ECLI:NL:RBOVE:2025:4138

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
11504139 \ CV EXPL 25-103
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vorderingen in verzet tegen een eerder vonnis met betrekking tot een onderhandse akkoord

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, op 24 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door NPH Consultant, had verzet aangetekend tegen een eerder vonnis waarin zij was veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 21.215,36, vermeerderd met rente en kosten. Eiser stelde dat de vordering van gedaagde, een B.V. vertegenwoordigd door Van Lith Gerechtsdeurwaarders en Incasso, afgewezen moest worden omdat gedaagde geen melding had gemaakt van een aangeboden onderhandse akkoord. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om aan de dagvaarding van gedaagde de door eiser gewenste consequentie te verbinden. De kantonrechter stelde vast dat eiser tijdig verzet had ingesteld, maar dat de argumenten van eiser niet voldoende waren om de vordering van gedaagde te weerleggen. De rechtbank benadrukte dat een schuldeiser in beginsel vrij is om een aangeboden buitengerechtelijk akkoord te weigeren, tenzij er sprake is van misbruik van bevoegdheid. In dit geval waren er geen bijzondere omstandigheden die een andere conclusie rechtvaardigden. Het verzet werd ongegrond verklaard, en eiser werd veroordeeld in de proceskosten van € 678,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11504139 \ CV EXPL 25-103
Vonnis van 24 juni 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats],
eisende partij in verzet,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: NPH Consultant,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats],
gedaagde partij in verzet,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: Van Lith Gerechtsdeurwaarders en Incasso.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het door de kantonrechter op 3 december 2024 tussen [naam] en [eiser] bij verstek gewezen vonnis onder zaaknummer 11422944 CV EXPL 24-2341
- de verzetdagvaarding van 9 januari 2025.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 juni 2025. Daarbij is deze zaak gevoegd behandeld met de zaken 11504090 CV EXPL 25-101 en 11427747 CV EXPL 24-2361.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten en het geschil

2.1.
In voormeld vonnis is [eiser] veroordeeld tot betaling van een bedrag van
€ 21.215,36, vermeerderd met rente en kosten. Zij vordert dat het verzet gegrond wordt verklaard en dat de vorderingen van [gedaagde] worden afgewezen. Zij erkent de hoofdsom verschuldigd te zijn, maar volgens haar moet de vordering toch (in ieder geval deels) worden afgewezen, omdat [gedaagde] in strijd met artikel 21 Rv geen melding heeft gemaakt van het haar aangeboden onderhandse akkoord.
3. De beoordeling
3.1.
[eiser] heeft onbetwist gesteld dat zij tijdig verzet heeft ingesteld. Zij kan dan ook worden ontvangen in haar verzet.
3.2.
De kantonrechter ziet geen aanleiding om aan het feit dat [gedaagde] in haar dagvaarding geen melding heeft gemaakt van het haar aangeboden akkoord de door
[eiser] gewenste consequentie te verbinden. Verder wordt als volgt overwogen.
3.3.
De kantonrechter begrijpt het betoog van [eiser] ter zitting zo dat zij meent dat [gedaagde] verplicht zou moeten worden zich aan te sluiten bij de overeenstemming die met (volgens haar) het merendeel van de overige schuldeisers is bereikt. Zij heeft in haar verzetdagvaarding echter geen daartoe strekkende vordering ingesteld, zodat een en ander niet ter beoordeling voorligt.
3.4.
Ten overvloede wordt overwogen als volgt.
Het staat een schuldeiser in beginsel vrij om een hem door de schuldenaar aangeboden buitengerechtelijk akkoord – indien dat inhoudt dat de schuldeiser slechts een (beperkt) deel van zijn vordering betaald krijgt en voor het restant afstand doet van zijn recht op voldoening – te weigeren. Dit kan uitzondering lijden indien de uitoefening van deze bevoegdheid wordt misbruikt (artikel 3:13 BW), en de schuldeiser aldus naar redelijkheid aanvaarding van dit aanbod niet had kunnen weigeren. Bij de toewijzing van een vordering tot medewerking aan een buitengerechtelijk akkoord is terughoudendheid geboden; slechts onder zeer bijzondere omstandigheden kan plaats zijn voor een daartoe strekkend bevel aan de schuldeiser. Zodanig bevel rust dan op de grond dat de schuldeiser naar redelijkheid niet tot weigering van instemming met het akkoord heeft kunnen komen. [1]
3.5.
Dergelijke zeer bijzondere omstandigheden zijn in deze zaak gesteld noch gebleken. Het (uiteraard voor [eiser] verdrietige) feit dat zij haar onderneming wegens financiële moeilijkheden niet heeft kunnen voortzetten, is daarvoor onvoldoende.
3.6.
Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.
3.7.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
543,00
(1 punt × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
678,00

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 678,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als
[eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Horsthuis en in het openbaar uitgesproken op
24 juni 2025.

Voetnoten

1.HR 12 augustus 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT7799