ECLI:NL:RBOVE:2025:3762

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
C/08/315853 / HA ZA 24-243
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen en contractuele rente door Technische Unie B.V. tegen H.O.D.N. [bedrijf]

In deze civiele zaak heeft Technische Unie B.V. (hierna: Technische Unie) een vordering ingesteld tegen H.O.D.N. [bedrijf] (hierna: [bedrijf]) voor het betalen van een bedrag van € 40.543,16, dat voortvloeit uit de verkoop van goederen. De rechtbank Overijssel heeft op 4 juni 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. De kern van het geschil betreft de vraag of [bedrijf] de facturen moet voldoen en of de contractuele rente van 1,5% per maand verschuldigd is. De rechtbank oordeelt dat [bedrijf] gehouden is de facturen te betalen, inclusief de contractuele rente, en dat er geen incassokosten verschuldigd zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat [bedrijf] al een deel van het bedrag heeft afgelost, maar dat er nog een bedrag van € 26.266,05 resteert dat betaald moet worden, vermeerderd met rente en proceskosten. De rechtbank heeft de vordering van Technische Unie toegewezen en [bedrijf] veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Overijssel

Civiel recht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: C/08/315853 / HA ZA 24-243
Vonnis van 4 juni 2025
in de zaak van
TECHNISCHE UNIE B.V.,
te Amstelveen,
eisende partij,
hierna te noemen: Technische Unie,
advocaat: mr. I.A. van Rooij,
tegen
[gedaagde] H.O.D.N. [bedrijf],
te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [bedrijf],
advocaat: mr. S.J.M. Masselink, die zich op 1 november 2024 heeft onttrokken.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek.
1.2.
Bij bericht van 29 juli 2024 heeft Technische Unie verzocht om de geplande zitting geen doorgang te laten vinden en de zaak schriftelijk af te doen. [bedrijf] heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de rol voor het nemen van conclusie van repliek. Mr. Masselink heeft zich vervolgens onttrokken als advocaat. Namens [bedrijf] heeft zich geen nieuwe advocaat gesteld.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

De kern van de zaak
2.1.
Op 26 juli 2023 heeft Technische Unie goederen ter waarde van € 40.543,16 verkocht en geleverd aan [bedrijf]. In deze procedure draait het om de vraag welk deel van dit bedrag [bedrijf] nog moet betalen. Technische Unie vordert, na eisvermindering, voornoemd bedrag vermeerderd met de contractuele rente tot 18 mei 2024 en kosten en verminderd met de € 19.500,00 die [bedrijf] volgens haar al betaald heeft, te weten € 32.347,52 plus de contractuele rente vanaf 18 mei 2024 en proceskosten. [bedrijf] voert verweer tegen de rente en de kosten door te stellen dat de algemene voorwaarden vernietigbaar zijn, de rente en kosten gematigd moeten worden dan wel dat deze naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. Verder stelt zij dat zij al € 21.500,00 heeft afgelost. De rechtbank oordeelt dat [bedrijf] gehouden is de facturen te voldoen en hierover de contractueel overeengekomen rente te betalen. Volgens de rechtbank is [bedrijf] geen incassokosten verschuldigd. Na aftrek van het door de rechtbank vastgestelde afgeloste bedrag van € 19.500,00 resteert er nog een bedrag van € 26.266,05 dat [bedrijf] aan Technische Unie moet betalen plus rente en proceskosten. De rechtbank ligt deze beslissing hierna verder toe.
[bedrijf] moet haar betalingsverplichting nakomen
2.2.
Partijen zijn het erover eens dat [bedrijf] op grond van een tussen partijen gesloten overeenkomst in principe gehouden is € 40.543,16 aan Technische Unie te betalen. Bij het bepalen van de hoogte van de uiteindelijke betalingsverplichting van [bedrijf] dient de rechtbank echter ook rekening te houden met wat al door [bedrijf] is afgelost, zie overweging 2.17 en verder.
[bedrijf] moet contractuele rente betalen
2.3.
Niet in geschil is dat uit artikel 12.2 van de Algemene Verkoop- en Leveringsvoorwaarden van Technische Unie B.V. (hierna: AV) volgt dat als geen betaling binnen de daarvoor geldende betalingstermijn heeft plaatsgevonden, over het openstaande bedrag rente van 1,5% per maand (19,56% per jaar) verschuldigd is. Waar partijen over van mening verschillen is of artikel 12.2 AV in deze situatie geldt. Meer specifiek spitst de discussie zich toe op de volgende vragen: i) zijn de AV van toepassing, ii) is de betreffende bepaling uit de AV vernietigbaar omdat de AV niet correct ter hand zijn gesteld, iii) is de bepaling vernietigbaar omdat deze onredelijk bezwarend is, iv) moet de rente gematigd worden en v) is toepassing van de bepaling hier naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. De rechtbank zal deze vragen achtereenvolgens behandelen.
i) De AV zijn van toepassing
2.4.
Algemene voorwaarden gaan pas tot de inhoud van een overeenkomst behoren nadat de ene partij (gebruiker) deze aan de ander aanbiedt en de andere partij (gebruiker) de gelding ervan aanvaardt (artikel 6:217 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)). Vanuit het oogpunt van rechtszekerheid heeft de wetgever gekozen voor een “snelle” aanvaarding, in die zin dat een wederpartij ook gebonden kan zijn aan algemene voorwaarden waarvan hij de inhoud niet kent (artikel 6:232 BW).
2.5.
In dit geval is [bedrijf] volgens de rechtbank gebonden aan de AV. Vast staat dat in de overgelegde opdrachtbevestiging van 15 oktober 2019 wordt verwezen naar de AV. [bedrijf] heeft deze opdrachtbevestiging ondertekend en zodoende ook de gelding van de AV aanvaard. Daar komt bij dat Technische Unie onweersproken heeft aangevoerd dat een nieuwe klant altijd via het online aanvraagformulier expliciet moet aangeven dat zij akkoord gaat met de AV door middel van het zetten van een vinkje. Ook [bedrijf] heeft dit gedaan, aldus Technische Unie. [bedrijf] heeft dit niet betwist. De rechtbank concludeert daarom dat [bedrijf] de AV heeft aanvaard. Dit betekent dat de AV van toepassing zijn op de overeenkomst. Dat [bedrijf] de inhoud van de AV niet kende, zoals in haar betwisting besloten ligt, maakt dit niet anders.
ii) [bedrijf] heeft van de AV kennis kunnen nemen
2.6.
Verder bestaat discussie over de vraag of de AV vernietigbaar zijn omdat deze niet correct ter hand zijn gesteld. Artikel 6:233 onder b BW bepaalt dat een beding in de algemene voorwaarden vernietigbaar is indien de gebruiker aan de wederpartij niet een redelijke mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen. Deze kennisgeving kan op verschillende manieren. Een manier waarop dit kan is als de gebruiker van de algemene voorwaarden voor of bij het sluiten van de overeenkomst aan de wederpartij de algemene voorwaarden langs elektronische weg ter beschikking stelt op een zodanige wijze dat deze door de wederpartij kunnen worden opgeslagen en voor haar toegankelijk zijn ten behoeve van latere kennisneming of, indien dit redelijkerwijs niet mogelijk is, voor de totstandkoming van de overeenkomst aan de wederpartij heeft bekend gemaakt waar van de voorwaarden langs elektronische weg kan worden kennisgenomen, alsmede dat zij op verzoek langs elektronische weg of op andere wijze zullen worden toegezonden (artikel 6:234 lid 2 BW).
2.7.
Volgens de rechtbank heeft Technische Unie de AV via elektronische weg aan [bedrijf] ter beschikking gesteld. Tegen [bedrijf] algemene stelling dat de AV niet correct ter hand zijn gesteld, heeft Technische Unie immers ingebracht dat zij in haar (online) aanvraagformulier altijd een link naar de AV opneemt. Ter motivering van haar betwisting heeft Technische Unie screenshots overgelegd van het (digitale) aanvraagproces met daarin inderdaad een link naar de AV. Ook heeft Technische Unie een opdrachtbevestiging overgelegd die een link naar de AV bevat. Gelet op deze gemotiveerde betwisting, heeft [bedrijf] haar stelling dat de AV niet correct ter hand zijn gesteld onvoldoende onderbouwd. De rechtbank oordeelt dan ook dat Technische Unie [bedrijf] voldoende gelegenheid heeft geboden om van de AV kennis te nemen. Het beroep op artikel 6:233 onder b BW faalt.
iii) De contractuele rente is niet onredelijk bezwarend
2.8.
[bedrijf] stelt verder dat het beding vernietigd moet worden omdat het onredelijk bezwarend is. Zij voert aan dat zij slechts een eenmanszaak is en dat de rente exorbitant hoog is en niet in verhouding staat tot het openstaande bedrag. Technische Unie heeft dit weersproken.
2.9.
De rechtbank stelt voorop dat [bedrijf] geen consument is. Vast staat namelijk dat [bedrijf] de goederen in kwestie heeft gekocht in de uitoefening van haar bedrijf. Van enige reflexwerking is evenmin sprake. De enkele omstandigheid dat [bedrijf] een eenmanszaak is zonder personeel, maakt nog niet dat haar positie vergelijkbaar is met die van een natuurlijk persoon die niet handelt in de uitoefening van een beroep op bedrijf.
Dit betekent dat de vraag of de contractuele rente onredelijk bezwarend is beoordeeld moet worden aan de hand van artikel 6:233 sub a BW. Daaruit volgt dat een beding in de algemene voorwaarden vernietigbaar is indien het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de algemene voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval onredelijk bezwarend is voor de wederpartij. Daarbij geldt dat de enkele ‘bezwaring’, dat wil zeggen een benadeling ten opzichte van de situatie die (zonder het beding) zou gelden, onvoldoende is voor een beroep op de vernietigingsgrond. Er dient sprake te zijn van een
onredelijkbezwarend beding.
2.10.
De rechtbank overweegt dat [bedrijf] er zelf vanuit een commercieel oogmerk voor heeft gekozen om bij Technische Unie goederen ter waarde van € 40.543,16 te bestellen. [bedrijf] was op de hoogte van haar eigen financiële situatie en had moeten weten of zij de facturen wel of niet binnen de betalingstermijn zou kunnen voldoen. Als zij daartoe niet in staat was en ook niet in staat was om over het openstaande bedrag contractuele rente te betalen, had [bedrijf] van de overeenkomst moeten afzien. Dat het hoge rentepercentage achteraf tot betalingsproblemen heeft geleid en dat deze situatie bezwarend is voor [bedrijf], betekent nog niet dat daarmee het rentebeding onredelijk bezwarend is. Dat geldt evenzeer voor de door [bedrijf] aangevoerde omstandigheid dat Technische Unie niet expliciet heeft gesteld welke schade zij door het uitblijven van de betaling heeft geleden. Het staat zakelijke partijen immers vrij om van te voren een contractuele rente af te spreken, die uiteindelijk hoger blijkt te zijn dan de daadwerkelijk geleden (vertragings-)schade. Ook de omstandigheid dat [bedrijf] al een deel heeft afgelost, maakt het beding niet onredelijk bezwarend. Te meer nu vast staat dat [bedrijf] na bijna twee jaar nog steeds niet de volledige hoofdsom heeft ontvangen. Verder overweegt de rechtbank dat hoewel de contractuele rente van bij elkaar opgeteld, 19,56% per jaar, hoger is dan de geldende wettelijke handelsrente, dit rentepercentage in deze situatie waarbij twee commerciële partijen zakelijke overeenkomsten met elkaar sluiten niet onaanvaardbaar is. De rechtbank is daarom van oordeel dat het beding niet onredelijk bezwarend is. Het verweer gaat dus niet op.
iv) + v) Het beding wordt niet gematigd; het is niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar
2.11.
[bedrijf] doet ten slotte nog een beroep op matiging van de contractuele rente op grond van artikel 6:94 BW of het geheel buiten toepassing laten van deze bepaling op grond van 6:248 lid 2 BW. Voor beide artikelen is vereist dat toepassing van een beding, in dit geval de contractuele rente, in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Gelet op wat hiervoor onder 2.10 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat dat hier niet het geval is. Deze verweren slagen dus niet.
Tussenconclusie
2.12.
De rechtbank concludeert dat de in de AV opgenomen contractuele rente op de overeenkomst tussen partijen van toepassing is. Niet in geschil is dat [bedrijf] na het verstrijken van de in de facturen opgenomen fatale betalingstermijn van acht dagen, namelijk op 4 augustus 2023, in verzuim verkeerde. [bedrijf] is dan ook vanaf die datum contractuele rente van 1,5% per maand over de hoofdsom verschuldigd, met inachtneming van wat hierna over de deelbetalingen is bepaald.
[bedrijf] is geen buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd
2.13.
De vraag of Technische Unie recht heeft op de door haar gevorderde buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 6.081,47, moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). In dit geval zijn partijen - beiden daarbij handelend in de uitoefening van hun beroep of bedrijf - echter op grond van artikel 12.3 van de AV (zie 2.5) een vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten overeengekomen die van de wettelijke regeling afwijkt. De vordering zal dan ook worden getoetst aan het rapport Voor-werk II, maar dan in beginsel met toepassing van de wettelijke tarieven die geacht worden redelijk te zijn.
2.14.
Technische Unie heeft een bedrag aan buitengerechtelijke (incasso-)kosten gevorderd. De rechtbank hanteert het uitgangspunt dat dergelijke kosten alleen voor vergoeding in aanmerking komen, indien zij betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
2.15.
Technische Unie heeft gesteld dat de gevorderde kosten geen betrekking hebben op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten. [bedrijf] heeft dit weersproken. Volgens de rechtbank volgt uit de omschrijving van de werkzaamheden dat de kosten die Technische Unie heeft gemaakt voor het aanleggen en het bestuderen van het dossier, het overleg met haar raadsman, het doen van verhaalsonderzoek en het opstellen van een verzoek tot faillietverklaring in ieder geval naar hun aard niet als buitengerechtelijke kosten kunnen worden aangemerkt. Dat is anders voor de gestelde uitgebreide correspondentie met [bedrijf]. [bedrijf] heeft echter ontkent dat deze correspondentie heeft plaatsgevonden. Het had vervolgens op de weg van Technische Unie gelegen om haar kosten nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door voorbeelden van haar uitgebreide correspondentie met [bedrijf] te overleggen. Uit de door Technische Unie overlegde correspondentie blijkt echter dat (namens haar) enkel eenvoudige aanmaningen, herinneringen en (incasso-)brieven zijn verstuurd. De rechtbank oordeelt dan ook dat de gevorderde kosten al geacht worden in de proceskostenveroordeling besloten te liggen en wijst de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten af.
[bedrijf] moet nog € 26.266,05 plus rente betalen
2.16.
Hiervoor is overwogen dat [bedrijf] in beginsel gehouden is zowel het factuurbedrag van € 40.543,16 als de contractuele rente van 1,5% per maand (19,56% per jaar) daarover te voldoen.
2.17.
Partijen zijn het erover eens dat [bedrijf] ook al in termijnen een deel van dit bedrag heeft afbetaald, maar zijn het oneens over de hoogte van deze aflossing. [bedrijf] stelt dat zij al € 21.500,00 heeft betaald, terwijl uit de betwisting van Technische Unie volgt dat [bedrijf] slechts € 19.500,00 betaald heeft. Technische Unie motiveert haar betwisting onder andere aan de hand van een door haar overgelegd betalingsoverzicht. [bedrijf] heeft vervolgens haar standpunt – dat zij € 2.000,00 extra heeft afgelost – niet verder toegelicht. Haar stelling is gelet op de gemotiveerde betwisting van Technische Unie dus onvoldoende onderbouwd. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat [bedrijf] door middel van deelbetalingen in totaal € 19.500,00 heeft afbetaald.
2.18.
Technische Unie stelt dat voornoemde deelbetalingen in mindering moeten komen op de totale hoofdsom plus verschenen rente tot en met 17 mei 2024 en kosten. [bedrijf] heeft deze berekeningswijze niet weersproken, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat partijen zijn afgeweken van artikel 6:44 lid 1 BW.
2.19.
Gelet op wat hiervoor is overwogen betekent dit dat [bedrijf] het volgende aan Technische Unie moet voldoen:
Hoofdsom: € 40.543,16
Rente tot en met 17 mei 2024:
€ 5.222,89 +
Deelbetalingen
€ 19.500,00 -
Totaal€ 26.266,05
De proceskosten
2.20.
[bedrijf] is in het ongelijk gesteld en moet daarom in principe de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Technische Unie worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
115,84
- griffierecht
2.889,00
- salaris advocaat
1.578,00
(2 punten × € 789,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.760,84
2.21.
[bedrijf] voert aan dat Technische Unie onnodig een procedure tegen haar is gestart. Volgens [bedrijf] was het enige doel van deze procedure het verkrijgen van een executoriale titel. Technische Unie wist immers al dat [bedrijf] niet in staat was om het volledige bedrag te voldoen. Na de uitspraak zal de door Technische Unie ingeschakelde deurwaarder daarom waarschijnlijk alsnog met [bedrijf] een betalingsregeling proberen te treffen. Technische Unie had ditzelfde resultaat al eerder kunnen bereiken door met de door [bedrijf] voorgestelde betalingsregeling in te stemmen. Door zo te handelen heeft Technische Unie [bedrijf] dus onnodig op kosten gejaagd en daarom verzoekt [bedrijf] de rechtbank om de proceskostenveroordeling af te wijzen.
2.22.
De rechtbank begrijpt dat [bedrijf] hiermee een beroep doet op de uitzondering van de hoofdregel van artikel 237 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Deze uitzondering houdt in dat proceskosten voor rekening dienen te blijven van de partij die deze kosten
nodeloosheeft veroorzaakt. Deze uitzondering gaat volgens de rechtbank echter hier niet op. Technische Unie heeft een vordering op [bedrijf] omdat zij haar facturen niet heeft voldaan. Haar komt in rechte een beroep op nakoming toe. Het is niet onredelijk dat Technische Unie heeft geprobeerd nakoming van haar vordering te waarborgen door een executoriale titel te bemachtigen. Een executoriale titel biedt immers extra zekerheid. Dat [bedrijf] al een aanbod tot een betalingsregeling had gedaan, maakt dat niet anders. Er geldt op dit moment immers geen wet of regel die een schuldeiser verplicht om een betalingsregeling te accepteren. [bedrijf] zal dus worden veroordeeld in de proceskosten.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt [bedrijf] om aan Technische Unie te betalen een bedrag van € 26.266,05, te vermeerderen met de contractuele rente van 1,5% per maand over voornoemd bedrag vanaf 18 mei 2024 tot aan de dag van volledige betaling, waarbij een gedeelte van de maand voor een hele maand wordt gerekend,
3.2.
veroordeelt [bedrijf] in de proceskosten van € 4.760,84 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [bedrijf] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door M.O. Frentrop en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2025.