ECLI:NL:RBOVE:2025:3709

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
11448534 \ CV EXPL 24-2505
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en beoordeling van bevoegdheid in een civiele procedure met betrekking tot een pachtovereenkomst

In deze civiele procedure vordert eiser, eigenaar van een perceel grond, dat gedaagde, een boomkwekerij, wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 21.595,29, vermeerderd met wettelijke rente en kosten. Eiser stelt dat gedaagde in gebreke is gebleven met betalingen die voortvloeien uit een overeenkomst over de exploitatie van buxusbollen op zijn perceel. De procedure is gestart met een dagvaarding op 2 december 2024, gevolgd door een conclusie van antwoord op 17 januari 2025 en een mondelinge behandeling op 6 mei 2025. Tijdens de mondelinge behandeling is de vraag gerezen of de overeenkomst tussen partijen kwalificeert als een pachtovereenkomst, wat zou betekenen dat de pachtkamer van de rechtbank Overijssel bevoegd zou zijn om de zaak te behandelen. De kantonrechter heeft partijen de gelegenheid gegeven om zich hierover uit te laten voordat een beslissing wordt genomen. De zaak is vervolgens op de rol gezet voor 24 juni 2025 voor akte uitlating partijen. Het vonnis is gewezen op 3 juni 2025 door mr. drs. A.M. van Diggele.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer: 11448534 \ CV EXPL 24-2505
Vonnis van 3 juni 2025
in de zaak van
[eiser],
wondende te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. T.R. Oude Veldhuis, Van Gurp advocaten
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 december 2024 met producties
- de conclusie van antwoord van 17 januari 2025 met producties
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald
- de mondelinge behandeling van 6 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is eigenaar van een perceel grond, gelegen aan de [adres] in de gemeente Tubbergen. Op het perceel staan buxusbollen.
2.2.
[gedaagde] exploiteert een boomkwekerij. [eiser] en [gedaagde] hebben jarenlang (tot en met omstreeks maart 2018) zaken met elkaar gedaan.
2.3.
[eiser] en [gedaagde] zijn op enig moment weer met elkaar in contact gekomen. Het contact zag op de exploitatie van de buxusbollen door [gedaagde] op het perceel van [eiser]. De mondelinge contacten hebben uiteindelijk op 4 maart 2022 geresulteerd in een schriftelijke overeenkomst opgesteld door de heer [naam] van Kobra Accountants, accountant van de heer [eiser]. In de overeenkomst is het volgende opgenomen:

In aanmerking nemende dat:
  • partij 1[opm. kantonrechter: [gedaagde]]
    buxus heeft staan op een perceel cultuurgrond, gelegen aan de [adres], welk perceel eigendom is van partij 2[opm. kantonrechter [eiser]]
    ;
  • partij 2 te vorderen heeft van partij 1, waaronder een tweetal nota’s bekend onder factuurnummer 2022-02 en 2022-04, beiden als bijlage bijgesloten;
  • partij 1 een drietal deelbetalingen, ieder groot € 5.000,-, samen derhalve € 15.000,- heeft voldaan op genoemde nota’s;
  • partij 1 en partij 2 nadere afspraken wensen te maken over betaling en oogst buxus en deze afspraken wensen vast te leggen in onderhavige overeenkomst.
Komen als volgt overeen:
  • partij 2 stelt partij 1 in de gelegenheid de buxus te oogsten;
  • partij 1 betaalt voor de oogst het op basis van bijgaande nota’s restant verschuldigde en wel € 5.000,- uiterlijk per 20 maart aanstaande, en vervolgens wekelijks 1/4e deel van het restant verschuldigde, zijnde € 36.250,-, zodat uiterlijk voor 1 mei 2022 het geheel is voldaan;
  • partij 1 dient de oogst af te ronden uiterlijk 15 mei aanstaande, indien deze datum niet haalbaar blijkt, treden partijen in overleg over een tijdelijk voortgezet grondgebruik, teneinde de oogst af te kunnen ronden. Partijen komen hiertoe onderling een aanvullende vergoeding overeen, zijnde € 4.000,-, welke voor afronding van de oogst door partij 1 aan partij 2 wordt voldaan.
  • partij 2 onderneemt geen activiteiten die de kwaliteit en kwantiteit van de buxus aan kan tasten;
  • partij 1 gaat voortvarend te werk bij oogst van de buxus en laat het perceel in ordelijke staat achter;
  • op deze overeenkomst is Nederlands recht van toepassing.
Aldus overeengekomen te Tubbergen/Manderveen, d.d. 4 maart 2022
2.4.
[eiser] stuurt [gedaagde] twee facturen met datum 4 maart 2022. De factuur met nummer 2022-02 bedraagt € 54.500,00 inclusief btw, met omschrijving “
partij buxus u bekend”. De factuur met nummer 2022-04 bedraagt € 1.750,00 (vrijgesteld van btw) met omschrijving “
afspraak grondvergoeding 2021 u bekend en conform afspraak”.
2.5.
De oogst van de buxusbollen is niet vóór 15 mei 2022 afgerond.
2.6.
Op 6 oktober 2022 heeft de gemachtigde van [eiser] [gedaagde] schriftelijk in gebreke gesteld en haar gesommeerd om binnen veertien dagen tot betaling van een bedrag van € 40.250,00 (welk bedrag volgens hem verschuldigd is voor het (deels) onbetaald gebleven gedeelte van de kooprijs, vergoeding voor het voortgezet grondgebruik en een contractuele boete) over te gaan.
2.7.
Nadien hebben (de gemachtigde van) partijen nog met elkaar gecorrespondeerd over voorstellen maar zij zijn niet tot een oplossing gekomen.
2.8.
[gedaagde] heeft nadien nog enkele deelbetalingen verricht aan [eiser].

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot:
I. betaling van € 21.595,29, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 14.500,00 vanaf 1 december 2024 tot de dag van volledige betaling,
II. betaling van € 1.177,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 december 2024 tot de dag van volledige betaling,
III. betaling van € 3.123,32 aan beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 december 2024 tot de dag van volledige betaling,
IV. betaling van de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze niet binnen 14 dagen na dit vonnis zijn voldaan.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Om aan de inhoudelijke beoordeling van het geschil te kunnen toekomen, moet de kantonrechter ambtshalve toetsen of zij bevoegd is van deze zaak kennis te nemen.
4.2.
Op grond van artikel 7:311 Burgerlijk Wetboek (BW) wordt onder een ‘pachtovereenkomst’ verstaan de overeenkomst waarbij de ene partij, de verpachter, zich verbindt aan de andere partij, de pachter, een onroerende zaak of een gedeelte daarvan in gebruik te verstrekken ter uitoefening van de landbouw en de pachter zich verbindt tot een tegenprestatie. Artikel 7:312 BW bepaalt vervolgens dat onder landbouw onder andere tuinbouw wordt verstaan, waaronder begrepen het kweken van bomen, bloemen en bloembollen en elke andere tak van bodemcultuur.
4.3.
Wanneer het geschil tussen partijen inderdaad voortvloeit uit een pachtovereenkomst, dan is niet de kantonrechter, maar de pachtkamer van de rechtbank Overijssel bevoegd om deze zaak te behandelen (art. 1019j Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) ). De kantonrechter moet zich in dat geval onbevoegd verklaren en de zaak ambtshalve verwijzen naar de bevoegde pachtkamer (art. 1019k lid 2 Rv).
4.4.
De kantonrechter ziet zich voor de vraag gesteld of de overeenkomst tussen partijen kwalificeert als een pachtovereenkomst en welke gevolgen dit volgens partijen zou moeten hebben voor het verdere verloop van het geding. Partijen hebben zich hier op de mondelinge behandeling nog niet over uitgelaten. Alvorens hierover te beslissen, stelt de kantonrechter partijen in de gelegenheid zich hierover uit te laten.
5. De beslissing
De kantonrechter
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
24 juni 2025voor akte uitlating partijen, over hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 4.4. is overwogen;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. A.M. van Diggele en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2025.