ECLI:NL:RBOVE:2025:3691

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
ak_25_548
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit UWV inzake Ziektewet-uitkering en benadelingshandeling

Deze uitspraak betreft het beroep van eiser tegen het besluit van het UWV om zijn Ziektewet (ZW)-uitkering wel toe te kennen, maar niet uit te betalen over de periode van 6 september 2021 tot en met 4 januari 2022, vanwege een benadelingshandeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestreden besluit van het UWV terecht was. Eiser had op zijn eerste ziektedag, 2 juli 2021, nog een contract voor bepaalde tijd tot en met 4 januari 2022, waardoor hij recht had op ziekengeld van zijn werkgever. Het ontslag op staande voet op 6 september 2021 wegens diefstal verandert hier niets aan, omdat eiser geen juridische stappen heeft ondernomen tegen dit ontslag. Hierdoor heeft hij zijn loonaanspraken tijdens ziekte prijsgegeven en onterecht een ZW-uitkering aangevraagd met terugwerkende kracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV terecht heeft geconcludeerd dat eiser een benadelingshandeling heeft gepleegd, omdat hij geen verweer heeft gevoerd tegen zijn ontslag. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het UWV geen verplichting had om de reden van het ontslag te onderzoeken. Eiser heeft zijn beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: ZWO 25/548

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen(UWV),
gemachtigde: J. van Dalfsen.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van het UWV om zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) wel toe te kenen, maar vanwege een benadelingshandeling niet uit te betalen over de periode van 6 september 2021 tot en met 4 januari 2022. Met ingang van 5 januari 2022 is de ZW-uitkering wel uitbetaald.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het bestreden besluit van het UWV juist is geweest. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is daarom ongegrond. De wet- en regelgeving die van belang zijn staan vermeld in de bijlage bij deze uitspraak.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 26 juli 2023 een aanvraag ingediend voor een ZW-uitkering. Daarbij heeft hij aangegeven dat hij met ingang van 2 juli 2021 ziek is.
2.1.
Met het besluit van 30 november 2023 is aan eiser een ZW-uitkering toegekend maar niet uitbetaald over de periode van 6 september 2021 tot en met 4 januari 2022, omdat hij volgens het UWV een benadelingshandeling heeft gepleegd.
2.2.
Met het bestreden besluit van 12 december 2024 op het bezwaar van eiser is het UWV bij dat besluit gebleven.
2.3.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 8 april 2025 op zitting behandeld. Hierbij waren eiser en de gemachtigde van het UWV aanwezig.

Standpunt van het UWV

3. Volgens het UWV is sprake van een benadelingshandeling, omdat eiser een onnodig beroep heeft gedaan op de ZW-uitkering. Hierdoor benadeelt eiser de fondsen waaruit de ZW-uitkering wordt betaald. Eiser had op zijn eerste ziektedag 2 juli 2021 namelijk nog een contract voor bepaalde tijd tot en met 4 januari 2022 en dus recht op ziekengeld van zijn werkgever. Dat zijn werkgever hem op 6 september 2021 op staande voet heeft ontslagen vanwege diefstal maakt dat niet anders, want eiser heeft daartegen geen juridisch stappen ondernomen. Hierdoor heeft eiser zijn loonaanspraken tijdens ziekte prijsgegeven en onnodig met terugwerkende kracht een ZW-uitkering aangevraagd. Daarom is een 100% maatregel opgelegd over de periode van 6 september 2021 tot en met 4 januari 2022. Met ingang van 5 januari 2022 is de ZW-uitkering wel uitbetaald.

Standpunt van eiser

4. Eiser stelt - samengevat weergegeven - dat hij wel degelijk al het mogelijke heeft gedaan om zijn baan te behouden en om zich te verweren tegen het ontslag. Hiertoe voert hij in de eerste plaats aan dat hij zich per telefoon en per e-mail vanwege depressieve klachten en alles was op dat moment in zijn leven speelde ziek heeft gemeld, maar dat zijn ex-werkgever zijn ziekmelding (telkens) heeft genegeerd. Daarnaast heeft hij met een e-mail verweer gevoerd tegen het ontslag op staande voet, omdat geen sprake was van diefstal. De strafzaken zijn volgens eiser uiteindelijk ook geseponeerd. Eiser stelt dat het voor hem op dat moment niet mogelijk was om verdere juridische stappen te ondernemen, omdat hij daar vanwege zijn gezondheidsklachten niet toe in staat was. Dit werd daarnaast ook bemoeilijkt doordat hij op dat moment zijn telefoons nog niet had teruggekregen van de politie.
4.1.
Ook stelt eiser dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd, omdat niet is ingegaan op het negeren van zijn ziekmelding(en). Het UWV heeft geen volledig onderzoek gedaan. Daarnaast stelt eiser dat zijn werkgever geen toestemming heeft verkregen van het UWV om hem te ontslaan. Eiser verzoekt verder om een schadevergoeding en om het UWV te veroordelen in de kosten die hij heeft gemaakt om beroep in te stellen.
4.2.
Ter onderbouwing van zijn beroepsgronden heeft eiser informatie van zijn huisarts overgelegd. Ook wijst eiser op de rapporten van de verzekeringsartsen over de beoordeling van zijn recht op ZW en de WIA.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht heeft besloten dat sprake is van een benadelingshandeling. De rechtbank licht dit als volgt toe.
5.1.
Op grond van artikel 45, eerste lid, onder j, van de ZW weigert het Uwv het ziekengeld geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of blijvend, indien de verzekerde door zijn doen en laten het Algemeen Werkloosheidsfonds, het Uitvoeringsfonds voor de overheid, de Werkhervattingskas of de eigenrisicodrager benadeelt of zou kunnen benadelen. Onder benadeling wordt op grond van het zevende lid mede verstaan de situatie dat de verzekerde zonder deugdelijke grond heeft nagelaten verweer te voeren tegen een beëindiging van de dienstbetrekking tijdens ziekte. Op grond van het tweede lid wordt de maatregel afgestemd op de ernst van de gedraging en de mate waarin de verzekerde de gedraging verweten kan worden. Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
5.2.
Op grond van artikel 7, aanhef en onder a, van het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten (Maatregelenbesluit) is de verplichting van de verzekerde zich te onthouden van een benadelingshandeling een verplichting van de vierde categorie. In artikel 2, eerste lid, aanhef en onder d, van het Maatregelenbesluit is bepaald dat de hoogte en duur van een maatregel bij verplichtingen van de vierde categorie wordt vastgesteld op een blijvend gehele weigering van de uitkering, tenzij het niet nakomen van de verplichting de belanghebbende niet in overwegende mate kan worden verweten. Dan kan verminderde verwijtbaarheid worden aangenomen.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat eiser een benadelingshandeling heeft gepleegd, omdat eiser geen juridische stappen heeft ondernomen tegen zijn ontslag. De rechtbank kan zich voorstellen dat het voor eiser lastig was dat hij op dat moment geen telefoon had. Maar hij heeft wel met zijn werkgever kunnen communiceren, omdat hij met een e-mail te kennen heeft gegeven dat hij het niet eens is met het ontslag. De gezondheidssituatie van eiser was ten tijde van het ontslag op staande voet niet zo ernstig dat van hem niet kon worden gevergd dat hij verdere juridische stappen ging ondernemen. Zoals vermeld was eiser wel in staat om een e-mail naar zijn werkgever te versturen. Hij had vervolgens dan ook bijvoorbeeld online naar juridische bijstand kunnen zoeken. Pas augustus/september 2022 heeft eiser dit uiteindelijk gedaan en is door de advocaat een loonvordering over de periode van 2 juli 2021 tot en met 19 augustus 2021 ingediend bij de werkgever. Dit is echter na het verlopen van de termijn van twee maanden waarbinnen een ontslag moet worden aangevochten bij de kantonrechter. Ook uit overgelegde informatie van de huisarts blijkt niet dat eisers gezondheidssituatie in juli/augustus/september/oktober 2021 dusdanig ernstig was dat hij niet in staat was om verweer te voeren tegen zijn ontslag. In die informatie staat niets concreets over die periode, maar dat eiser op 17 mei 2022 bij de huisarts is geweest en dat de praktijkondersteuner GGZ toen is ingeschakeld. Het rapport van de verzekeringsarts over de WIA-beoordeling geeft ook geen aanleiding om anders te oordelen, omdat het in dat rapport niet ging om de betreffende periode van 6 september 2021 tot 4 januari 2022 maar om de beoordelingsdatum van 30 juni 2023. De rechtbank is verder van oordeel dat het UWV terecht geen aanleiding heeft gezien om de maatregel te verlagen vanwege verminderde verwijtbaarheid.
5.4.
Eisers beroepsgrond dat het UWV geen volledig onderzoek heeft gedaan slaagt niet. Bij een aanvraag van een ZW-uitkering is er voor het UWV geen verplichting om de reden van het ontslag te onderzoeken.
5.5.
Anders dan eiser heeft aangevoerd is het niet zo dat het UWV toestemming aan een werkgever moet geven voor een ontslag op staande voet. Ontslag op staande voet is een civiele kwestie tussen een werkgever en een werknemer waarover de kantonrechter kan oordelen. Het UWV heeft alleen bij ontslag om bedrijfseconomische redenen of bij werknemers die meer dan twee jaar arbeidsongeschikt zijn de taak om toestemming te geven voor ontslag. Daar was het bij ontslag van eiser geen sprake van.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom zijn griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Koster, rechter, in aanwezigheid van J.T. Boddeüs, griffier. Uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: wettelijk kader

Op grond van artikel 45, eerste lid, onder j, van de ZW weigert het UWV het ziekengeld geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of blijvend, indien de verzekerde door zijn doen en laten het Algemeen Werkloosheidsfonds, het Uitvoeringsfonds voor de overheid, de Werkhervattingskas of de eigenrisicodrager benadeelt of zou kunnen benadelen.
Op grond van artikel 45, vierde lid, van de ZW kan het UWV afzien van het opleggen van een maatregel indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
Het zevende lid van artikel 45 van de ZW bepaalt dat onder benadeling, als bedoeld in het eerste lid, onderdeel j, mede wordt verstaan de situatie dat de verzekerde zonder deugdelijke grond heeft nagelaten verweer te voeren tegen of heeft ingestemd met een beëindiging van de dienstbetrekking in de periode, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de wet.
Volgens vaste rechtspraak is sprake van een benadelingshandeling in de zin van
artikel 45, eerste lid, aanhef en onder j, van de ZW in situaties waarin een werknemer zijn
recht op loon prijsgeeft op een moment dat het arbeidsongeschiktheidsrisico al is ingetreden. Hiermee is immers een einde gekomen aan de loonbetalingsverplichting van een werkgever
op grond van artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek, ter vervanging waarvan
vervolgens ziekengeld wordt gevraagd.
Op grond van artikel 7, aanhef en onder a, van het Maatregelenbesluit is de verplichting van de verzekerde zich te onthouden van een benadelingshandeling als bedoeld in onder meer artikel 45, eerste lid, aanhef en onder j, van de ZW, een verplichting van de vierde categorie.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van het Maatregelenbesluit, voor zover hier van belang, wordt de hoogte en duur van een op grond van de in artikel 1, onderdelen b tot en met n,
genoemde wetten, op te leggen maatregel, met dien verstande dat de hoogte van de maatregel ten minste € 25,- bedraagt, vastgesteld op:
[…]
c. 25 procent van het uitkeringsbedrag, met een mogelijkheid van afwijking tot ten minste 15 procent of ten hoogste 100 procent van het uitkeringsbedrag, gedurende ten minste vier maanden bij verplichtingen uit de derde categorie, bedoeld in de artikelen 5 en 6;
d. een blijvend gehele weigering van de uitkering bij verplichtingen uit de vierde categorie, bedoeld in artikel 7, tenzij het niet nakomen van de verplichting de belanghebbende niet in overwegende mate kan worden verweten, in welk geval onderdeel c van toepassing is.
Op grond van artikel 8, eerste lid, van de Beleidsregel maatregelen UWV (bijzonderheden vierde categorie) wordt de hoogte van de maatregel vastgesteld op 50% indien er sprake is van verminderde verwijtbaarheid.