Uitspraak
RECHTBANK Overijssel
1.De procedure
- de akte van Udea
- de antwoordakte van Fudura.
2.De verdere beoordeling
Ter vaststelling van de schade is Udea in de gelegenheid gesteld zich bij akte nader uit te laten over de schade. Fudura heeft daarop bij antwoordakte gereageerd.
2.9. Ten aanzien van de periode van januari 2021 tot en met maart 2022 heeft Fudura terecht opgemerkt dat er van januari tot augustus 2021 sprake was van een negatieve prijsindex voor voeding, en daardoor van een prijsdrukkende werking ten aanzien van het jaar ervoor. Dat geldt, zij het in mindere mate, ook voor de maanden augustus, september en oktober van 2021 waarin de prijsindex voor voeding op 0, en dus gelijk, is gebleven. Gelet op die trend in de markt acht de rechtbank het niet aannemelijk dat Udea in die periode haar prijzen had kunnen verhogen zonder verlies van afzet. Udea heeft ook niet toegelicht waarom zij, juist in die periode, haar prijzen met succes had kunnen verhogen. Haar algemene toelichting volstaat daartoe niet. Dat leidt ertoe dat de schadevordering die ziet op de periode januari tot en met oktober 2021, ook niet zal worden toegewezen.
“een onafhankelijke beoordeling te krijgen van de gang van zaken in het algemeen en mogelijke consequenties voor de over de betreffende periode in rekening gebrachte afnamecijfers.”Anders dan Fudura heeft betoogd had het onderzoek niet enkel betrekking op de juistheid van de meetgegevens. Udea heeft DNV ingeschakeld toen de onderhandeling vastliepen en zij behoefte had aan bijstand van een deskundige. Naar het oordeel van de rechtbank heeft Udea deze kosten in redelijkheid gemaakt door onderzoek te laten doen naar de fout van Fudura, de oorzaak en de gevolgen daarvan. Dat betekent dat de expertisekosten redelijk zijn en zijn gemaakt ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid (artikel 6:96 BW). De vordering tot vergoeding van de kosten van DNV wordt daarom toegewezen.