ECLI:NL:RBOVE:2025:379

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
08.129407.22 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting met geweld en schadevergoeding aan slachtoffer

Op 24 januari 2025 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het verkrachten van het slachtoffer in de nacht van 25 op 26 oktober 2021. De verdachte heeft het slachtoffer gedwongen tot seksuele handelingen door gebruik te maken van geweld, waaronder het dichtknijpen van haar keel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte herhaaldelijk de keel van het slachtoffer heeft dichtgeknepen, waardoor zij niet in staat was zich te verzetten. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als consistent en geloofwaardig beoordeeld, ondersteund door getuigenverklaringen en forensisch bewijs. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat alle seksuele handelingen met wederzijdse instemming plaatsvonden, maar de rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden en heeft hem verplicht om een schadevergoeding van € 7.761,05 aan het slachtoffer te betalen, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de lange duur van de procedure en de overschrijding van de redelijke termijn, wat heeft geleid tot een strafvermindering.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.129407.22 (P)
Datum vonnis: 24 januari 2025
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] (Bondsrepubliek Duitsland),
wonende aan de [woonplaats] (Bondsrepubliek Duitsland).

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 januari 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. P.T. Huisman, advocaat in Groningen, naar voren is gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van wat namens [slachtoffer] als benadeelde partij is aangevoerd.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] heeft verkracht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij in/op of omstreeks (de nacht van 25 oktober 2021) op 26 oktober 2021 te [plaats], althans in Nederland, door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden, [slachtoffer], heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, te weten
- het betasten van de borsten en/of billen en/of schaamstreek, althans het lichaam
van die [slachtoffer] en/of
- het zoenen van de borsten en/of buik, althans het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het zoenen van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het (laten) betasten en/of aftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer]
en/of
- het met zijn, verdachtes, penis betasten van het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer]
waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of met één of meer andere feitelijkheden er in heeft/hebben bestaan dat verdachte
- in het bed van die [slachtoffer] is gaan liggen en/of
- heeft getracht het shirt, althans de bovenkleding van die [slachtoffer] uit te trekken
en/of
- zijn hand(en) in de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] heeft gedaan en/of
- meermaals, althans eenmaal, de hals/keel van die [slachtoffer] (met meer dan geringe kracht) heeft vastgepakt en/of heeft dichtgeknepen, althans zijn hand(en) om de hals/keel van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd “You like that, don’t you?” en/of “Crazy eyes”,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (als die [slachtoffer] aangaf niet te willen) meer kracht heeft gezet om de keel/hals van die [slachtoffer] en/of
- (als die [slachtoffer] zich verzette) opnieuw de hals/keel van die [slachtoffer] (met meer dan geringe kracht) heeft vastgepakt en/of heeft dichtgeknepen, althans zijn hand)en om de hals/keel van die [slachtoffer] heeft gebracht en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd (in het Engels) dat zij hem wel kon pijpen, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd (in het Engels) “Ik wil je zo graag nemen nu, ik wil nu zo graag bij je naar binnen, penetreren, in je klaar komen”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (hierbij) zijn, verdachtes, penis langs die [slachtoffer] heeft bewogen en/of
- misbruik heeft gemaakt van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend en/of
fysiek overwicht ten opzichte van die [slachtoffer] en/of
- meermalen voorbij is gegaan aan de non-verbale signalen van verzet/weerstand
van die [slachtoffer] en/of (aldus) een voor die [slachtoffer] bedreigende situatie heeft doen
ontstaan.

3.De bewijsmotivering

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en zich, kort gezegd, op het standpunt gesteld dat er geen sprake was van geweld of dwang.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
De context van de feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting vast dat verdachte op 25 oktober 2021 in de woning van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) was. In de woonkamer was er contact tussen verdachte en [slachtoffer] en hebben zij met elkaar gezoend. Op enig moment zijn verdachte en [slachtoffer] naar haar slaapkamer gegaan. In de slaapkamer hebben seksuele handelingen plaatsgevonden. Na de seksuele handelingen is verdachte uit de woning vertrokken. De volgende dag is [slachtoffer] naar het ziekenhuis gegaan waarna zij een informatief gesprek heeft gehad met de zedenpolitie. Ook heeft er een forensisch medisch onderzoek plaatsgevonden waarbij door de arts en forensisch rechercheur letsels in de hals van [slachtoffer] waargenomen werden. Op
3 november 2021 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van verkrachting.
Dát er in de nacht van 25 oktober 2021 op 26 oktober 2021 seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen aangeefster en verdachte staat dus niet ter discussie. De verklaringen van aangeefster en verdachte lopen echter uiteen op het punt of deze seksuele handelingen, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam, met wederzijdse instemming dan wel onder – kort gezegd – dwang hebben plaatsgevonden.
3.3.2
Het bewijskader
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door het gegeven dat slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Dat is ook in deze zaak het geval.
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend worden aangenomen op grond van de verklaring van één getuige. Dat betekent dat de enkele verklaring van een aangever onvoldoende is. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, dient sprake te zijn van steunbewijs. Die ondersteuning hoeft niet te zien op alle onderdelen van de tenlastelegging. Het gaat erom dat de verklaring op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring “niet op zichzelf staat”, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron. De rechtbank benadrukt dat deze maatstaf omtrent het toereikend zijn van een verklaring dient te worden onderscheiden van de beoordeling of een verklaring betrouwbaar is. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De verklaring van [slachtoffer]
heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij verdachte heeft ontmoet op een feestje in haar woning. Zij had verdachte één keer eerder gezien. [slachtoffer] en verdachte raakten in gesprek en hebben in de woonkamer gezoend. [slachtoffer] wilde dat zelf ook. Zij vond verdachte tot op zekere hoogte ook wel leuk. De treinen naar Duitsland reden niet meer. En verdachte wilde blijven slapen. Op een gegeven moment zijn ze naar de slaapkamer van [slachtoffer] gegaan. en [slachtoffer] heeft ermee ingestemd dat verdachte bleef slapen, maar daarbij gezegd dat ze geen seks met hem wilde. Voor zichzelf overwoog zij daarbij dat zij zich niet geschoren had en er bij seks verzorgd uit wilde zien. [slachtoffer] is in de hoogslaper bij verdachte gaan liggen en daar hebben zij met instemming van [slachtoffer] gezoend. Op het moment dat verdachte de borsten van [slachtoffer] begon te betasten en haar shirt uit wilde doen, heeft zij gezegd dat zij dat niet wilde en dat zij alleen wilde zoenen. Verdachte bleef echter doorgaan met het zoenen van haar lichaam en het betasten van haar billen en kruis en begon haar te vingeren. [slachtoffer] heeft toen opnieuw gezegd dat zij dat niet wilde, maar verdachte bleef doorgaan. Op een gegeven moment zat verdachte op [slachtoffer] en drukte hij haar keel dicht. [slachtoffer] schrok hier van. Verdachte bleef doorgaan met het betasten van het lichaam van [slachtoffer]. [slachtoffer] heeft meerdere keren gezegd dat zij dat niet wilde, maar telkens als zij dat zei voelde zij dat verdachte haar keel hard dichtkneep. Dat gebeurde meerdere keren. Door het dichtknijpen van de keel kon [slachtoffer] niet meer ademen. [slachtoffer] probeerde de hand van verdachte weg te trekken en verloor elk besef van wat hij verder met haar deed. Op een gegeven moment liet verdachte de keel van [slachtoffer] los en begon hij haar te zoenen. [slachtoffer] merkte toen dat haar kleren uit waren. Terwijl verdachte meerdere seksuele handelingen bij [slachtoffer] verrichtte en hij haar seksuele handelingen bij hem liet verrichten, maakte hij verschillende seksueel getinte opmerkingen. Verdachte zei ‘You like that, don’t you’ en noemde [slachtoffer] ‘crazy eyes’. [slachtoffer] was bang en zij vermoedt dat zij mogelijk even buiten bewustzijn is geweest. Eén keer duwde verdachte zo hard op de keel van [slachtoffer], dat zij voelde dat haar armen wegzakten bij het afweren. Ze hoorde verdachte van afstand zeggen ‘oh shit, oh shit’. Verdachte ging met zijn hoofd op de borstkast van [slachtoffer] liggen en zei ‘oh sorry, oh shit’.
[slachtoffer] heeft meerdere keren verbaal en non-verbaal, door met haar hoofd ontkennend te schudden, te kennen gegeven dat zij niet wilde wat verdachte deed, maar hij bleef doorgaan. Op een gegeven moment zocht verdachte een condoom, maar kon dat niet vinden, waarna hij weer in de hoogslaper kwam, bij [slachtoffer] naar binnen drong en klaar kwam. Bij het naar binnen dringen voelde [slachtoffer] de hand van verdachte op haar keel. Enige tijd daarna is verdachte vertrokken. Verdachte zei dat [slachtoffer] een foto moest sturen van de morning-afterpil.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat er tussen hem en [slachtoffer] seksuele handelingen, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam, hebben plaatsgevonden. Al deze seksuele handelingen hebben met wederzijdse instemming plaatsgevonden. Het klopt dat verdachte kort en zacht de keel van [slachtoffer] heeft vastgepakt, maar zodra hij zag dat zij daar geen prijs op stelde, heeft hij deze direct weer losgelaten.
3.3.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank constateert dat de verklaring van [slachtoffer] tijdens het informatief gesprek zeden op essentiële onderdelen overeenkomt met de inhoud van haar aangifte. [slachtoffer] heeft tijdens haar aangifte een uitgebreide en zeer gedetailleerde verklaring afgelegd. Deze verklaring is naar het oordeel van de rechtbank op de volgende onderdelen authentiek en consistent: hoe en welke (seksuele) handelingen hebben plaatsgevonden, haar signalen van verzet en dat er seksuele handelingen door verdachte werden verricht die zij niet wilde.
Steunbewijs
De verklaringen van aangeefster worden in belangrijke mate ondersteund door verschillende (de auditu) getuigenverklaringen.
De verklaring van getuige [getuige 1]
Getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1]) heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven, dat zij verdachte en [slachtoffer] met elkaar heeft zien zoenen. Verdachte is met [slachtoffer] de kamer van [slachtoffer] ingegaan. Kort voordat [slachtoffer] naar haar kamer ging, heeft zij tegen [getuige 1] gezegd dat zij beslist geen seks met verdachte wilde. De volgende ochtend, direct nadat [getuige 1] was opgestaan, spraken [getuige 1] en [slachtoffer] elkaar. [slachtoffer] vertelde dat verdachte haar gewurgd had en liet haar hals zien. [slachtoffer] beefde heel erg.
[getuige 1] zag blauwe plekken op de hals van [slachtoffer] en ook blauwe plekken op haar polsen. Die dag vertelde [slachtoffer] via WhatsApp dat verdachte haar tot seks had gedwongen en dat zij naar het ziekenhuis was gegaan. [slachtoffer] had meerdere keren nee tegen verdachte gezegd, maar hij was toch door gegaan.
De verklaring van getuige [getuige 2]
Getuige [getuige 2] (hierna: [getuige 2]) heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven, dat [slachtoffer] haar op 26 oktober 2021 in de ochtend een tekstbericht en een spraakbericht had gestuurd. In het tekstbericht schrijft [slachtoffer] “I also need to get a morning after I believe”. [getuige 2] stuurt vervolgens “Uhh who got lucky yesterday”. In het spraakbericht zegt [slachtoffer] onder meer “I don’t believe it was very lucky”, “I was very weird en I don’t know how to talk about is, or say how I felt or anything like that or so maybe”. [getuige 2] hoorde aan haar stem dat het niet goed met haar ging. De stem van [slachtoffer] bibberde en zij huilde.
Op school vertelde [slachtoffer] aan [getuige 2] dat ze die vorige dag iets met een jongen had gehad. Hij had haar gewurgd en [slachtoffer] liet plekken op haar hals zien. [getuige 2] en [slachtoffer] gingen daarna wandelen. [slachtoffer] vertelde toen dat ze had gekust met een jongen, met wie ze naar haar kamer was gegaan. Daar had hij haar gewurgd. [slachtoffer] vertelde dat haar ogen waren weggedraaid omdat ze geen lucht meer kreeg. [slachtoffer] huilde toen ze dit vertelde. [getuige 2] zag dat de hand waarmee [slachtoffer] haar sigaret vasthield, erg trilde. Verder vertelde [slachtoffer] dat de jongen, toen zij geen lucht meer kreeg, even kort gestopt was om te zien of het wel goed met haar ging, waarna hij weer door was gegaan met het verwurgen. De jongen was zonder condoom in haar klaar gekomen, terwijl ze uitdrukkelijk had gezegd dat ze dat niet wilde. [getuige 2] heeft ook huidirritatie waargenomen op de arm van [slachtoffer].
De waarnemingen van de forensisch rechercheur
Door de forensisch rechercheur die aanwezig was bij het medisch onderzoek van [slachtoffer] op 26 oktober 2021, werd waargenomen dat [slachtoffer] tijdens het medisch onderzoek behoorlijk onder de indruk was van de gebeurtenis. [slachtoffer] antwoordde heel rustig en bijna angstig op vragen en moest af en toe bijna huilen.
Tussenconclusie ten aanzien van de getuigenverklaringen
De rechtbank stelt vast dat voornoemde getuigenverklaringen in grote lijnen en op cruciale onderdelen gelijkluidend zijn aan de verklaring van [slachtoffer] met betrekking tot de verwurging en de geboden weerstand, dat [slachtoffer] voelde dat zij wegzakte en de reactie van de verdachte daarop. De rechtbank stelt ook vast dat de getuigen [slachtoffer] de volgende ochtend na de gebeurtenis hebben gezien en gesproken en emoties bij haar hebben waargenomen die samenhangen met de gebeurtenis. Zo beefde en huilde [slachtoffer]. Daarbij heeft [getuige 1] blauwe plekken in de hals van [slachtoffer] gezien en [getuige 2] huidirritatie op de armen van [slachtoffer]. De forensisch rechercheur heeft waargenomen dat [slachtoffer] op een angstige manier vragen beantwoordde en daarbij bijna moest huilen.
Het letsel
In het kader van het medisch onderzoek werd [slachtoffer] op 26 oktober 2021 gezien door de GGD-arts R.P.A. Van Valderen. In haar hals werd aan de rechterkant een verkleuring van de huid gezien en aan de linkerkant enkele rode puntjes, die volgens de arts konden passen bij het dichtknijpen van de hals. Op 28 oktober 2021 is [slachtoffer] nogmaals onderzocht door een GGD-arts, dr. G. Reijnen. Daarbij is aan de rechterzijde van de keel een ovaalvormige bloeduitstorting gezien.
Het letselverslag
Als forensisch arts stelt Van Valderen in het rapport letselinterpretatie onder meer dat de vorm en afmeting van de bloeduitstorting rechts in de hals en de afmeting van de bloeduitstorting links in de hals van [slachtoffer] suggestief zijn voor een door vingers veroorzaakte kneuzing van de huid, die goed kan passen bij knijpen met een hand.
De kracht die nodige is om een blauwe plek te veroorzaken, is afhankelijk van meerdere factoren. Bij slachtoffers die een manuele verwurging overleven is er soms zelfs alleen maar enige roodheid van de huid zichtbaar, die na een paar uren al verdwenen kan zijn. Een onderhuidse bloeduitstorting kan reeds door eenmalige kortdurende druk op de huid ontstaan. Het letsel geeft geen indicatie voor de tijdsduur waarin de druk is uitgeoefend. Het is waarschijnlijker dat het letsel door een eenmalige greep is ontstaan dan door meerdere keren grijpen.
Het bewustzijn wordt verloren na 6 tot 10 seconden (aanwezige zuurstofreserve) dichtdrukken van de halsslagaders. Bij stoppen van de druk meteen na het bewustzijnsverlies, keert het bewustzijn na 20-30 seconden weer terug. De druk die nodig is om de slagaders dicht te drukken in de hals bedraagt 3-5kg/cm2. Deze drukken zijn door knijpen met een hand op te wekken. Uit de toedracht is niet duidelijk of er bewustzijnsverlies is opgetreden.
Tussenconclusie ten aanzien van het letsel
Gelet op de bevindingen van de arts is de rechtbank van oordeel dat het bij [slachtoffer] waargenomen letsel de verklaring van [slachtoffer] ondersteunt.
Daarbij neemt de rechtbank allereerst in aanmerking dat uit het letselverslag blijkt dat het bewustzijn na zes tot tien seconden dichtdrukken van de halsslagaders het bewustzijn wordt verloren. Hoewel niet vaststaat dat [slachtoffer] haar bewustzijn heeft verloren, blijkt uit haar verklaring dat zij voelde dat zij wegzakte. Daaruit leidt de rechtbank af dat de keel van [slachtoffer] meerdere seconden moet zijn dichtgeknepen.
Daarbij neemt de rechtbank ook mee dat het letselverslag geen informatie geeft over de druk waarmee verdachte de keel van [slachtoffer] heeft dichtgedrukt. Wel wordt beschreven dat er gevallen van manuele verwurging zijn waarbij soms zelfs alleen maar enige roodheid van de huid zichtbaar is die na een paar uur al verdwenen kan zijn.
Hoewel in het letselverslag is opgenomen dat het waarschijnlijker is dat het letsel door eenmalige greep is ontstaan, is de rechtbank op basis van de overige hiervoor genoemde conclusies in de letselrapportage van oordeel dat het waargenomen letsel in de hals niet past bij eenmalig licht drukken van de hals zoals verdachte heeft verklaard, maar meer bij meerdere keren hard dichtdrukken van de keel zoals [slachtoffer] heeft verklaard.
3.3.4
Het oordeel van de rechtbank
Al het voorgaande overziend, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] op voldoende overtuigende wijze wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal. Aldus concludeert de rechtbank dat de verklaring van [slachtoffer] niet op zichzelf staat, maar is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in andere bronnen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door zijn handelingen [slachtoffer] opzettelijk in een zodanige situatie heeft gebracht dat zij zich niet tegen de seksuele handelingen kon verzetten en dat het voor [slachtoffer] moeilijk was om zich aan die handelingen te onttrekken. De rechtbank concludeert dat op grond van de bewijsmiddelen bewezen kan worden dat verdachte door gebruikmaking van geweld (bij herhaling de keel dichtdrukken) een situatie heeft gecreëerd waarin [slachtoffer] gedwongen werd tot het plegen of dulden van seksuele handelingen. Verdachte heeft bij herhaling door [slachtoffer] geboden weerstand en verzet gesmoord door het dichtdrukken van haar keel. De verklaring van verdachte dat de seksuele handelingen vrijwillig en met instemming van [slachtoffer] hebben plaatsgevonden acht de rechtbank in het licht van het hiervoor overwogene ongeloofwaardig.
De rechtbank is aldus van oordeel dat op grond van voorgaande overwegingen in samenhang bezien met de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde verkrachting.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in of omstreeks de nacht van 25 oktober 2021 op 26 oktober 2021 te [plaats], door geweld, [slachtoffer], heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, te weten
- het betasten van de borsten en billen en schaamstreek van die [slachtoffer] en
- het zoenen van de borsten en buik van die [slachtoffer] en
- het zoenen van die [slachtoffer] en
- het brengen van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en
- het (laten) betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer] en
- het met zijn, verdachtes, penis betasten van het lichaam van die [slachtoffer] en
- het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer],
waarbij dat geweld er in heeft bestaan dat verdachte
- in het bed van die [slachtoffer] is gaan liggen en
- heeft getracht het shirt van die [slachtoffer] uit te trekken en
- zijn hand(en) in de broek van die [slachtoffer] heeft gedaan en
- meermaals, de hals/keel van die [slachtoffer] met meer dan geringe kracht heeft vastgepakt en heeft dichtgeknepen en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd “You like that, don’t you?” en “Crazy eyes”, en
- als die [slachtoffer] aangaf niet te willen meer kracht heeft gezet om de keel/hals van die [slachtoffer] en
- als die [slachtoffer] zich verzette opnieuw de hals/keel van die [slachtoffer] (met meer dan geringe kracht) heeft vastgepakt en/of heeft dichtgeknepen en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd (in het Engels) dat zij hem wel kon pijpen en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd (in het Engels) “Ik wil je zo graag nemen nu, ik wil nu zo graag bij je naar binnen, penetreren, in je klaar komen” en
- hierbij zijn, verdachtes, penis langs die [slachtoffer] heeft bewogen en
- meermalen voorbij is gegaan aan de (non-verbale) signalen van verzet/weerstand
van die [slachtoffer].
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), zoals dat gold ten tijde van het bewezenverklaarde feit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: verkrachting.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

6.De op te leggen straf of maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarden een locatieverbod voor [plaats] en een contactverbod met [slachtoffer].
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de belastende ervaring voor verdachte van de procedure in de afgelopen drie jaren. De raadsman heeft aangevoerd dat er contra-indicaties zijn voor een gevangenisstraf.
6.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een verkrachting en heeft met zijn handelen een uiterst beangstigende situatie voor het slachtoffer gecreëerd, waarbij hij haar lichamelijke en seksuele integriteit ernstig heeft geschonden. Verdachte heeft kennelijk zijn eigen lustgevoelens en behoeftebevrediging boven de belangen van het slachtoffer gesteld en haar vertrouwen in anderen in ernstige mate geschonden.
Verdachte heeft tegen de wil van het slachtoffer vergaande seksuele handelingen, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam, met haar verricht waartegen zij geen weerstand kon bieden. Dit vond nota bene plaats in haar eigen kamer, wat bij uitstek een plek zou moeten zijn waar een ieder zich veilig zou moeten voelen. Daarbij heeft verdachte, door het meermalen met kracht dichtknijpen van de keel, geweld gebruikt dat zeer beangstigend is en bovendien voor zich sprekende grote risico’s met zich brengt.
Slachtoffers van feiten als deze gaan vaak nog lang gebukt onder de (psychische) gevolgen daarvan, wat in dit geval ook in deze zaak zeer treffend blijkt uit de ter zitting afgelegde slachtofferverklaring en (de onderbouwing van) het verzoek tot schadevergoeding. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Verkrachting is bovendien een ernstig delict dat de rechtsorde schokt en gevoelens van angst en onveiligheid teweegbrengt in de samenleving. Verdachte ontkent dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting en heeft op geen enkel moment verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. De rechtbank vindt dit zorgelijk.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank verder rekening gehouden met:
  • een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 4 november 2024 (Nederland);
  • een uittreksel uit het European Criminal Records Information System van 11 december 2024 (Duitsland);
  • een strafadvies van Reclassering Nederland van 3 januari 2025, opgemaakt door
[naam 1], reclasseringswerker.
Uit de uittreksels uit de justitiële documentatie blijkt dat de verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
De reclassering constateert dat verdachte een delictvrij en stabiel leven leidt zonder problemen op enig leefgebied. De risico’s kunnen niet worden ingeschat gezien het feit dat verdachte een ontkennende verdachte is, echter geven statische factoren een laag en matig risico weer. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden. Interventies of toezicht zijn niet geïndiceerd. Mocht verdachte hulpverlening willen inschakelen dat is hij in staat om dit zelf te organiseren. De reclassering ziet geen zwaarwegende negatieve consequenties ten aanzien van het opleggen van een gevangenisstraf of contra-indicaties voor het opleggen van andere sancties.
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor het door verdachte gepleegde feit in beginsel passend en geboden is, gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en straffen die doorgaans voor dergelijke feiten worden opgelegd. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van verkrachting met geweld of met een daarmee vergelijkbare mate van dwang een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden. Daarvan is in dit geval sprake.
Ondanks verdachtes jonge leeftijd en de gevolgen die een gevangenisstraf voor zijn toekomst mogelijk zal hebben is de rechtbank van oordeel dat op het onderhavige niet anders kan worden gereageerd dan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de hoogte van de gevangenisstraf van aanzienlijke duur weegt de rechtbank de jonge leeftijd van verdachte wel in strafverminderende zin mee.
De aard van het gebruikte geweld weegt voor de rechtbank strafverzwarend.
Tot slot houdt de rechtbank in strafverminderende zin rekening met het tijdsverloop van de procedure en de procedure met betrekking tot het sepot.
De rechtbank constateert allereerst dat tijdens de vervolging van verdachte de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM is overschreden. Op basis van vaste jurisprudentie geldt als uitgangspunt dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met eindvonnis binnen twee jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De redelijke termijn vangt aan op 1 februari 2022, de dag waarop verdachte in verzekering is gesteld. Op het moment dat in deze zaak vonnis is gewezen, heeft de vervolg bijna drie jaren geduurd. Dit betekent dat de redelijke termijn, buiten de schuld van verdachte om, met bijna een jaar is overschreden.
Daarbij komt dat de zaak eerst door het OM is geseponeerd, waarna het hof in een artikel 12 Sv procedure de vervolging alsnog heeft bevolen.
Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, opleggen.
De rechtbank ziet op basis van het dossier en de persoon van verdachte geen aanleiding voor het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De schade van benadeelde

7.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 37.058,09, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- studievertraging € 24.600,00;
- rijlessen € 2.298,00;
- life coach € 2.399,00;
- reiskosten € 270,09;
Ter vergoeding van immateriële schade wordt een bedrag van € 7.500,- gevorderd.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering (materiële en immateriële schade) integraal moet worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat als het feit niet bewezen wordt verklaard behandeling van de vordering niet aan de orde is. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de hoge vordering belastend is voor het strafproces en de vordering niet althans niet voldoende is onderbouwd en dan ook niet-ontvankelijk behoort te worden verklaard.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de opgevoerde schadeposten studievertraging, rijlessen en life coach is de rechtbank van oordeel dat op grond van de bij de vordering gegeven onderbouwing tegenover de gemotiveerde betwisting thans onvoldoende kan worden vastgesteld dat de gevorderde schade in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit dat deze hem volledig als gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Niet kan worden uitgesloten dat de schade (mede) het gevolg is van andere oorzaken. Vaststelling van de schade behoeft nadere onderbouwing, mogelijk door middel van een rapport van een (medisch) deskundige.
Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schade alsnog nader te onderbouwen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij die gelegenheid niet bieden.
De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
De opgevoerde schadepost reiskosten die zien gemaakte reiskosten voor de huisarts, Mediant, Life Coach en [naam 2] zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 261,05, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
De gevorderde reiskosten naar het politiebureau betreft geen schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Immateriële schade
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade (smartengeld) is de rechtbank van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte immateriële schade heeft geleden. Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast. Uit de onderbouwing van de vordering, daaronder begrepen de bijlagen van de zorgverleners waar de benadeelde partij behandeling heeft gehad en nog krijgt voor haar psychische klachten, blijkt dat de gevolgen buitengewoon groot zijn. Rekening houdend met de omstandigheden van het geval en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, acht de rechtbank de toekenning van het gevorderde bedrag van € 7.500,00 billijk.
7.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.
Als door de verdachte niet volledig wordt betaald, kan deze verplichting worden aangevuld met 73 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: verkrachting;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 7.761,05 (bestaande uit € 261,05 aan materiële en € 7.500,-- aan immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2021;
- veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat de verdachte verplicht is ter zake van het bewezen verklaarde feit tot betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 7.761,05, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2021 ten behoeve van de benadeelde, en bepaalt, voor het geval volledig verhaal van het verschuldigde bedrag niet mogelijk blijkt, dat gijzeling voor de duur van 73 dagen kan worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de gijzeling laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van de verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als de verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. I. Piksen, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2025.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL06002021501724. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 januari 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Op 25 oktober 2021 was ik in de woning van [slachtoffer] in [plaats]. Op enig moment zijn wij naar haar slaapkamer gegaan. Wij hebben seks gehad ook met de penis in de vagina. Ik heb mijn hand om haar keel gelegd.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 3 november 2021, pagina’s 10 t/m 18, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangeefster:
V: Wanneer is dit gebeurd?
A: In de nacht van maandag 25 op dinsdag 26 oktober 2021.
V: Waar is dit gebeurd?
A: In mijn kamer te [plaats] aan de [adres 1].
Ik ging naast hem liggen. We gingen nog wat praten en toen zoenen. Ik zoende hem terug. Tot het moment dat hij het zoenen iets te fijn vond en hij zijn handen ging gebruiken. Hij ging met zijn handen naar mijn borsten, knijpen in mijn borsten. Hij trok op een gegeven moment mijn shirt omhoog en wilde deze uit doen. Ik ben rechtop gaan zitten en gezegd dat ik dit niet wilde. Ik heb hem gezegd dat ik het bij zoenen wilde laten. Hij ging toen ook met zijn handen in mijn broek, langs mijn billen in mijn kruis. Hij begon mij te vingeren. Ik lag op mijn rug. Ik heb toen nog een poging gedaan om zijn hand uit mijn broek te trekken. Dat lukte. Ik heb hem toen ook nog gezegd "ik wil dit niet". Vanaf dat moment mis ik een deel. Want daarna kwam hij met zijn hand op mijn keel gedrukt en ik voelde dat hij heel hard kneep. Ik schrok hier heel erg van. Hij deed dit met zijn rechterhand. Zijn linkerhand zat nog bij mijn kruis, mijn onderste gedeelte. [verdachte] zat op dat moment bovenop mij. Het zoenen vond ik geen probleem maar alles wat hij erna deed wel.
Het bleef doorgaan, het vingeren, het aanraken, het zoenen van mijn lichaam, borsten en buik. Hij wilde ook nog met zijn hoofd tussen mijn benen. Dat kon ik vorkomen. Ik zei ook dat ik dit niet wilde. Mijn lichaam reageerde daar ook gewoon op. En telkens als ik reageerde dat ik niet wilde, voelde ik dat de hand bij mijn keel, mijn keel hard dichtkneep. Zijn hand zat op mijn keel en gewon met brute kracht drukte hij mijn keel dicht. Mijn handen kwamen daardoor ook bij zijn handen terecht en ik probeerde met beide handen de hand op mijn keel losser te krijgen, meer van mijn keel af te krijgen. Ik heb daar zelfs mijn nagels in gezet omdat ik dacht dat moet los, ik kan niet meer ademen. Hierdoor verloor ik ook elk besef van wat hij met mijn onderlichaam deed. Mij hele focus zat bij het feit dat mijn keel los moest, ik kon niet meer ademen.
Hij drukte met meer kracht op mijn keel in reactie op mijn handen. Ik blijf proberen los te komen van de hand op mijn keel. Ik kon ook niet genieten van hetgeen hij probeerde te doen "met mij te vermaken waar ik niet om gevraagd heb, van onderen". Op een gegeven moment liet hij mijn keel los en begon hij weer te zoenen. Ik zoende terug omdat ik dacht, als ik dat doe, dan gebeurt dat met mijn keel en zo niet nog een keer. Ik bemerkte op een bepaald moment dat mijn kleding allemaal uit was. Ik voelde dat hij mij weer probeerde aan te raken op plekken waar ik niet wilde Ik probeerde van alles om bij hem weg te komen, door onder andere mijn lichaam weg te draaien of zijn handen weg te duwen. Als ik dat deed voelde ik onmiddellijk weer die harde hand en druk op mijn keel. Nadat hij had geknepen in mijn keel, voelde ik dat er een bepaalde druk in mijn keel bleef hangen. Ik hoorde dat hij op een vieze toon tegen mij zei "jij vindt dat lekker he", dat ik met mijn hoofd in een ontkennend gebaar schudden en ik bleef met mijn hand tegen zijn hand op mijn keel duwen om die hand af te weren. Meerdere keren heb ik gezegd dat ik dit niet wilde en [verdachte] zei tegen mij "jij vindt dit lekker". Hij vroeg dit niet aan mij maar hij constateerde dat gewoon. Hij zei letterlijk "You like that, don't you". En hij noemde mij steeds "crazy eyes". Ik weet niet goed waarom, misschien dat mijn ogen wegdraaiden als hij zo hard op mijn keel drukte.
Ik denk zelf ook dat ik ook even buiten bewustzijn ben geweest. Een (1) keer duwde hij mij zo hard, dat ik voelde dat mijn armen wegzakten bij het afweren, mijn hoofd werd helemaal raar. Ik hoorde hem zeggen van afstand "oh shit, oh
shit". Hij ging met zijn hoofd op mijn lichaam liggen en hoorde ik hem zeggen "oh
sorry, oh shit".
En volgens mij, voordat hij zo'n blik kreeg, moest ik van hem zijn penis moest vasthouden en meebewegen. Ik heb dat gedaan. Ik was zo bang. Op een gegeven moment zei hij tegen mij dat ik hem wel kon pijpen. Ik heb daar nog op gezegd dat ik daar niks mee heb, dat ik daar geen vertrouwen in heb. Dat ik uit een eerdere relatie daar hele slechte relatie mee heb.
Ondanks dat ik hem dit vertelde, is hij gewoon doorgegaan met nog meer vingeren, aanraken, zoenen. Ook het dichtknijpen van de keel, daar ging hij mee verder. Bovenop mij was hij steeds aan het hijgen en hij zei "ik wil je zo graag nemen nu, ik wil nu zo graag bij je naar binnen, penetreren, in je klaar komen". Ik voelde steeds dat hij met zijn penis langs mij heen ging. Ik moest ook van hem meebewegen op zijn ritme. Ik zat totaal niet in zijn ritme, dat maakte dat hij weer met zijn hand in de richting van mijn keel kwam. Ik heb hem toen ook duidelijk gemaakt dat ik niet aan de pil was en dat hij mij niet moest penetreren als hij geen vader wilde worden.Op dat moment ging hij van mij af en ging hij in mijn kamer op zoek naar een condoom in zijn portemonnee.
Ik was nog boven in een soort trance, van wat gebeurt er allemaal. Hij begon weer, met zijn vingers en uiteindelijk is hij wel naar binnen gedrongen met zijn penis.
Ik had me wel een beetje op de zij gelegd om hem te volgen maar ik voelde me zo raar. Toen hij er weer was, draaide hij mij weer op mijn rug. Toen deed hij weer met zijn penis een paar keer langs mijn vagina en weer hijgen en aangeven dat hij het zo graag wil maar geen vader wil worden. Ik hoopte dat het afgelopen zou zijn, dat hij geen vader wilde worden en dat het hem af schrok dat ik niet aan de pil was. Hij zei ook nog "er is toch ook nog een morning after pil". En voordat ik het wist zat hij in mij en voormijn gevoel ging het zo snel dat hij kwam.
Hij heeft waarschijnlijk zijn kleding aangetrokken en ik merkte dat hij op het bed zat en zei dat hij naar huis moest. Hij kreeg de deur niet open. Ik ben van het trappetje naar beneden gegaan en voor hem de deur open gemaakt.
Hij zei tegen mij dat ik hem een foto moest sturen de volgende dag dat ik een
morning after pil had gehaald.
3.
Het proces-verbaal van getuige [getuige 2] van 10 november 2021, pagina’s 23 t/m 27, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
V: Wat heeft [slachtoffer] jou daarover verteld?
A: Ze is begonnen met schrijven. Ze had mij een memo gestuurd.
V: Die memo op welke manier was dat?
A: Dat was via WhatsApp. Ze had een spraakbericht gemaakt en toen ik die hoorde, hoorde ik aan haar stem dat het niet goed was. Ze had een bibberende stem en ik kon horen dat het niet goed met haar was.
O: Ik, verbalisant [verbalisant 1], zag dat het bericht geschreven was op dinsdag 26 oktober 2021. Door ons wordt in bijzijn van de getuige ook het bewuste spraakbericht beluisterd.
V: Het lijkt alsof ze huilt, klopt dat?
A: Klopt.
V: Wat vertelde [slachtoffer] jou op school?
A: Daar had ze mij verteld dat ze die vorige dag met een jongen wat had gehad. Dat was niet goed gegaan. Hij had haar mishandeld en pijn gedaan aan haar keel. Hij had haar gewurgd en ze liet ook de plekken op haar hals zien. Ik moest naar mijn werk. Ik heb haar aangeboden om samen de
stad in te wandelen. Onderweg heeft ze mij wat meer verteld en werd ze opener. Ze vertelde dat ze een party hadden. Dat ze daar een jongen, [verdachte], had getroffen. Ze hadden met elkaar gekust. Ze vertelde dat het in het begin allemaal met wederzijdse instemming was geweest. Ze zijn toen ook naar haar kamer gegaan.
V: Wat gebeurde daar?
A: Daar zijn ze samen gaan vrijen. [slachtoffer] heeft verteld dat hij daar begonnen is met haar te verwurgen en dat hij niet wilde stoppen. Ze heeft niet alle details verteld maar ze vertelde wel dat haar ogen naar achteren draaiden omdat ze geen lucht meer kreeg.
V: Toen ze dat vertelde, hoe was zij daaronder?
A: Ze probeerde niet te huilen. Ik ben met haar de stad ingelopen en we hebben koffie
gedronken en een sigaret gerookt. Ik zag dat haar hand met de sigaret heel erg trilde
en ze heeft toen ook gehuild. Ik had de indruk dat ze een brok in de keel had.
V: Wat bedoel je met een brok in de keel?
A: Ze had moeite met door te praten, het was in stukjes. Ze stopte steeds met praten.
Ze slikte dan en probeerde zichzelf weer in bedwang te krijgen.
V: En verder?
A: Ze heeft mij verteld dat toen haar ogen zo wegdraaiden in de slaapkamer, dat hij
kort was gestopt om te zien of het wel goed ging met haar. Daarna was hij weer verder
gegaan met het verwurgen.
V: En verder nog?
A: Ze hadden zonder condoom met elkaar gevreeën en dat hij in haar klaar gekomen was terwijl ze uitdrukkelijk gezegd had dat ze dat niet wilde.
V: Je vertelde ook nog over krassen op haar arm. Heb je die ook gezien of heeft [slachtoffer]
daar alleen over verteld?
A: Ik heb ze kort gezien. Niet zo als aan de hals. [slachtoffer] deed haar mouw kort omhoog.
Ik heb niet zo goed gekeken als aan haar hals. Ik zag wel dat er huidirritatie was op
haar arm.
4.
Het proces-verbaal van getuige [getuige 1] van 23 november 2021, pagina’s 31 t/m 35, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
A: De jongen, of die man, is met [slachtoffer] de kamer ingegaan. ik heb daarvoor nog kort met [slachtoffer] gesproken. Ze zei tegen mij dat zij beslist geen seks wilde hebben met deze man. Ze had hem toegestaan dat hij bij haar mocht slapen, alleen maar slapen, dat mocht hij bij haar. Daar heb ik het die avond met [slachtoffer] over gesproken. Af en toe hebben [slachtoffer] en ik daar wel eens alleen over gesproken met elkaar in huis. [slachtoffer] heeft mij toen verteld dat zij geen seks met een man wilde hebben die zij niet echt goed kende.
V: Wanneer heb je [slachtoffer] weer gezien, daarna?
A: De volgende ochtend, toen ik opstond. Toen kwam [slachtoffer] haar kamer uit. [slachtoffer] vertelde mij toen wat er gebeurd was en ze liet mij haar hals zien. Daar zag ik duidelijk blauwe plekken. Voor zover ik mij kon herinneren kon ik een handafdruk op haar hals gezien. Ook liet zij mij nog haar polsen zien en daar zag ik ook duidelijk blauwe plekken op.
V: Wat heeft [slachtoffer] verteld aan jou over wat er tussen haar en [verdachte] gebeurd was?
A: Ze vertelde eerst dat hij haar gewurgd had. Toen liet ze mij haar blauwe plekken zien. gezien. Een keer dat wij elkaar zagen, vertelde [slachtoffer] mij wat meer gedetailleerd wat er gebeurd was allemaal. Onder andere dat zij meerdere keren nee zei tegen hem en dat hij toch was doorgegaan. En wat ik mij vooral nog herinner, dat ze op de ochtend dat ik haar sprak, dus dinsdag 26 oktober 2021, dat ze heel erg beefde.
V: Voordat [slachtoffer] met [verdachte] haar kamer binnen ging. Was er toen sprake van seksuele handelingen of iets dergelijks tussen hen beiden?
A: Ja, ik heb dat gezien. Niet zoveel.
V: Wat heb je gezien?
A: lk was op dat moment buiten met vrienden en heb door het raam gezien dat ze beiden op de bank bij elkaar zaten. Ze hebben met elkaar gekust.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen, van verbalisant , van 7 mei 2024, pagina’s 101 t/m 106, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van de verbalisant:
Tijdens het opnemen van de verklaring van getuige [getuige 2] stuurde getuige een screenshot van een Whatsapp gesprek met [slachtoffer] . Dat gesprek had plaatsgevonden op 26 oktober 2021 omstreeks 09:51 uur. In dat gesprek is een spraakoproep zichtbaar, dat [slachtoffer] naar [getuige 2] stuurde.
[Afbeelding]
“I don’t believe it was very lucky. I was very weird and I don’t know how to talk about it, or say how I felt or anything like that or so maybe.
6.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek persoon van verbalisant [verbalisant 2], van 31 oktober 2021, pagina’s 40 t/m 42, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 26 oktober 2021 om 18:15 uur kwam ik, naar aanleiding van een
verkrachting, voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 2]
. Slachtoffer [slachtoffer]. Ik hoorde dat de jongedame (verder te noemen: slachtoffer) behoorlijk onder de indruk was van het gebeuren. Ik hoorde namelijk dat zij heel rustig en bijna angstig antwoordde op mijn vragen en die van de GGD-arts. Ik zag ook dat zij tijdens het onderzoek door de GGD-arts af en toe bijna moest huilen. Ik zag in de hals van het slachtoffer, aan de rechterkant een verkleuring van de huid, gelijkend op een blauwe plek. Aan de linkerkant in de hals zag ik enkele rode puntjes. Ik hoorde dat de GGD-arts Van Valderen aan mij vertelde dat de verkleuringen zouden kunnen passen bij het dichtknijpen van de hals.
7.
Een schriftelijk bescheid zijnde, een Letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Twente betreffende [slachtoffer], met foto’s, van 28 oktober 2021, pagina’s 37 t/m 65, voor zover inhoudende als bevindingen van Dr. Guido Reijnen, Forensisch arts KNMG;
Datum letsel onderzoek: 28 oktober 2021
Gemelde toedracht: Voorafgaande aan de penetratie zou haar keel zijn dichtgeknepen met
de rechterhand waarbij de duim in de rechterzijde van de hals zou zijn geplaatst
Letsels
Lichaamsdeel: hals
Soort: Bloeduitstorting
Beschrijving: Halverwege de rechterzijde van de hals bevindt zich een geelbruin verkleurde matige scherp ovaalvormige verkleuring van 22 bij 12mm
Gemelde toedracht bij het letsel: Een bloeduitstorting kan ontstaat door stomp inwerkend geweld zoals het vastgrijpen van de halsstreek met de hand
Past gemelde toedracht bij letsel: mogelijk
[Afbeelding]
8.
Een schriftelijk bescheid zijnde, een Forensisch Geneeskundig Letselverslag betreffende [slachtoffer], met foto’s, van 11 mei 2022, pagina’s 68 t/m 76, voor zover inhoudende als bevindingen van R.P.A. van Valderen, Forensisch arts.
Persoonlijk onderzoek
Ik heb zelf het letsel op 26 oktober 2021 onderzocht op de GGD-locatie te [plaats].
Letselfotografie is daarbij verricht door mw. [verbalisant 2], forensisch rechercheur van het team Forensische Opsporing van de politie-eenheid Oost-Nederland.
Letselbeschrijving:
Rechts in de hals een matig scherp begrensde ovale/discoïde gestippelde roodpaarse niet
wegdrukbare huidverkleuring over een gebied van ongeveer 1,5 cm x 2,5 cm. Letseltypering: bloeduitstorting. Algemene ontstaanswijze is kneuzing van de huid en barsten
van onderhuidse bloedvaten door druk op de huid. Links in de hals, iets lager dan aan de rechterzijde is verspreid enige onscherp begrensde gestippelde roodpaarse niet wegdrukbare huidverkleuring over een gebied van l cm x 2cm zichtbaar. Letseltypering: bloeduitstorting. Algemene ontstaanswijze is kneuzing van de huid en barsten van onderhuidse bloedvaten door druk op de huid

1.

Is er aan te geven hoeveel kracht er moet worden uitgeoefend op de keel van deze
aangeefster waardoor deze (blauwe) verkleuringen in haar hals zijn ontstaan?
De vlekkerige ovaalvormige/discoïde vorm en afmeting van de bloeduitstorting rechts in de hals en de afmeting van de bloeduitstorting links in de hals zijn suggestief voor een door vingers veroorzaakte kneuzing van de huid (fingertip bruising of vingertopkneuzing). Dit kan goed passen bij het knijpen met een hand.
Bij slachtoffers die een manuele verwurging overleven is er soms zelfs alleen maar enige roodheid van de huid zichtbaar die na een paar uren al verdwenen kan zijn.
2.
En is het aannemelijk dat aangeefster met deze kracht(bijna) haar bewustzijn verliest?
Bewustzijn wordt verloren na 6 tot 10 seconden (aanwezige zuurstofreserve) dichtdrukken van de halsslagaders. Bij stoppen van de druk meteen na het bewustzijnsverlies, keert het bewustzijn na 20-30 seconden weer terug. De druk die nodig is om de slagaders dicht te drukken in de hals bedraagt 3- 5kg/cm2. Deze drukken zijn door knijpen met een hand op te wekken.
3.
Past het letsel in de hals van het slachtoffer bij eenmalig dichtknijpen en meteen
loslaten, of is dit van langduriger (en krachtiger?) dichtknijpen?
Een onderhuidse bloeduitstorting kan reeds door eenmalige kort durende druk op de huid ontstaan. Het letsel geeft zelf geen indicatie voor de tijdsduur waarin de druk is uitgeoefend. Bij het letselonderzoek is één enkele bloeduitstorting rechts en één enkele bloeduitstorting links in de hals vastgesteld. Het is waarschijnlijker dat dit door een eenmalige greep is ontstaan dan door meerdere keren grijpen.
[Afbeelding]
[Afbeelding]