Op grond van het bepaalde in artikel 36e Sr kan op vordering van het Openbaar Ministerie bij afzonderlijke rechterlijke beslissing aan degene die is veroordeeld wegens een strafbaar feit de verplichting worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit dat feit. Daartoe moet worden onderzocht of, en zo ja in hoeverre, de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van of uit baten van het bewezenverklaarde of uit andere strafbare feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan.
3.3.1Feit 1
Ten aanzien van feit 1 is bewezen verklaard dat veroordeelde aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 8] heeft opgelicht.
Aangever [slachtoffer 1] (eigenaar van [bedrijf 1] )
De veroordeelde heeft bij [slachtoffer 1] goederen besteld ten behoeve van zijn cateringbedrijf [bedrijf 17] . De goederen zijn door [slachtoffer 1] geleverd aan de veroordeelde. De facturen, ter hoogte van in totaal € 1.983,59, zijn niet betaald.
Aangever [slachtoffer 2] (eigenaar van [bedrijf 2] )
De veroordeelde heeft bij [slachtoffer 2] goederen gehuurd ten behoeve van zijn cateringbedrijf [bedrijf 17] . De goederen zijn door [slachtoffer 2] afgeleverd aan de veroordeelde. De facturen, ter hoogte van in totaal € 9.216,20, zijn niet betaald. Daarnaast is een deel van de verhuurde goederen niet geretourneerd. De rechtbank schat de waarde van de niet-geretourneerde goederen op € 16.000,--.
Aangever [slachtoffer 3] (eigenaar van [bedrijf 3] )
De veroordeelde heeft bij [slachtoffer 3] goederen besteld ten behoeve van zijn cateringbedrijf [bedrijf 17] . De goederen zijn door [slachtoffer 3] geleverd aan de veroordeelde. De facturen, ter hoogte van in totaal € 3.796.62, zijn niet betaald.
Aangever [slachtoffer 4] (eigenaar van [bedrijf 4] )
De veroordeelde heeft bij [slachtoffer 4] goederen besteld ten behoeve van zijn cateringbedrijf [bedrijf 17] . De goederen zijn door [slachtoffer 4] geleverd aan de veroordeelde. De factuur, ter hoogte van € 700,15, is niet betaald. De door [slachtoffer 4] gemaakte incassokosten kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet worden beschouwd als wederrechtelijk verkregen voordeel voor de veroordeelde.
Aangever [slachtoffer 8] (eigenaar van [bedrijf 8] )
De veroordeelde heeft bij [slachtoffer 8] goederen besteld gekregen ten behoeve van zijn cateringbedrijf [bedrijf 17] . De goederen zijn door [slachtoffer 8] geleverd aan de veroordeelde. De factuur, ter hoogte van € 535,--, is niet betaald.
Conclusie
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen wettige bewijsmiddelen de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit feit 1 vast op:
[slachtoffer 1] : € 1.983,59
[slachtoffer 2] : € 25.216,20
[slachtoffer 3] : € 3.796,62
[slachtoffer 4] : € 700,15
[slachtoffer 8] :
€ 535,-- +
Totaal: € 32.231,56.
3.3.2Feit 2
Ten aanzien van feit 2 is bewezen verklaard dat verdachte alleen aangevers [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] en [bedrijf 13] heeft opgelicht en dat hij samen met een ander aangever [slachtoffer 12] heeft opgelicht.
Aangevers [slachtoffer 9] (eigenaar van [bedrijf 9] ) en [slachtoffer 10] (eigenaar van [bedrijf 10] )
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de veroordeelde voordeel heeft genoten uit de (sloop)werkzaamheden die in zijn opdracht door [slachtoffer 9] en [slachtoffer 10] zijn verricht in een pand dat de veroordeelde huurde en waarvan hij dus geen eigenaar was.
Aangever [slachtoffer 11] (eigenaar van [bedrijf 11] )
De veroordeelde heeft bij [slachtoffer 11] goederen besteld gekregen ten behoeve van zijn cateringbedrijf [bedrijf 16] . De goederen zijn door [slachtoffer 11] geleverd aan de veroordeelde. De facturen, ter hoogte van in totaal € 1.072,81, zijn niet betaald.
Aangever [slachtoffer 13] (eigenaar van [bedrijf 13] )
De veroordeelde heeft bij [bedrijf 13] goederen besteld ten behoeve van zijn cateringbedrijf [bedrijf 16] . De goederen zijn door [bedrijf 13] geleverd aan de veroordeelde. De facturen, ter hoogte van in totaal € 1.339,55, zijn niet betaald.
Aangever [slachtoffer 12] (eigenaar van [bedrijf 12] )
De veroordeelde en medeveroordeelde [medeverdachte] hebben van [bedrijf 12] twee uitzendkrachten ter beschikking gesteld gekregen ten behoeve van hun bedrijf [bedrijf 16] . Dit waren [naam 1] en [naam 2] . De veroordeelde en [medeverdachte] hebben de factuur van [bedrijf 12] , waarin de loonkosten voor voornoemde uitzendkrachten waren opgenomen, niet betaald.
De factuur bevat de volgende specificatie van de loonkosten:
- loon [naam 1] : € 346,55 + € 979,90 = € 1.326,45 exclusief BTW.
Dit is: € 1.326,45 x 1,21 = € 1.605,-- inclusief BTW.
- loon [naam 2] : € 573,60 exclusief BTW.
Dit is: € 573,60 x 1,21 = € 694,06 inclusief BTW.
Door [bedrijf 12] is daarnaast in opdracht van de veroordeelde en [medeverdachte] met terugwerkende kracht loon uitbetaald aan [naam 3] en [naam 4] (de kinderen van [medeverdachte] ) over de maand februari 2023 voor werkzaamheden die zij in die maand bij [bedrijf 16] zouden hebben verricht. [naam 3] en [naam 4] zijn daar echter nooit werkzaam geweest. [slachtoffer 12] heeft bij de politie verklaard dat [bedrijf 12] over nog meer maanden loon heeft uitbetaald aan [naam 3] en [naam 4] . Uit het dossier volgt echter ook dat [slachtoffer 12] een deel van die betalingen nog heeft kunnen tegenhouden. Hoewel het niet denkbeeldig is dat er door [bedrijf 12] meer loon aan [naam 3] en [naam 4] is uitbetaald dan enkel het loon over de maand februari 2023, bevat het dossier daarvoor onvoldoende directe en concrete aanwijzingen. Het dossier bevat evenmin directe en concrete aanwijzingen omtrent de omvang van het bedrag dat [naam 3] en [naam 4] dan – naast het loon over de maand februari – zouden hebben ontvangen. De rechtbank gaat daarom bij de beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van alleen het loon dat over de maand februari is uitbetaald op de rekeningen van [naam 3] (€ 813,48) en [naam 4] (€ 813,48).
Dit levert een totaalbedrag aan onbetaalde facturen op van: € 3.926,02, bestaande uit de volgende bedragen:
- loon [naam 1] : € 1.605,--
- loon [naam 2] : € 694,06
- loon [naam 3] : € 813,48
- loon [naam 4] : € 813,48
Conclusie
De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen wettige bewijsmiddelen de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit feit 2 vast op:
[slachtoffer 11] € 1.072,81
[bedrijf 13] € 1.339,55
[bedrijf 12]
€ 3.926,02 +
Totaal: € 6.338,38.
3.3.3De totale omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank stelt de totale omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op een bedrag van:
€ 38.569,94.
Hierbij merkt de rechtbank op dat in het vonnis van 27 januari 2025 in de hoofdzaak de vorderingen tot schadevergoeding van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 11] en [bedrijf 13] geheel of ten dele ten laste van de veroordeelde zijn toegewezen. Omdat niet is gebleken dat de veroordeelde deze vorderingen inmiddels heeft voldaan, worden de toegewezen bedragen aan schadevergoeding niet in mindering gebracht op het vastgestelde wederrechtelijk verkregen voordeel.