3.3Het oordeel van de rechtbank
Op 18 maart 2020 werd [medeverdachte 8] (hierna: [medeverdachte 8]) aangehouden in een Fiat Ducato. Bij inspectie van de laadruimte van de Fiat Ducato zag de verbalisant meerdere vuilniszakken liggen en rook hij een chemische geur. In de vuilniszakken zaten gele schoonmaakdoekjes, een filterbus voor een zuurstofmasker, meerdere doosjes van latex handschoenen, een kartonnen doos met een aantal aluminium buizen en een paar laarzen, die een chemische geur afgaven. De aangetroffen goederen in combinatie met de chemische geur die werd waargenomen, hebben het vermoeden doen ontstaan dat [medeverdachte 8] zich bezighield met het vervaardigen van harddrugs.
Naar aanleiding daarvan is het perceel van [medeverdachte 8] aan de [adres] te [plaats 1] op 18 maart 2020 doorzocht. Bij die doorzoeking werd een openstaande zeecontainer aangetroffen met daarin meerdere jerrycans en een kookstel. Ook werden op het perceel meerdere gevulde 1000 liter containers (hierna: IBC’s) aangetroffen die voor het merendeel waren afgedekt met zeil of camouflagenetten.
Naast deze aangetroffen goederen werden op verschillende andere plaatsen op het perceel, in verschillende ruimtes, goederen aangetroffen, waaronder:
- ongeveer 735 liter vloeistof, die met behulp van een elektronisch identificatieapparaat, de First Defender (hierna: FD), indicatief werd vastgesteld als BMK;
- ongeveer 20 liter vloeistof, met behulp van de FD indicatief vastgesteld als amfetamine;
- 209 sealpakketten van elk ongeveer 2,6 kilogram met tabletten (in totaal 1.500.000 tabletten);
- ongeveer 1100 kilo witte/gele poeder en brokken, met behulp van de FD indicatief vastgesteld als MAPA en APAA;
- veel verschillende soorten hardware, onder meer ketels, scheitrechters, emmers, klemdekselvaten, jerrycans, en IBC's.
De aangetroffen goederen en chemicaliën zijn onderzocht en bemonsterd. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft in de aangetroffen 20 liter vloeistof amfetamine aangetoonden dat de monsters van de 1.500.000 tabletten MDMA bevatten.
Verder zijn op de locatie in [plaats 1] (grond)stoffen aangetroffen waarvan zowel de LFO als het NFI hebben gerapporteerd dat deze worden gebruikt bij de productie van amfetamine.Op basis van de aangetroffen chemicaliën, productieapparatuur en afvalstoffen concludeert de LFO dat op deze locatie op grote schaal BMK en amfetamine werden geproduceerd.
Tijdens de doorzoeking aan de [adres] in [plaats 1] werd op de werkbank in de kookruimte van de productieruimte een handschoen aangetroffen en in beslag genomen.Op de binnenzijde van deze handschoen is een DNA-spoor aangetroffen dat overeenkomt met het DNA van verdachte.
De resultaten van dit DNA-onderzoek, in combinatie met de locatie waar de handschoen is aangetroffen, vragen om een concrete en verifieerbare verklaring van verdachte met betrekking tot de vraag hoe zijn DNA daar terecht is gekomen. Verdachte heeft bij de politie echter geen enkele aannemelijke verklaring gegeven voor het aantreffen van zijn DNA in de handschoen en ter terechtzitting is verdachte niet verschenen. Het enkele verweer van de raadsvrouw van verdachte dat sprake is van een verplaatsbaar object, is onvoldoende om van zo’n concrete en verifieerbare verklaring te spreken.
Uitgaande van de locatie waar de handschoen is aangetroffen, het feit dat het DNA op de binnenzijde is aangetroffen en het uitblijven van een verklaring van verdachte daarover, komt de rechtbank tot de slotsom dat verdachte in de kookruimte van de productielocatie in [plaats 1] werkzaamheden moet hebben verricht.
Nu op die locatie volgens de LFO op grote schaal BMK en amfetamine werd geproduceerd en daar ook amfetamine en MDMA is aangetroffen, kan het niet anders dan dat verdachte zich bezig heeft gehouden met het vervaardigen hiervan. Nu deze productielocatie zich verder bevond op het perceel van [medeverdachte 8], acht de rechtbank ook bewezen dat hierbij sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 8].
Gelet op het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het vervaardigen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zoals onder feit 1 ten laste is gelegd.
Onder feit 2 is aan verdachte ten laste gelegd dat hij in de periode van 1 juni 2019 tot en met 18 maart 2020 heeft deelgenomen aan een criminele organisatie in de zin van artikel 11b van de Opiumwet (OW), die gericht was op de productie van synthetische harddrugs en de voorbereiding daarvan in [plaats 1] en/of te [plaats 2] en/of te [plaats 3] en/of te [plaats 4].
Bij het onder 2 ten laste gelegde komt het voor de bewijsvoering in belangrijke mate aan op de inhoud van de ter beschikking gekomen EncroChat-berichten. De politie heeft aan verdachte en zijn medeverdachten bepaalde EncroChat-accounts toegeschreven die zij in verschillende perioden zouden hebben gebruikt. Verdachte is door de politie geïdentificeerd als de gebruiker van het EncroChat-account “[accountnaam]”
.
De rechtbank is van oordeel dat het daaraan ten grondslag liggende proces-verbaal identificatie onvoldoende is om met een voldoende mate van zekerheid vast te stellen dat verdachte gebruik heeft gemaakt van dit account, zelfs als alle bevindingen en aanwijzingen in onderling verband worden bezien. Zo is niet duidelijk gemaakt wat wordt verstaan onder “regelmatig” aanstralen van een bepaalde verkeersmast en heeft de politie niet duidelijk gemaakt waarop zij baseert dat de bijnaam van verdachte “[alias]” zou zijn. Weliswaar wordt gesteld dat die conclusie is gebaseerd op politie-informatie, maar niet wordt toegelicht en uitgewerkt welke informatie dat dan is, waar deze informatie is aangetroffen en in welke context. Onderbouwende stukken zijn evenmin in het dossier opgenomen.
Ook op basis van de overige bevindingen in het dossier kan de rechtbank niet vaststellen dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij andere drugsfeiten dan het vervaardigen van amfetamine en/of MDMA in [plaats 1] zoals onder 1 ten laste gelegd.
Nu de enkele bewezenverklaring van feit 1 naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende is om tot het oordeel te komen dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die gericht was op de productie van synthetische harddrugs en de voorbereiding daarvan, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Rechtmatigheidsverweren EncroChat
Nu de rechtbank de EncroChatberichten niet heeft opgenomen in enige bewijsconstructie, zal de rechtbank de verweren van de raadsvrouw op dit punt, alsmede de daaraan door haar gekoppelde conclusies passeren.