ECLI:NL:RBOVE:2025:3780

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
11318220 \ CV EXPL 24-3426
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over opdracht tot werkzaamheden voor merkregistratie in China

In deze zaak heeft eiser, een onderneming gespecialiseerd in juridisch management van merken, een geschil met Ecoplant over de vraag of er een opdracht is gegeven voor het uitvoeren van werkzaamheden met betrekking tot een merkregistratie in China. Eiser heeft werkzaamheden verricht en facturen gestuurd, maar Ecoplant heeft deze facturen niet betaald, stellende dat er geen opdracht was gegeven. De kantonrechter oordeelt dat Ecoplant wel degelijk opdracht heeft gegeven aan eiser om bezwaar te maken tegen de voorlopige weigering van de merkregistratie. Eiser heeft gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat er wilsovereenstemming bestond. De kantonrechter wijst de vordering van eiser toe, inclusief wettelijke rente en kosten, en veroordeelt Ecoplant tot betaling van de openstaande facturen. De procedure omvatte een dagvaarding, schriftelijke reacties en een mondelinge behandeling, waarbij de feiten en de communicatie tussen partijen uitvoerig zijn besproken. De kantonrechter concludeert dat Ecoplant de facturen moet betalen, omdat eiser de werkzaamheden heeft uitgevoerd op basis van de aanvaarding van de opdracht.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11318220 \ CV EXPL 24-3426
Vonnis van 10 juni 2025
in de zaak van
[eiser] B.V. T.H.O.D.N. [bedrijf],
gevestigd te [vestigingsplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. C.C.A.P. van Uden,
tegen
ECOPLANT EUROPE I B.V.,
gevestigd te Nieuwleusen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Ecoplant,
procederend in persoon.

1.Inleiding

1.1.
Partijen hebben een geschil over de vraag of Ecoplant aan [eiser] opdracht heeft gegeven tot het uitvoeren van werkzaamheden. Deze werkzaamheden zien op het maken van bezwaar tegen de voorlopige weigering van een merkregistratie in China. [eiser] heeft voor deze opdracht werkzaamheden uitgevoerd en hiervoor gefactureerd. [eiser] vraagt in deze procedure Ecoplant te veroordelen tot betaling van deze facturen, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten. Ecoplant stelt dat zij geen opdracht heeft gegeven tot het uitvoeren van de werkzaamheden en heeft daarom de facturen niet betaald.
1.2.
De kantonrechter is van oordeel dat Ecoplant aan [eiser] opdracht heeft gegeven om de werkzaamheden uit te voeren. [eiser] heeft er gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat er wilsovereenstemming bestond voor de opdracht tot het maken van bezwaar. Ecoplant moet daarom de facturen voor de door [eiser] uitgevoerde werkzaamheden betalen. De vordering van [eiser] wordt daarom toegewezen.
1.3.
Dit verkort weergegeven oordeel wordt hierna gemotiveerd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 september 2024 met producties 1 tot en met 7,
- de schriftelijke reactie van Ecoplant met producties 1 en 2,
- het bericht van 5 mei 2025 met producties 8 tot en met 13 van [eiser],
- de mondelinge behandeling van 16 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiser] is een onderneming die gespecialiseerd is in het juridisch management van merken en houdt zich bezig met de bescherming en bewaking van intellectuele eigendomsrechten. Ecoplant heeft bij [eiser] een aanvraag gedaan voor de internationale registratie van haar merk. Onderdeel van deze aanvraag was de merkregistratie in China. Op 9 juni 2022 heeft [eiser] de opdracht om deze internationale aanvraag te verrichten bevestigd.
3.2.
[eiser] heeft vervolgens de aanvraag ingediend voor de merkregistratie van Ecoplant in China. Deze aanvraag is afgewezen. Ecoplant heeft hierover rechtstreeks bericht gekregen vanuit China. Dit bericht in een e-mail van 19 mei 2023 heeft Ecoplant doorgestuurd naar [eiser] met het verzoek om informatie. In een e-mail van 2 juni 2023 heeft [eiser] uitgelegd dat de registratie van het merk voorlopig was geweigerd en dat er een mogelijkheid was om hiertegen bezwaar te maken. In haar e-mail van 2 juni 2023 schrijft [eiser] ook:
“Om jullie te kunnen adviseren over de mogelijkheden, de kansen op succes en bijbehorende kosten, hebben wij onze lokale agent in China om advies gevraagd.
(…)
Eventuele verdere bestudering voor de weigering met betrekking tot jullie merkaanvraag voor klasse 09, klasse 37 en klasse 40, zal onze agent op basis van zijn uurtarief in rekneing brengen. Onze agent heeft aangegeven, dat de kosten voor het verder bestuderen als volgt bedragen:
Onze werkzaamheden zullen op basis van ons uurtarief van € 190,00 (excl. BTW) in rekening gebracht.
(…)
De termijn voor het indienen van een response verstrijkt op17 juni 2023.
Graag vernemen wij van jou of jullie bezwaar wensen te maken tegen de voorlopige weigering van het merk ECOPLANT (Fig. in kleur) in China. Wanneer er geen bezwaar wordt gemaakt, zal het merk ECOPLANT (Fig. in kleur) definitief worden geweigerd in China.”
3.3.
Op 12 en 13 juni 2023 stuurt [eiser] e-mails met een verwijzing naar de e-mail van 2 juni 2023. [eiser] vraagt in deze e-mails om een reactie op de e-mail van 2 juni 2023 en verwijst naar de responsietermijn van 17 juni 2023. In de e-mail van 13 juni 2023 staat:
“Indien wij uiterlijkmorgengeen reactie van jou hebben ontvangen, gaan wij ervan uit dat verdere actie niet gewenst is en zullen wij overgaan tot sluiting van het dossier.”
3.4.
Een reactie op deze e-mails van Ecoplant blijft uit. Dat heeft tot gevolg dat [eiser] op 15 juni 2023 om 15.11uur mailt:
“Gezien het feit dat wij geen verdere reactie meer van jou hebben ontvangen, hebben wij de lokale agent inmiddels laten weten dat verdere actie niet gewenst is.
Wij zullen dan ook overgaan tot sluiting van dit dossier.”
3.5.
Ecoplant reageert vrijwel direct op deze e-mail en mailt op diezelfde dag om 15.42uur:
“Wat is dit voor rare mededeling ik heb wel degelijk mijn redenen aangegeven dat ik er tegen wil ageren trek die melding dus maar terug.”
3.6.
In reactie op deze e-mail reageert [eiser] op 15 juni 2023 om 16.34uur met de mededeling dat er uiterlijk maandag 19 juni 2023 om 10.30uur Nederlandse tijd een volmacht bij de Chinese agent moet zijn. Zij voegt bij de e-mail deze volmacht met het verzoek tot ondertekening aan Ecoplant. Vervolgens mail [eiser] maandag 19 juni 2023 om 9.12uur:
“Onder verwijzing naar onderstaande e-mail, inzake bovengenoemde kwestie, informeren wij jou hierbij dat wij vandaag onderstaande e-mail van de agent hebben ontvangen:
(…)
Further to our email below, this serves a kind reminder. We understand you are waiting for the scanned copy of the signes POA from your client, and as advices, look forward to receiving it before 10.30 a.m. (Netherlands Time) Monday 19 June. In case the signed POA is not available in time, as an alternative, you may simply authorize us to sign the POA on behalf of your client to meet today’s deadline first, and then supplement the signed POA later.
Wij hebben onze lokale agent zojuist de instructies verzonden om de volmacht namens jullie te ondertekenen.”
3.7.
Op 22 augustus 2023 laat [eiser] Ecoplant via een e-mail weten dat er een pro forma bezwaar is ingediend. In dezelfde e-mail voegt [eiser] een factuur bij voor de tot dusver gemaakte kosten. Verder wordt Ecoplant gevraagd om nadere stukken aan te leveren.
3.8.
Door Ecoplant is niet gereageerd op de e-mails van [eiser]. Ecoplant heeft geen getekende volmacht aangeleverd en ook geen andere stukken toegestuurd aan [eiser].
3.9.
Op 5 februari 2024 laat [eiser] een Ecoplant weten dat de merkaanvraag in China definitief is geweigerd. In een e-mail van die datum legt [eiser] uit wat de weigeringsgronden zijn en dat tegen de weigering beroep open staat. In de mail wordt tot slot gewezen op openstaande facturen en wordt Ecoplant gevraagd deze facturen zo spoedig mogelijk te betalen.
3.10.
Voor de uitgevoerde werkzaamheden in China heeft [eiser] vier facturen gestuurd voor een totaalbedrag van € 5.003,13.
3.11.
De gemachtigde van [eiser] heeft Ecoplant op 16 april 2024 aangeschreven en gesommeerd om de openstaande facturen te betalen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. Ecoplant heeft hierna € 251,68 betaald. Het resterende bedrag is door Ecoplant niet betaald.
3.12.
Partijen hebben hierna nog gecorrespondeerd over betaling van de facturen maar dit heeft niet tot een oplossing geleid.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van Ecoplant tot betaling van openstaande facturen voor een bedrag van € 5.003,13, vermeerderd met rente en kosten. [eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat zij opdracht heeft gekregen voor het uitvoeren van werkzaamheden en Ecoplant nalaat de facturen hiervoor te betalen. Ten aanzien van gevorderde bedrag, de wettelijke rente en de incassokosten heeft [eiser] een beroep gedaan op artikel 6:44 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
4.2.
Ecoplant voert verweer. Ecoplant betwist dat zij [eiser] opdracht heeft gegeven tot het uitvoeren van de gefactureerde werkzaamheden en concludeert om die reden tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
Partijen hebben een geschil over de door [eiser] uitgevoerde werkzaamheden ten behoeve van het bezwaar tegen de voorlopige merkweigering in China. [eiser] stelt dat zij opdracht heeft gekregen tot het uitvoeren van deze werkzaamheden. Deze opdracht volgt uit de e-mail van Ecoplant van 15 juni 2023 om 15.42uur, aldus [eiser]. Ecoplant betwist dat zij opdracht tot deze werkzaamheden heeft gegeven. Dit blijkt uit het feit dat Ecoplant geen getekende volmacht heeft afgegeven aan [eiser], aldus Ecoplant.
5.2.
De kantonrechter stelt voorop dat een overeenkomst tot stand komt door een aanbod van de ene partij en de aanvaarding van dat aanbod door de wederpartij. In dat aanbod en die aanvaarding dient wilsovereenstemming gericht op de totstandkoming van die overeenkomst tot uitdrukking te zijn gebracht. De vraag wat partijen vervolgens overeen zijn gekomen en daarmee dus van elkaar mochten verwachten, moet worden beantwoord aan de hand van de zogeheten Haviltex-maatstaf. Dit betekent dat gekeken moet worden naar de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en wat zij in dat verband redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
5.3.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] uit de mail van Ecoplant van 15 juni 2023 heeft mogen afleiden dat zij opdracht heeft gekregen om bezwaar te maken tegen het besluit in China. In de mailwisseling die voorafgaat aan deze mail vraagt [eiser] aan Ecoplant of zij bezwaar wenst te maken tegen dit besluit. In de mails die daarna volgen wijst [eiser] nog een aantal keer op deze vraag en op de termijn waarvoor het bezwaar moet zijn ingediend. Ook geeft [eiser] een indicatie van de kosten. In de e-mail van 15 juni 2023, vlak voor het einde van de bezwaartermijn, wordt er namens Ecoplant geschreven dat zij wil ageren tegen het in de e-mailcorrespondentie aangehaalde besluit. [eiser] heeft deze mail mogen opvatten als een aanvaarding van haar aanbod om namens Ecoplant bezwaar te maken tegen het Chinese besluit.
5.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is namens Ecoplant toegelicht dat zij zich in de dagen na de e-mail van 15 juni 2023 heeft bedacht ten aanzien van het maken van bezwaar. Na een baten-kosten analyse heeft Ecoplant besloten om toch geen bezwaar te maken tegen het besluit in China, aldus Ecoplant. Ecoplant heeft erkend dit niet te hebben gecommuniceerd met [eiser] maar om die reden alleen heeft nagelaten de volmacht te tekenen.
5.5.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] uit het uitblijven van de volmacht niet hoefde af te leiden dat Ecoplant geen bezwaar meer wilde indienen. Dit geldt temeer omdat [eiser] aan Ecoplant op 19 juni 2023 al had laten weten dat de Chinese agent ook zonder de getekende volmacht aan het werk kon. In verband met de tijdsdruk die er op dat moment bestond, vanwege de fatale bezwaartermijn, heeft [eiser] een alternatieve mogelijkheid geboden. Indien Ecoplant daar geen gebruik van had willen maken, dan had het op haar weg gelegen om hierover contact op te nemen met [eiser]. Dit heeft zij nagelaten en daarom mocht [eiser] er gerechtvaardigd op vertrouwen dat bij Ecoplant nog altijd de wil bestond om bezwaar te maken tegen het besluit in China. Hierdoor heeft [eiser] kosten gemaakt. Ook na de uitgebreide e-mail van [eiser] en de bijgesloten factuur van 22 augustus 2023 heeft Ecoplant wederom nagelaten om de opdracht stop te zetten. [eiser] heeft vervolgens haar werkzaamheden voortgezet en meer kosten gemaakt. Ook dit nalaten van Ecoplant kan niet tot het oordeel leiden dat [eiser] hieruit had moeten afleiden dat Ecoplant de opdracht wilde beëindigen.
5.6.
De e-mail van Ecoplant van 15 juni 2023 is aan te merken als een aanvaarding van het aanbod van [eiser] om bezwaar te maken tegen het besluit in China. Ecoplant heeft daarmee opdracht gegeven tot het uitvoeren van werkzaamheden door [eiser]. [eiser] heeft gedurende de maanden dat deze werkzaamheden zijn uitgevoerd door het uitblijven van enig bericht van Ecoplant niet hoeven te verwachten dat Ecoplant de opdracht wenste te beëindigen. Dat de door [eiser] gefactureerde werkzaamheden zijn uitgevoerd staat tussen partijen niet ter discussie. Voorgaande brengt daarom met zich mee, dat Ecoplant de facturen van [eiser] moet betalen. De vordering van [eiser] zal daarom worden toegewezen.
Wettelijke handelsrente
5.7.
[eiser] vordert de wettelijke handelsrente uit artikel 6:119a BW vanaf de vervaldag tot aan de dag van betaling. [eiser] heeft in haar vordering een bedrag van € 503,04 aan wettelijke handelsrente opgenomen, berekend tot en met 28 augustus 2024. Nu dit bedrag niet betwist is door Ecoplant zal de kantonrechter dit deel van de vordering toewijzen. In verband met het hierna benoemde beroep op artikel 6:44 BW zal de wettelijke handelsrente ook worden toegewezen over het totale factuurbedrag van € 5.003,13 vanaf 29 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling.
Buitengerechtelijke incassokosten
5.8.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Daarom zal een bedrag van € 625,16 worden toegewezen.
Betaalde € 251,68
5.9.
Na aanmaning heeft Ecoplant een bedrag van € 251,68 betaald. In de vordering heeft [eiser] dit bedrag in mindering gebracht op de totale vordering. Betalingen moeten op grond van artikel 6:44 BW eerst in mindering worden gebracht op de kosten, daarna op de verschenen rente en ten slotte op de hoofdsom en de lopende rente. In lijn met de vordering en het beroep op artikel 6:44 BW zal de kantonrechter deze betaling in mindering brengen op de buitengerechtelijke incassokosten.
Proceskosten en wettelijke rente
5.10.
Ecoplant is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,22
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.452,22
5.11.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt Ecoplant om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 5.879,65, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over
€ 5.003,13, met ingang van 29 augustus 2024, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt Ecoplant in de proceskosten van € 1.452,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Ecoplant niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3.
veroordeelt Ecoplant tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.K. ten Cate en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2025.