Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
1. Het is verboden zonder voorafgaande vergunning van de burgemeester een openbare plaats of een deel daarvan anders dan overeenkomstig de publieke functie daarvan te gebruiken ten behoeve de exploitatie en inrichting van een terras.
2. De burgemeester weigert de vergunning indien de vestiging of exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het omgevingsplan.
3. Onverminderd het bepaalde in het tweede lid en artikel 1:8 kan de burgemeester de in het eerste lid bedoelde vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren indien:
a. binnen het gebouw van waaruit het terras geëxploiteerd wordt horeca-activiteiten niet dan wel slechts als nevenactiviteit zijn toegestaan;
b. naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat het woon- en leefklimaat in de omgeving van het terras of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed;
c. het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg dan wel hinder of gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;
d. dat gebruik een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer, gebruik of onderhoud van de weg;
e. het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand, dan wel anderszins afbreuk doet aan de andere publieke functies van de openbare ruimte;
f. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.
Artikel 1.5 van de beleidsregels
1.De oppervlakte en locatie van het terras wordt op een kaart aangegeven die als bijlage bij de vergunning wordt gevoegd.
2.De maximale afmetingen van het terras worden op de locatie aangegeven met behulp van de daarvoor bestemde ‘spijkers’ of markeerpunten.
3.Als een terras op het trottoir is gevestigd moet er te allen tijde minimaal 1,50 meter vrije ruimte overblijven tussen het terras en de rand van het trottoir.
4.Voor de inrichting gelegen terrassen zijn niet breder dan de gevel van het (gedeelte van het) gebouw van waaruit de openbare inrichting wordt geëxploiteerd.
5.Toegang tot bovengelegen woningen blijft open.
6.Looppaden blijven open tenzij anders is vergund.
7.De terraselementen mogen niet op brandkranen of brandputten geplaatst worden. Tevens dienen (nood-)uitgangen van omliggende gebouwen te allen tijde vrij te blijven van obstakels.
8.Indien nodig moet het terras, inclusief terraselementen in verband met wegwerkzaamheden, herinrichting van de openbare weg, evenementen of markt, op eerste aanzegging geheel of gedeeltelijk worden verwijderd. Als niet aan de aanzegging wordt voldaan kan bestuursdwang worden toegepast.
9.de doorgaande wegen moeten voor het doorlaten van brandweervoertuigen over een breedte van tenminste 31/2 meter en een hoogte van 4 meter volledig worden vrijgehouden. In de bochten moet voldoende ruimte worden vrijgehouden voor het draaien van het voertuig.
Artikel 2.7 van de beleidsregels
Gedurende de markt op vrijdagen en zaterdagen worden de terrassen op de Brink aangepast naar de marktopstelling zoals opgenomen in de terrasvergunning.
Artikel 10 van de dienstenrichtlijn
1. Vergunningstelsels zijn gebaseerd op criteria die beletten dat de bevoegde instanties hun beoordelingsbevoegdheid op willekeurige wijze uitoefenen.
2. De in lid 1 bedoelde criteria zijn:
a. a) niet-discriminatoir;
b) gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang;
c) evenredig met die reden van algemeen belang;
d) duidelijk en ondubbelzinnig;
f) vooraf openbaar bekendgemaakt;
g) transparant en toegankelijk.
3. De vergunningsvoorwaarden voor een nieuwe vestiging mogen gelijkwaardige, of gezien hun doel in wezen vergelijkbare, eisen en controles waaraan de dienstverrichter al in een andere of dezelfde lidstaat onderworpen is, niet overlappen. De in artikel 28, lid 2, bedoelde contactpunten en de dienstverrichter staan de bevoegde instantie bij door over deze eisen de nodige informatie te verstrekken.
4. De vergunning biedt de dienstverrichter op het gehele nationale grondgebied het recht op toegang tot of uitoefening van de dienstenactiviteit, mede door de oprichting van agentschappen, dochterondernemingen, kantoren of bijkantoren, tenzij een vergunning voor elke afzonderlijke vestiging of een beperking van de vergunning tot een bepaald gedeelte van het grondgebied om dwingende redenen van algemeen belang gerechtvaardigd is.
5. De vergunning wordt verleend zodra na een passend onderzoek is vastgesteld dat aan de vergunningsvoorwaarden is voldaan.
6. Behalve in het geval van het verlenen van een vergunning, wordt elke beslissing van de bevoegde instanties, waaronder ook de weigering of intrekking van een vergunning, met redenen omkleed, en moet dit besluit voor de rechter of andere beroepsinstanties kunnen worden aangevochten.
7. Dit artikel doet geen afbreuk aan de toedeling van de bevoegdheden, op lokaal of regionaal niveau, van de instanties die in de betrokken lidstaat vergunningen verlenen.