3.3.1Parketnummer 13-035427-24
Vaststelling van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 31 januari 2024 was verdachte in het [winkel 1] filiaal aan de [plaats] . Verdachte heeft een Under Armour trainingspak (jasje en broek) uit de winkel gepakt en meegenomen naar een paskamer. Bij het verlaten van de paskamer had verdachte het jasje in zijn hand en de broek onder zijn eigen broek. Verdachte werd door een medewerker van [winkel 1] aangesproken en gecontroleerd. De alarmlabels waren door hem uit de broek en het jasje geknipt, deze lagen op de spiegel in de paskamer.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij het trainingspak heeft gestolen omdat hij deze wilde verkopen.
De bekennende verklaring van verdachte die hij tegenover de politie heeft afgelegd wordt door de rechtbank aangemerkt als betrouwbare verklaring welke wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden. De rechtbank zal daarom – ondanks de ontkennende verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd – deze bekennende verklaring gebruiken bij de bewezenverklaring naast de overige bewijsmiddelen.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de ten laste gelegde diefstal wettig en overtuigend is bewezen.
3.3.4Parketnummer 08-134095-24
3.3.4.1 Het verweer tot bewijsuitsluiting
De rechtbank begrijpt het verweer van de raadsman als zodanig dat niet kan worden vastgesteld dat het DNA van verdachte rechtstreeks door verdachte is achtergelaten op het mes en de kleding. De rechtbank gaat voorbij aan deze redenering, omdat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij de kleding heeft aangetrokken en het mes in zijn handen heeft gehad. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
De rechtbank zal de door de raadsman aangehaalde verklaring van de ouders van verdachte niet gebruiken bij het bewijs, zodat dit verweer geen inhoudelijke bespreking behoeft.
3.3.4.2 De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 18 april 2024 waren [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) en [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) aan het werk in de [winkel 2] aan de [adres 2] . Omstreeks 14:40 uur kwam er een jongen (hierna: de overvaller) in de winkel. Op enig moment liep de overvaller, met in zijn hand een zilverkleurig broodmes, richting het kassablok waar [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zich op dat moment bevonden. De overvaller maakte kenbaar dat hij geld en sigaretten wilde en schreeuwde meerdere malen “ik steek je dood bitch, geef mij geld”. Nadat [slachtoffer 2] de kassa’s had geopend vulde de overvaller zijn rugzak met de inhoud van de twee kassalades en een groot aantal pakjes sigaretten. Gedurende dit alles hield de overvaller het broodmes gericht op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . De overvaller rende vervolgens de winkel uit en vluchtte richting het treinstation in Holten. Tijdens zijn vlucht van de [winkel 2] naar het treinstation, werd door de overvaller een zilverkleurig broodmes in een plantenbak tussen de Stationsstraat en de Kerkhofsweg achtergelaten, dat werd veiliggesteld voor onderzoek. Eenmaal aangekomen bij het treinstation in Holten stak de overvaller het spoor over en sloeg hij linksaf op de parallelweg langs het treinspoor, die overgaat in de Molenbelterweg.
In totaal werd er een bedrag van ongeveer € 510,60, een hoeveelheid van 93 pakjes sigaretten en een pakbon weggenomen uit de [winkel 2] in Holten.
Het door [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en onder meer getuige [getuige 1] opgegeven signalement van de overvaller betrof een licht getinte jongen met een smal postuur die geheel in het zwart gekleed was, een zwarte rugzak droeg en een zonnebril met gekleurde spiegelglazen op had.
Aanhouding verdachte en aantreffen kledingpakket
Nadat omstreeks 14:45 uur de melding van de gewapende overval bij de politie binnenkwam, zijn eenheden gaan zoeken naar de overvaller in het gebied rondom het treinstation in Holten en de Molenbelterweg. Verdachte liep op dat moment op de kruising van de Enkweg en de Beukenlaan. De Enkweg is een zijstraat van de Molenbelterweg. Hoewel de kleding die verdachte op dat moment droeg niet voldeed aan het signalement, werd verdachte vanwege opvallend gedrag omstreeks 15:25 uur staandegehouden. Verdachte droeg een tas bij zich met daarin tientallen pakjes onaangebroken sigaretten. In de jas van verdachte werd een geldbedrag aangetroffen ter hoogte van € 506,00. Hierop is verdachte aangehouden voor betrokkenheid bij de gewapende overval op de [winkel 2] in Holten.
Er is een vergelijking gemaakt tussen de camerabeelden van de overval en de foto’s die van verdachte zijn gemaakt tijdens de insluiting. De schoenen die verdachte op het moment van aanhouding en insluiting droeg, kwamen overeen met de schoenen van de overvaller. Uit nadere inspectie van de bij verdachte inbeslaggenomen goederen bleek dat zich hieronder ook een pakbon bevond, voorzien van het adres en logo van [winkel 2] .
Op de Molenbelterweg is door de politie een zwarte jas, een zwarte broek en een zonnebril aangetroffen. De voorwerpen voldeden aan het signalement van de kleding van de overvaller en zijn door de politie veiliggesteld.
Het NFI heeft DNA-onderzoek verricht aan de aangetroffen jas, de broek en het mes.
- mes
Van onder andere het heft van het mes werd een bemonstering genomen. Uit deze bemonstering is een DNA-mengprofiel van minimaal twee donoren verkregen. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met dit DNA-mengprofiel. Het DNA-mengprofiel is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer – kort gezegd – verdachte één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is. De rechtbanks stelt vast dat het DNA van verdachte op het heft van het broodmes is aangetroffen.
- kleding
Van onder andere de binnenzijde van de kraag en de capuchon van de jas werd een bemonstering genomen. Uit deze bemonsteringen zijn enkelvoudige DNA-profielen verkregen. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met deze profielen. De DNA-profielen uit de bemonsteringen zijn meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer – kort gezegd – verdachte de donor is dan wanneer dit niet zo is.
Van de binnenzijde van de tailleband van de broek werd een bemonstering genomen. Uit deze bemonstering is een DNA-mengprofiel van minimaal drie donoren verkregen. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met dit DNA-mengprofiel. Het DNA-profiel is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer – kort gezegd – verdachte één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is.
De rechtbank stelt vast dat het DNA van verdachte op de jas en de binnenzijde van de broek is aangetroffen.
3.3.4.3 De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte degene is geweest die de overval op de [winkel 2] in Holten heeft gepleegd en – in samenhang daarmee – of het aangetroffen DNA van verdachte op de kleding en het mes een daderspoor betreft. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De overval vond plaats op 18 april 2024 omstreeks 14:40 uur. Omdat er veel omstanders getuige waren van de overval dan wel de vlucht van de overvaller, is er een duidelijk signalement verkregen van de overvaller. Dit signalement bestond onder andere uit een zwarte jas, een zwarte broek en een opvallende zonnebril met gekleurde spiegelglazen. Bovendien is een groot deel van de vluchtroute – tot aan de parallelweg langs het treinspoor in de richting van de Molenbelterweg – in kaart gebracht.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de voorwerpen – de kleding, de zonnebril en het mes – die kort na de overval langs of in de directe omgeving van de vluchtroute zijn aangetroffen, van de overvaller zijn. Deze voorwerpen komen namelijk overeen met het opgegeven signalement en de camerabeelden van de overval. Bovendien werden de kleding en zonnebril aangetroffen op een moeilijk toegankelijke en beschutte plek, wat wijst op de intentie om de kleding en de zonnebril te verbergen. Het mes is gevonden door een getuige die van winkelend publiek te horen had gekregen: ”Hij heeft gestolen”. De getuige heeft die persoon aansluitend gevolgd waarna verdachte het mes waarop zijn DNA is aangetroffen in een plantenbak heeft gegooid. De rechtbank merkt dit DNA-spoor aan als een direct daderspoor.
Ook op de overige voorwerpen – met uitzondering van de zonnebril die niet is onderzocht – is DNA van verdachte aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat dit aangetroffen DNA telkens eveneens een daderspoor betreft. Verdachte is kort na de overval, omstreeks 15:25 uur, aangetroffen in de omgeving van de Molenbelterweg, droeg dezelfde soort schoenen als de overvaller en was in het bezit van een groot deel van de buit, waaronder een pakbon van de [winkel 2] in Holten. Verdachte heeft uiteenlopende verklaringen afgelegd over de manier waarop hij in het bezit van de buit is geraakt of de manier waarop zijn DNA op de kleding en het mes terecht is gekomen. Meerdere van deze verklaringen zijn door de politie onderzocht en van die verklaringen is komen vast te staan dat deze feitelijk onjuist zijn. De rechtbank bestempelt de verklaring van verdachte ter terechtzitting – inhoudende dat hij het geld, de sigaretten, de pakbon, het mes en de kleding heeft gevonden – dan ook als ongeloofwaardig.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat verdachte de persoon is die de overval op de [winkel 2] heeft gepleegd. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.