ECLI:NL:RBOVE:2025:3689
Rechtbank Overijssel
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het besluit van het UWV inzake de toekenning van een IOW-uitkering aan een oudere werkloze
In deze zaak beoordeelt de rechtbank het besluit van het UWV om aan eiseres geen uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (Wet IOW) toe te kennen. Eiseres was op haar eerste werkloosheidsdag 60 jaar en drie maanden, en daarmee één maand te jong om in aanmerking te komen voor een IOW-uitkering. Eiseres vindt dit vanwege haar persoonlijke omstandigheden onrechtvaardig. De rechtbank vat dit op als een beroep op het evenredigheidsbeginsel, maar dat slaagt niet.
Eiseres had eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) en heeft op 10 juli 2024 een aanvraag ingediend voor een IOW-uitkering, die door het UWV is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 8 april 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigden aanwezig waren. Het UWV heeft in zijn verweerschrift gesteld dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor de IOW-uitkering, omdat zij op haar eerste werkloosheidsdag niet 60 jaar en 4 maanden oud was.
De rechtbank oordeelt dat het UWV de aanvraag terecht heeft afgewezen. De voorwaarden voor de IOW-uitkering zijn na een debat in de Tweede Kamer in 2019 gewijzigd, en de wetgever heeft bewust gekozen voor de leeftijdsgrens van 60 jaar en 4 maanden. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om van deze regels af te wijken. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.