Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De vordering van de officier van justitie
2.De procedure
3.De beoordeling van de vordering
deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, en 11, derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet;
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder A en B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A en B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
4.De wettelijke voorschriften
5.De beslissing
- stelt het bedrag waarop het door veroordeelde
- legt veroordeelde de verplichting op tot
- bepaalt de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd op