausule. De belangen van eiseres worden hierdoor ook niet geschaad, omdat eiseres het in de zaak ZWO 24/3367 door haar betaalde griffierecht retour krijgt en zij in deze zaak geen afzonderlijke beroepsgronden heeft ingediend.
Het beroep tegen het bestreden besluit
9. Eiseres heeft ook beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Volgens eiseres is de bij het primaire besluit verleende omgevingsvergunning correct, dat geldt ook voor de toetsing aan het bestemmingsplan die destijds gedaan is. Het bezwaar van de belanghebbende had het college terzijde moeten schuiven.
10. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
10.1.
De rechtbank volgt de conclusie van het college dat de bij het primaire besluit verleende omgevingsvergunning niet correct is. Met het primaire besluit is het college alleen afgeweken van het bestemmingsplan met betrekking tot de carport. Deze afwijking is gebaseerd op artikel 23.2, sub b, onder 7, in samenhang met 23.3, sub a, onder 6, en sub b van het bestemmingsplan.
10.2.
Uit het bestemmingsplan volgt echter ook dat op het perceel niet meer woningen zijn toegestaan dan het bestaande aantal, in dit geval is dat één woning. Naar aanleiding van het bezwaar van belanghebbende heeft het college met het bestreden besluit wel omgevingsvergunning verleend voor de afwijking van het bestemmingsplan voor de bouw van twee woningen. De rechtbank is van oordeel dat het college deze bij het bestreden besluit verleende omgevingsvergunning terecht en op goede gronden heeft verleend. Eiseres voert verder ook niet aan waarom het bestreden besluit volgens hem niet juist zou zijn.
10.3.
Het beroep tegen het bestreden besluit slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

11. De rechtbank verklaart zich onbevoegd ten aanzien van het beroep geregistreerd onder zaaknummer ZWO 24/3367 omdat er geen sprake is van een besluit. Eiseres krijgt het door hem betaalde griffierecht van €371,- teruggestort.
12. Het beroep geregistreerd onder zaaknummer ZWO 24/3658 is ongegrond. Eiseres krijgt geen gelijk. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart zich onbevoegd ten aanzien van het beroep geregistreerd onder zaaknummer ZWO 24/3367;
  • bepaalt dat het door eiseres betaalde griffierecht van €371,- in de zaak ZWO 24/3367 wordt teruggestort;
  • verklaart het beroep geregistreerd onder zaaknummer ZWO 24/3658 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P.W. Esmeijer, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A.G. Bulte, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.