ECLI:NL:RBOVE:2025:3900

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
11481518 \ CV EXPL 25-39
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen en proceskosten door Vitens N.V. tegen gedaagde

In deze zaak heeft Vitens N.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij wegens onbetaalde facturen en bijkomende kosten. De partijen hebben in 2013 een overeenkomst gesloten voor de levering van drinkwater aan het woonadres van de gedaagde. Sinds maart 2023 is er een betalingsachterstand ontstaan, waarop Vitens betaling van de openstaande facturen en machtiging tot afsluiting van de drinkwatervoorziening vordert. De gedaagde heeft na dagvaarding een deel van de facturen betaald, maar betwist de vordering van voorrijkosten en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van voorrijkosten afgewezen, omdat niet voldoende is aangetoond dat de monteur daadwerkelijk bij de gedaagde is langs geweest. Ook de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat het beding in de algemene voorwaarden als onredelijk bezwarend is beoordeeld. De kantonrechter heeft de gedaagde wel veroordeeld in de proceskosten, omdat zij de procedure had kunnen voorkomen door tijdig te betalen. De totale proceskosten zijn vastgesteld op € 453,54, te betalen binnen veertien dagen na het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11481518 \ CV EXPL 25-39
Vonnis van 10 juni 2025
in de zaak van
VITENS N.V.,
te Zwolle,
eisende partij,
hierna te noemen: Vitens,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

1.1.
Partijen hebben een overeenkomst gesloten tot levering van drinkwater aan het woonadres van [gedaagde].
1.2.
Sinds maart 2023 is een betalingsachterstand ontstaan. Vitens vordert onder meer betaling van de factuurbedragen en dat Vitens - voor het geval [gedaagde] niet alle gevorderde bedragen betaalt – wordt gemachtigd tot het afsluiten van de drinkwaterleverantie. [gedaagde] heeft nadat zij was gedagvaard de factuurbedragen betaald, met uitzondering van een bedrag aan voorrijkosten.
1.3.
De kantonrechter wijst de gevorderde voorrijkosten af, omdat onvoldoende onderbouwd is gesteld dat de monteur daadwerkelijk is langs geweest. De buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, omdat het beding over incassokosten in de algemene voorwaarden (inclusief de tarievenregeling waarnaar wordt verwezen) onredelijk bezwarend is. De gevorderde machtiging tot afsluiting van de drinkwatervoorziening wordt afgewezen, omdat de omstandigheden een machtiging tot afsluiting niet rechtvaardigen. Bovendien is niet gebleken dat is voldaan aan de Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van drinkwater. Aangezien [gedaagde] de facturen pas na de dagvaarding heeft betaald, wordt zij veroordeeld in de proceskosten.

2.De procedure

2.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
2.2.
Na de dagvaarding heeft [gedaagde] een bedrag van € 478,75 aan Vitens betaald. Ook is in maart 2025 een bedrag van € 41,44 voldaan/verrekend. Vervolgens heeft Vitens haar vordering verminderd met deze bedragen en vermeerderd met twee voorschotnota’s uit november en december 2024.
2.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Partijen hebben in 2013 een overeenkomst gesloten tot levering van drinkwater aan het woonadres van [gedaagde].
3.2.
Sinds maart 2023 is een betalingsachterstand ontstaan.
3.3.
Vitens heeft diverse aanmaningen aan [gedaagde] gestuurd. Ook Syncasso heeft diverse aanmaningen aan [gedaagde] gestuurd, waaronder per brief van 28 augustus 2024. In die brief is [gedaagde] aangemaand een bedrag van € 443,75 binnen vijftien dagen nadat de brief is bezorgd te betalen en is vermeld dat anders een bedrag van € 66,56 aan incassokosten in rekening zal worden gebracht. Nadien is [gedaagde] nog enkele keren aangemaand door Syncasso. Op 17 december 2024 is [gedaagde] gedagvaard.
3.4.
In februari 2025 heeft [gedaagde] in totaal € 478,75 aan Vitens betaald; dit betreffen alle openstaande factuurbedragen, met uitzondering van het bedrag dat ziet op voorrijkosten.
3.5.
Vitens heeft de algemene voorwaarden ‘Drinkwater Vitens, versie 2006’ (hierna: de algemene voorwaarden) overgelegd. In de slotzin van artikel 9 lid 1 van de algemene voorwaarden staat:

Het bedrijf zal overigens slechts gebruik maken van zijn bevoegdheid tot onderbreking van de levering, indien en voor zover de niet-nakoming van zijn verplichtingen door de aanvrager/verbruiker dat rechtvaardigt.”
3.6.
In artikel 17 lid 3 van de algemene voorwaarden staat:
“Indien en zodra de aanvrager of de verbruiker in verzuim is, is hij tevens een extra bedrag verschuldigd als is bepaald in de tarievenregeling, onverminderd het recht van het bedrijf op (…) vergoeding van de redelijke kosten van gerechtelijke en buitengerechtelijke inning en onverminderd het bepaalde in artikel 9 van deze algemene voorwaarden”
3.7.
In de overgelegde Tarievenregeling consumenten 2024 (hierna: de tarievenregeling) staat:
“Indien u de factuur na de herinnering niet betaald heeft, brengen wij aanmaningskosten in rekening. Mocht betaling ook daarna uitblijven komen hier stapsgewijs de volgende kosten bij: incassokosten, voorrijkosten, afsluitkosten (…).”
In de genoemde tarievenregeling wordt bij de post ‘aanmaningskosten’ een bedrag genoemd van € 17,50. Bij de post ‘incassokosten na aanmaning’ wordt een bedrag genoemd van € 22,50.

4.Het geschil

4.1.
Vitens vordert na eiswijziging (nadat [gedaagde] factuurbedragen had voldaan) - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van:
a. een bedrag van € 115,12, bestaande uit:
a. een bedrag van € 90,- aan een onbetaald gebleven (factuur)bedrag (voorrijkosten);
b. een bedrag van € 66,56 aan buitengerechtelijke (incasso)kosten;
minus € 41,44 dat (mogelijk via verrekening) is voldaan;
de proceskosten.
Voor het geval niet (volledig) aan de veroordeling zoals gevorderd onder a) en b) wordt voldaan, of voor het geval de kantonrechter oordeelt dat tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen, vordert Vitens:
dat Vitens gemachtigd is tot het afsluiten van de leverantie en het verzegelen van de meter en de benodigde werkzaamheden aan de woning te verrichten middels gedeeltelijke en tijdelijke ontruiming van de woning;
[gedaagde] te veroordelen het handelen van Vitens te gedogen;
[gedaagde] in dat geval te veroordelen om aan Vitens een bedrag van € 90,- aan voorrijkosten en € 175,- aan afsluitkosten te betalen;
te bepalen dat Vitens niet tot heraansluiting zal hoeven over te gaan als [gedaagde] aan Vitens niet de voorrijkosten, de kosten van afsluiting en heraansluiting heeft voldaan.
4.2.
Vitens voert daartoe onder meer aan dat partijen in 2013 een overeenkomst hebben gesloten en dat de (hiervoor genoemde) algemene voorwaarden van toepassing zijn. Ten aanzien van de voorrijkosten voert zij aan dat op 8 augustus 2024 een monteur een bezoek heeft gebracht aan het woonadres van [gedaagde]. Het bezoek was aangekondigd bij e-mail van 19 juli 2024. De e-mail is verzonden naar het door [gedaagde] opgegeven e-mailadres. De gevorderde kosten zijn in overeenstemming met de tarievenregeling.
Vitens is bovendien gerechtigd over te gaan tot afsluiting van de drinkwatervoorziening als [gedaagde] niet over gaat tot volledige betaling. Volgens Vitens is voldaan aan de vereisten genoemd in de Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers. Zij heeft zich ook voldoende ingespannen om in persoonlijk contact te komen met [gedaagde].
4.3.
[gedaagde] erkent dat de facturen vanaf maart 2023 niet meer zijn betaald. Dit komt doordat zij sindsdien geen facturen meer van Vitens had ontvangen. Daarnaast hadden de incassokosten voorkomen kunnen worden als Vitens haar had geïnformeerd over de wijziging van de communicatie. De facturen waren immers niet betaald, omdat Vitens opeens vanaf maart 2023 per e-mail de facturen toestuurde aan een e-mailadres dat niet meer door haar werd gebruikt, zonder dit eerst bij [gedaagde] te melden. [gedaagde] heeft inmiddels alle factuurbedragen (minus de voorrijkosten) aan Vitens betaald. [gedaagde] voert daarnaast verweer tegen de voorrijkosten, aangezien Vitens niet bij haar langs is geweest. Ook maakt [gedaagde] bezwaar tegen de afsluiting. Zij legt ter onderbouwing van haar gezondheidsproblemen een verklaring van haar huisarts over.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een professionele partij, handelend in de uitoefening van haar beroep of bedrijf (Vitens) en een consument ([gedaagde]). Op zo’n overeenkomst zijn consumentenbeschermende bepalingen van toepassing. Sommige consumentenbeschermende bepalingen worden zo belangrijk gevonden dat de kantonrechter ambtshalve (dat wil zeggen uit zichzelf, ook als de consument daar niet om vraagt) moet beoordelen of die zijn nageleefd. Als die bepalingen niet zijn nageleefd, of als de kantonrechter over onvoldoende informatie beschikt om dat te kunnen beoordelen, moet de kantonrechter daar, eveneens ambtshalve, consequenties aan verbinden. In de regel zal dan (een deel van) de vordering moeten worden afgewezen.
5.2.
De kantonrechter zal in dat kader normaal gesproken ook ambtshalve moeten beoordelen of een eiser heeft voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit Afdeling 2B van Titel 5 van Boek 6 Burgerlijk Wetboek, zoals de wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen. Deze verplichte ambtshalve toetsing geldt echter alleen voor overeenkomsten die na 13 juni 2014 tot stand zijn gekomen. Op dat moment zijn de genoemde informatieverplichtingen immers pas in de wet opgenomen. Vitens heeft gesteld dat de overeenkomst tussen haar en [gedaagde] al daarvoor (in 2013) tot stand is gekomen en dit is niet door [gedaagde] weersproken, zodat de kantonrechter daarvan uitgaat. Aan de informatieverplichtingen hoeft daarom in dit geval niet te worden getoetst.
Voorrijkosten
5.3.
Vitens vordert betaling van de voorrijkosten voor haar bezoek bij [gedaagde] op 9 augustus 2024. Zij beroept zich daarbij op haar algemene voorwaarden, waarvan [gedaagde] niet heeft betwist dat die van toepassing zijn.
5.4.
Nog los van de vraag of het beding uit de algemene voorwaarden waarop Vitens zich beroept niet onredelijk bezwarend is, is het onduidelijk of de monteur op 8 augustus 2024 is langs geweest, wat de bedoeling was van het bezoek, of [gedaagde] op dat moment thuis was en of de monteur op dat moment iets heeft gedaan. Volgens Vitens is dit bezoek per (e-mail)bericht van 19 juli 2024 aangekondigd bij [gedaagde]. In dit bericht staat echter alleen dat dit de laatste kans is om de achterstallige betaling te voldoen voordat Vitens het drinkwater zal afsluiten en dat [gedaagde] hier geen bericht meer over zou krijgen. Hierbij is niet vermeld dat de afsluiting op 8 augustus 2024 zou gebeuren en dit is – voor zover de kantonrechter bekend – ook niet op 8 augustus 2024 gebeurd. [gedaagde] betwist dat Vitens op die dag is langs geweest. Vitens heeft haar stelling vervolgens niet nader onderbouwd.
5.5.
Aangezien Vitens haar stelling niet nader heeft onderbouwd en het dus niet duidelijk is of de monteur daadwerkelijk op 8 augustus 2024 bij [gedaagde] is langs geweest, wijst de kantonrechter de vordering als onvoldoende onderbouwd af.
5.6.
Dit betekent dat [gedaagde] de gevorderde voorrijkosten niet aan Vitens hoeft te betalen.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.7.
Vitens vordert vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten.
5.8.
De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit).
5.9.
In de algemene voorwaarden staat een incassobeding, waarin wordt verwezen naar de tarievenregeling. Omdat [gedaagde] een consument is, moet de kantonrechter ambtshalve beoordelen of dit beding oneerlijk is.
5.10.
In dat verband is relevant dat in artikel 6:96 lid 5 en lid 6 BW en het daarop gebaseerde Besluit de omvang van de in rekening te brengen vergoeding is beperkt. Die vergoeding is bovendien niet meteen verschuldigd bij het ontstaan van een betalingsachterstand; eerst moet een aanmaningsbrief worden verstuurd, waarin een termijn van veertien dagen (gerekend vanaf de dag na ontvangst van de aanmaning door de consument) moet worden vermeld. Binnen die termijn mag het verschuldigde bedrag nog zonder extra kosten worden betaald.
5.11.
Het beding wijkt daar ten nadele van de consument aanzienlijk van af, omdat een standaardbedrag aan aanmaningskosten en incassokosten wordt benoemd. Bij een laag factuurbedrag, zal dit bedrag hoger zijn dan wettelijk toegestaan. Ook wordt (een standaard bedrag aan) aanmaningskosten gerekend als de factuur na een herinnering niet wordt betaald. Ook dit wijkt ten nadele van de consument af. De kantonrechter is daarom van oordeel dat het beding onredelijk bezwarend is voor de gedaagde partij en vernietigd moet worden.
5.12.
Vitens stelt aanspraak te maken op de kosten op grond van artikel 6:96 lid 5 en lid 6 BW en lijkt zich niet op het incassobeding uit de algemene voorwaarden te beroepen. Echter omdat een oneerlijk beding in de algemene voorwaarden staat, kan zij geen aanspraak meer maken op de wettelijke regeling die van toepassing zou zijn geweest als zij geen (oneerlijk) beding in de algemene voorwaarden zou hebben opgenomen. Dat volgt uit vaste jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie.
5.13.
De gevorderde vergoeding zal dan ook worden afgewezen.
Verrekenen
5.14.
Vitens stelt dat een bedrag van € 41,44 op 3 maart 2025 bij Vitens is betaald. Volgens [gedaagde] is hierbij sprake geweest van een verrekening met een eerdere creditnota.
5.15.
Mocht Vitens dit hebben verrekend, dan was Vitens daartoe niet bevoegd. [gedaagde] had immers vóór de verrekening al de factuurbedragen voldaan en de overige vorderingen van Vitens (voorrijkosten en buitengerechtelijke incassokosten) worden afgewezen.
5.16.
De kantonrechter gaat ervan uit dat Vitens dit zal corrigeren.
Afsluiting
5.17.
De kantonrechter wijst de machtiging voor het afsluiten van het drinkwater af.
5.18.
In artikel 9 van de algemene voorwaarden is bedongen dat een consument in geval van een betalingsachterstand van de drinkwatervoorziening kan worden afgesloten. Op grond van artikel 9.1, laatste volzin, mag Vitens niet te lichtzinnig met die bevoegdheid omgaan.
5.19.
De afsluiting mag dus alleen als de tekortkoming van de consument groot genoeg is om de afsluiting te rechtvaardigen. Bovendien moet Vitens daarbij relevante regelgeving (waaronder de Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruiker van drinkwater) in acht nemen.
5.20.
[gedaagde] heeft inmiddels alle bedragen waar Vitens recht op had, betaald. [gedaagde] hoeft nu alleen nog de proceskosten aan Vitens te betalen (dit zal hierna aan de orde komen). Daartoe is [gedaagde] pas verplicht vanaf de datum van dit vonnis. Bovendien heeft [gedaagde] verklaard de bedragen niet te hebben betaald, omdat zij pas op 28 augustus 2024 met de achterstand bekend was geraakt; de facturen/herinneringen/aanmaningen die daarvoor per e-mail zijn verzonden, stelt zij immers niet te hebben ontvangen. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde] al vaker een betalingsachterstand heeft doen ontstaan. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de omstandigheden een machtiging tot afsluiting niet rechtvaardigen.
5.21.
Bovendien heeft Vitens onvoldoende gesteld dat is voldaan aan artikel 4 van de Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van drinkwater, te weten dat het drinkwaterbedrijf zich inspant om in persoonlijk contact te komen met de kleinverbruiker teneinde deze te wijzen op mogelijkheden om betalingsachterstanden te voorkomen en te beëindigen. Vitens stelt dat zij op 8 augustus 2024 is langs geweest en ook telefonisch contact heeft gezocht, maar Vitens heeft dit onvoldoende concreet gemaakt. Zo stelt zij ook dat
‘in het geval’gedaagde niet thuis werd aangetroffen, terstond door de medewerker van Vitens een brief is achtergelaten. Onduidelijk is of Vitens aldus stelt dat [gedaagde] thuis was en of/welke brief in dat geval zou zijn achtergelaten. Ook is niet gesteld op welk moment telefonisch contact zou zijn gezocht. De stelling dat Vitens persoonlijk contact heeft gezocht, is dan ook onvoldoende onderbouwd.
5.22.
Of [gedaagde] een verbruiker is voor wie de beëindiging van de levering van drinkwater zeer ernstige gezondheidsrisico’s tot gevolg zou hebben (zoals bedoeld in artikel 1 sub a en artikel 6 van de Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van drinkwater), waardoor Vitens om die reden niet over zou mogen gaan tot afsluiting, kan in het midden blijven.
5.23.
Aangezien de gevorderde afsluiting wordt afgewezen, worden ook de daarmee samenhangende vorderingen d) tot en met f) afgewezen.
Proceskosten
5.24.
[gedaagde] stelt dat de procedure voorkomen had kunnen worden. Ondanks dat Vitens wellicht meer had kunnen doen om in contact te komen met [gedaagde], heeft [gedaagde] de aanmaning van 28 augustus 2024 per post ontvangen. Dit wordt niet door haar weersproken. [gedaagde] had op dat moment de factuurbedragen, waar zij het mee eens was, kunnen betalen. [gedaagde] is echter pas in februari 2025, na het ontvangen van de dagvaarding, tot betaling daarvan overgegaan.
5.25.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat Vitens de procedure terecht is begonnen en [gedaagde] de proceskosten (inclusief nakosten) van Vitens moet betalen.
5.26.
De proceskosten van Vitens worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
135,00
- salaris gemachtigde
164,00
(2 punten × € 82,00)
- nakosten
41,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
453,54
5.27.
Aangezien [gedaagde] ten tijde van de dagvaarding alleen de gevorderde factuurbedragen (van eerst € 428,75 en later € 478,75) aan Vitens verschuldigd was en de overige vorderingen worden afgewezen, wordt het griffierecht toegewezen, dat zou zijn geheven als alleen de factuurbedragen zouden zijn gevorderd.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 453,54, te betalen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
6.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Smedes en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2025. (JK)