ECLI:NL:RBOVE:2025:394

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
27 januari 2025
Zaaknummer
08-130607-24 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met terbeschikkingstelling en verpleging van overheidswege

Op 27 januari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 16 april 2024 in Enschede een poging tot zware mishandeling heeft gepleegd. De verdachte, geboren in Irak en met een chronisch psychotische stoornis, heeft zijn begeleider, aangeduid als [slachtoffer], met een mes in de buik gestoken tijdens een liftrit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan poging tot zware mishandeling, maar niet aan poging tot doodslag, omdat er onvoldoende bewijs was voor vol opzet op de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar heeft de meer subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling bewezen verklaard. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte niet strafbaar is, gezien zijn psychische toestand, en heeft hem ter beschikking gesteld met verpleging van overheidswege opgelegd. De rechtbank heeft daarbij de ernst van het feit en het gevaar voor de samenleving in overweging genomen, evenals het advies van deskundigen over de psychische toestand van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-130607-24 (P)
Datum vonnis: 27 januari 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] (Irak),
nu verblijvende in de P.I. [locatie].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 januari 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.W. Kuijpers, advocaat in Hoofddorp, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte
(primair) opzettelijk heeft geprobeerd [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) te doden, dan wel (
subsidiair) hem zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel (
meer subsidiair) heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar te mishandelen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 16 april 2024 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, (met kracht) één of meerdere malen in de buik(streek), althans in het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 april 2024 te Enschede aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een steek en/of snijwond in de buik(streek) heeft toegebracht door met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, (met kracht) één of meerdere malen in de buik(streek), althans in het lichaam, te steken en/of te snijden;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 april 2024 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, (met kracht) één of meerdere malen in de buik(streek), althans in het lichaam, heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend kan worden bewezen. De officier van justitie gaat daarbij uit van vol opzet, omdat verdachte na het incident verklaringen heeft afgelegd die erop wijzen dat het handelen van verdachte gericht was op het doden van [slachtoffer].
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag, omdat geen sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet op de dood. Ook van de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling moet verdachte worden vrijgesproken, omdat het letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. Ten aanzien van de meer subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 16 april 2024 was verdachte samen met zijn begeleider [slachtoffer] aanwezig in het pand van [bedrijf] aan de [adres]. Verdachte had hier op de vijfde verdieping een afspraak met zijn psychiater, omdat hij in de voorafgaande dagen – meer dan anders – verward gedrag vertoonde. Na afloop van de afspraak stapten verdachte en [slachtoffer] in de lift naar de begane grond. Toen de liftdeuren waren gesloten haalde verdachte een schilmes uit zijn zak en begon hij te steken in de richting van [slachtoffer]. [slachtoffer] probeerde de steekbewegingen af te weren en er ontstond een worsteling in de lift. Toen de lift op de begane grond aankwam en de liftdeuren openden, verliet verdachte het pand. De politieagenten die ter plaatse kwamen troffen verdachte met bebloede handen aan op een muurtje bij het pand.
De forensisch arts heeft – voor zover relevant – vastgesteld dat bij [slachtoffer] sprake was van snij- of steekletsel in de rechterzijde van zijn buik tot in een spier, met een actieve bloeding in die buikspier. Op de rechterhand van [slachtoffer] werd snij- of steekletsel geconstateerd dat past bij afweerletsel.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 16 april 2024 een mes had meegenomen vanuit zijn woning en dat hij dit mes in de lift in zijn handen heeft gehad.
Tussenconclusie rechtbank
Dat verdachte de hiervoor beschreven geweldshandeling heeft verricht baseert de rechtbank op de verklaring van [slachtoffer] in samenhang met de aard van het geconstateerd letsel en de verklaring van verdachte over het vasthouden van het mes. Hoewel verdachte ter terechtzitting heeft ontkend dat hij met het mes stekende of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt richting [slachtoffer], is tegelijkertijd gebleken dat verdachte zich weinig kan herinneren van de gebeurtenissen op 16 april 2024 en de dagen die daaraan voorafgingen. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer] over wat zich in de lift heeft afgespeeld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte [slachtoffer] met kracht met een mes in zijn buikstreek heeft gestoken.
Poging doodslag?
Voor een bewezenverklaring van een poging tot doodslag is vereist dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van aangever.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat bij verdachte geen sprake is geweest van vol opzet op de dood van [slachtoffer]. In het dossier bevinden zich twee verklaringen van verdachte die wijzen op de intentie om [slachtoffer] om het leven te brengen [1] . De rechtbank is van oordeel dat – vanwege de zeer verwarde toestand van verdachte – aan deze verklaringen geen gewicht kan worden toegekend. De rechtbank ziet in de overige inhoud van het dossier onvoldoende aanwijzingen dat verdachte de intentie had om [slachtoffer] om het leven te brengen. Van zogenoemd ‘vol opzet’ op de dood van het slachtoffer is dus geen sprake.
De vervolgvraag is of sprake is van voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals hier de dood van [slachtoffer], is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank oordeelt dat in onderhavig geval niet kan worden vastgesteld of sprake was van een aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] zou komen te overlijden door het handelen van verdachte. Er is onvoldoende objectief bewijs voorhanden op basis waarvan kan worden vastgesteld hoe vaak en hoe diep door verdachte is gestoken. De forensisch arts heeft deze vragen niet kunnen beantwoorden in zijn letselrapportage en over het mes zijn geen nadere specificaties bekend. Evenmin is duidelijkheid verkregen omtrent de vraag hoe diep met dit mes gestoken had kunnen worden nu de lengte van het lemmet van het mes op geen enkele wijze uit het dossier kan worden afgeleid. De opmerking van de forensisch arts dat bij dieper liggend letsel organen of bloedvaten hadden kunnen worden geraakt kan om die reden bij de beoordeling van de vraag of sprake was van een aanmerkelijke kans op overlijden niet worden meegewogen. Nu de aanmerkelijke kans op het overlijden van [slachtoffer] niet kan worden vastgesteld, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
Zware mishandeling?
De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat het door de verdachte toegebrachte letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. Uit de forensische letselrapportages blijkt dat het letsel zonder medisch ingrijpen spontaan zou genezen en dat er geen blijvende schade werd verwacht. Het voorgaande betekent dat de rechtbank verdachte van dit deel van de tenlastelegging zal vrijspreken.
Poging zware mishandeling?
De rechtbank is allereerst van oordeel dat er geen bewijs is dat verdachte [slachtoffer] willens en wetens zwaar lichamelijk letsel wilde toe brengen. Van vol opzet is daarom geen sprake.
De rechtbank is verder van oordeel dat de aanval van verdachte met een mes in een zeer kleine ruimte, het steken met een mes in de richting van het lichaam, waaronder de buikstreek en de worsteling met het slachtoffer die daardoor is ontstaan, naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer oplevert. De gedragingen van verdachte dienen, mede gezien de aard van de ontstane verwondingen, naar hun uiterlijke verschijningsvorm te worden aangemerkt als zo zeer gericht te zijn geweest op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat de verdachte door deze gedragingen de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Van contra-indicaties is niet gebleken. Er is daarom sprake van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Daarmee is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 april 2024 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] met een mes met kracht in de buikstreek heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
meer subsidiair
het misdrijf: poging tot zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van verdachte

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op basis van het uitgebrachte Pro Justitia rapport op het standpunt gesteld dat het feit in het geheel niet aan verdachte toegerekend kan worden en heeft gevorderd dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft om diezelfde reden eveneens ontslag van alle rechtsvervolging bepleit.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport van 29 november 2024, waarin over verdachte is gerapporteerd door drs. R. de Vries, GZ-psycholoog en drs. A. Banaei Kashani, psychiater.
De deskundigen concluderen dat bij verdachte sprake is van een chronisch psychotische stoornis in de vorm van schizofrenie. Deze stoornis is zich rond het achttiende levensjaar van verdachte gaan ontwikkelen en blijkt therapieresistent. Ook de inzet van het antipsychoticum clozapine doet de psychotische verschijnselen niet verdwijnen. De schizofrenie uit zich onder andere in hallucinaties en vermoedelijk paranoïde wanen. Verdachte kampt met auditieve hallucinaties (stemmen) die voortdurend aanwezig zijn. De stemmen – die voor verdachte een zeer hoog werkelijkheidskarakter hebben – kunnen de gedachten van verdachte lezen, geven hem opdrachten en kunnen dreigende gevolgen stellen als verdachte niet voldoet aan die opdrachten. Tezamen met overprikkeling en het gevoel bedreigd te worden heeft dit er in de afgelopen jaren meermalen toe geleid dat verdachte overgaat tot agressie. Daarnaast is bij verdachte sprake van een matig/ernstige stoornis in het gebruik van cannabis, maar ook in periodes van (gedwongen) abstinentie blijft de psychotische stoornis aanhoudend aanwezig. De dag voorafgaand aan het ten laste gelegde heeft verdachte cannabis gebruikt, wat mogelijk van enige invloed is geweest op zijn gedrag ten tijde van het ten laste gelegde.
In de dagen voorafgaand aan het ten laste gelegde, maakte verdachte een verwarde indruk. Om die reden bezocht verdachte met zijn begeleider [slachtoffer] zijn behandelend psychiater op de dag van het ten laste gelegde. De deskundigen oordelen dat de stoornis van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde volledig aanwezig was en dat verdachte het feit heeft gepleegd vanuit zijn psychotische beleving. Het is zeer aannemelijk dat verdachte zodanig ernstig paranoïde ontregeld was, dat hij daardoor geen invloed heeft gehad op zijn handelen ten tijde van en in de periode rondom het ten laste gelegde. Het is daarnaast aannemelijk dat verdachte vanwege zijn chronisch psychiatrisch ontregelde toestand geen tot nauwelijks controle heeft kunnen hebben over zijn middelengebruik. Door het gebrek aan ziekte-inzicht, passend bij zijn psychotische stoornis was hij niet in staat het belang van het regelmatig innemen van medicatie in te zien. Het advies van de deskundigen is om verdachte het bewezenverklaarde niet toe te rekenen.
Gelet op de onderbouwing van de hierboven weergegeven conclusies en het advies van de psychiater en psycholoog, kan de rechtbank zich daarmee verenigen. De rechtbank neemt de conclusies en het advies over en is van oordeel dat bij verdachte sprake is van een chronisch psychotische stoornis (in de vorm van een schizofrene stoornis) en een stoornis in het gebruik van cannabis die ook aanwezig waren ten tijde van het bewezenverklaarde feit. Naar het oordeel van de rechtbank kan het meer subsidiair bewezenverklaarde poging tot zware mishandeling daarom in het geheel niet aan verdachte worden toegerekend. Verdachte is, gegeven het voorgaande, niet strafbaar. De rechtbank zal verdachte daarom ontslaan van alle rechtsvervolging.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met dwangverpleging van ongemaximeerde duur wordt opgelegd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het opleggen van de maatregel van tbs met dwangverpleging op dit moment een te vergaande maatregel is. Zij heeft verzocht de minder ingrijpende maatregel van tbs met voorwaarden nader te onderzoeken.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Omdat verdachte niet strafbaar is, kan hem voor het bewezenverklaarde feit geen straf worden opgelegd. Wel wordt aan verdachte de tbs-maatregel opgelegd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Ernst van het feit
Verdachte heeft onder invloed van zijn psychotische toestandsbeeld zijn begeleider [slachtoffer] met een mes in zijn buikstreek gestoken. [slachtoffer] had geen enkele mogelijkheid om te vluchten van de geweldshandelingen van verdachte in de tijd dat de lift zich van de vijfde verdieping naar de begane grond verplaatste. Als [slachtoffer] zich niet of minder succesvol had verweerd tegen het handelen van verdachte, hadden de gevolgen vele malen ernstiger kunnen zijn. Verdachte heeft met zijn handelen de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] – een begeleider die zich inzet voor het welzijn van verdachte – geschonden.
Persoon van verdachte
- Justitiële documentatie
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 21 november 2024. Hieruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren meerdere keren is veroordeeld voor mishandelingen en diefstallen en dat aan hem een ISD-maatregel is opgelegd. Bij zijn laatste veroordeling van 14 december 2023 is toepassing gegeven aan artikel 9a Sr.
- Advies deskundigen
Zoals hiervoor onder het kopje strafbaarheid van verdachte al is uiteengezet, volgt uit de deskundigenrapportages dat verdachte is gediagnostiseerd met een chronisch psychotische stoornis. De deskundigen concluderen verder dat het risico op herhaling van een dergelijk (of nog ernstiger) geweldsdelict zonder behandeling of begeleiding als hoog moet worden ingeschat. Uit de risicotaxaties komen geen beschermende factoren naar voren. Vanwege de psychotische gedachtegang van verdachte ontbreekt ziekte-inzicht grotendeels en is er bij verdachte geen besef van de voornaamste risicofactoren en de manier waarop hij daarmee moet omgaan.
Tijdens eerder opgelegde maatregelen of begeleidingskaders heeft verdachte voorwaarden overtreden. Zo is verdachte weggelopen uit een FPA, heeft hij medepatiënten aangevallen, heeft hij zich onttrokken aan behandelingen en heeft verdachte zich binnen opgelegde proeftijden schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Ook in de tijd dat verdachte vanwege onderhavig feit in voorlopige hechtenis verblijft, heeft hij zich meermalen gewelddadig geuit richting medegedetineerden. Hoewel verdachte ‘ongewild’ tot agressie overgaat, gaat er een voortdurend en groot gevaar – zowel in frequentie als ernst –van verdachte uit.
De deskundigen zijn van oordeel dat de problematiek van verdachte vraagt om een forensische maatregel die primair gericht is op het beperken van recidivegevaar. Om de kans op herhaling op agressief gedrag te verlagen is intensieve langdurige behandeling en begeleiding van verdachte noodzakelijk. Omdat verdachte niet in staat wordt geacht zich aan voorwaarden te houden en er een hoge kans is op levensbedreigend geweld, bestaat er volgens de deskundigen geen andere mogelijkheid dan het opleggen van de tbs-maatregel met dwangverpleging.
- Oplegging maatregel
De rechtbank neemt de overwegingen en conclusies van de deskundigen over inclusief de mate van het recidivegevaar en de interventies die het gevaar kunnen beperken. De rechtbank is gelet op deze overwegingen en conclusies van oordeel dat intensieve behandeling van verdachte is aangewezen. Gezien de ernst van de stoornis, het grote recidivegevaar en het gevaar voor anderen, indien verdachte onbehandeld in de maatschappij terugkeert, acht de rechtbank het opleggen van de terbeschikkingstellingsmaatregel noodzakelijk, nu de veiligheid van de samenleving dit vereist. De rechtbank stelt op basis van de adviezen en het verloop van eerder opgelegde maatregelen en voorwaarden vast dat een tbs-maatregel in een voorwaardelijk kader voor verdachte niet passend en haalbaar is. De rechtbank wijst het aanhoudingsverzoek van de verdediging voor het onderzoeken van een tbs met voorwaarden zodoende af. De rechtbank acht de voorgestelde langdurige, intensieve en forensische (klinische) behandeling van verdachte noodzakelijk in een kliniek met een hoog beveiligingsniveau. Gelet op het voorgaande legt de rechtbank de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op.
De rechtbank overweegt dat de maatregel tot terbeschikkingstelling wordt opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom, op grond van artikel 38e, eerste lid, Sr, een periode van vier jaren te boven gaan.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37a en 37b Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair dan wel subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
meer subsidiair
het misdrijf: poging tot zware mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het meer subsidiair bewezen verklaarde en ontslaat verdachte op dat onderdeel van alle rechtsvervolging;
maatregel
- gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van
overheidswege zal worden verpleegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. J. Wentink en
mr. T.M. Weeda, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A.B. Kroeze, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer ON2R024021. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 13 januari 2025, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Op 16 april 2024 had ik een mes meegenomen uit huis. Ik heb het mes in de lift in mijn handen gehad.

2.

Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] van 18 april 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 98-99):

Plaats delict: [adres].
Op 16 april 2024 wilden wij bij [bedrijf] weggaan met de lift. Toen de liftdeur dicht ging pakte [verdachte] een mes uit zijn zak waar een hoesje omheen zat. Hij haalde het hoesje van het mes af en begon toen te steken. Ik heb geprobeerd om mij af te weren en geprobeerd om het mes af te pakken. Het mes is een keer op de grond gevallen en toen kon [verdachte] het weer oppakken. Ik heb toen geworsteld met [verdachte]. Hij pakte het mes over van de ene hand naar de andere hand. De worsteling is doorgegaan tot wij met de lift beneden waren.

3.

Het proces-verbaal van aanhouding verdachte van 16 april 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 23-24):

Op 16 april 2024 kregen wij de opdracht om te gaan naar de [adres] alwaar een steekpartij had plaatsgevonden.
Toen wij het pand betraden zagen wij ter hoogte van de lift een man op de grond zitten. Wij zagen dat er op zijn onderbuik theedoeken vastgehouden werden. Het mes waarmee het slachtoffer gestoken is, is achtergebleven op de plaats delict. Deze lag vanaf de lift gezien aan de linkerzijde.
Kort hierop werd ik, verbalisant [verbalisant 1], aangesproken door de psychiater die de mogelijke verdachte kort hiervoor heeft gesproken. Ik hoorde dat de dame tegen mij zei: “de persoon die de man heeft neergestoken zit hierbuiten op het muurtje achter het pand”. Hierop zijn wij via de achterzijde naar buiten gegaan en zagen daar op een muurtje een man zitten die voldeed aan het genoemde signalement. Wij zagen dat de verdachte aan zijn beide handen bloed had zitten.

4.

Het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ([adres]) inclusief fotomap van 23 april 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 134, 142):

Op 16 april 2024 kwamen wij voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres].
Nabij de rolstoellift zagen wij een bebloed type schilmes met zwart heft liggen. Het mes werd door ons veilig gesteld.
[Afbeelding]

5.

Een geschrift, te weten de Forensisch medische letselrapportage van 26 september 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 1-7):

Betrokkene: [slachtoffer]
Letsel 1 en 3: Het letsel ter hoogte aan de pinkzijde van de rechterhand (letsel 1) en de buik
(letsel 3) betreft snij- of steekletsel zoals kan ontstaan door scherprandig geweld gericht op de huid met een scherprandig voorwerp, bijvoorbeeld maar niet gelimiteerd tot een mes.
Qua locatie kan het letsel aan de pinkzijde van de rechterhand passen bij afweerletsel.
Aanvulling letsel 3 (buik): Uit de opmerking in de medische informatie komt naar voren dat er sprake was van letsel aan de rechterzijde van de buik tot in een spier, met een actieve bloeding in de betreffende spier en uitbreiding van de bloeduitstorting in het onderhuids bindweefsel.
Scherprandig geweld gericht op de buik:
Als een letsel met een soortgelijk ontstaansmechanisme dieper in het lichaam was gepenetreerd, dan hadden inwendige organen kunnen worden geraakt zoals de (dieper) gelegen bloedvaten, delen van de dikke of de dunne darm, de nieren en de lever. Bij beschadiging van bloedvaten ontstaat een bloeding. De omvang van de bloeding hangt af van het soort en de grootte van het bloedvat dat wordt geraakt (bij het raken van een groot vat ontstaat een grote bloeding en een slagader bloedt harder dan een ader) en de diepte van de wond.
De AIS-score kan daarom uiteenlopen van 1 (licht) tot 4 (levensbedreigend) wanneer een grote slagader zoals de grote lichaamsslagader (aorta) wordt geraakt.
Letsel van de darmen kan uiteenlopen van een AIS-score van 2 (matig) tot 4 (levensbedreigend).
Letsel van de nier(en) kan uiteenlopen van een AIS-score van 2 (matig) tot 5 (kritiek).
Letsel van de lever kan uiteenlopen van een AIS-score van 2 (matig) tot 6 (dodelijk).

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] van 16 april 2024, voor zover inhoudende de volgende verklaring van verdachte: