Uitspraak
1.De zaak in het kort
SWD betwist de standpunten van [partij A] en stelt een tegenvordering in tot ontruiming. SWD vordert ook betaling van de huurachterstand en de maandelijkse huurprijs totdat er is ontruimd. Ten slotte wil SWD dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. De kantonrechter wijst de vorderingen van [partij A] af. De tegenvorderingen van SWD worden toegewezen. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing van de kantonrechter wordt hierna uitgelegd.
2.De procedure
- de dagvaarding met producties van 13 november 2024;
- de conclusie van antwoord met eis in reconventie en met producties;
- producties 6-9 van [partij A] ;
- productie 12 van SWD;
- de op de mondelinge behandeling overgelegde akte vermeerdering van eis van SWD;
- de op de mondelinge behandeling overgelegde en voorgedragen spreekaantekeningen van de advocaat van [partij A] ;
- de mondelinge behandeling van 30 april 2025, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt die in het dossier worden bewaard.
3.De feiten
4.Het geschil
5.De beoordeling
Ik ben zelf hier geboren en getogen 24 jaar ingeschreven en samen gewoond met mijn moeder in de woonwagen gewoond en nog altijd iedere dag ensoms nachten bij mijn moeder geweest(onderstreping kantonrechter)
ook haar mantelzorger was.’ Hier schreef [partij A] spontaan dat hij soms in de woonwagen overnachtte. Dat ‘soms overnachten’ is een duidelijke aanwijzing dat de woonwagen niet zijn hoofdverblijf was. [partij A] heeft ter zitting verklaard dat voor hem bestemde post op het adres van zijn woning(en) werd bezorgd en dus niet op het adres van de woonwagen. Ook dat is een indicatie voor de plaats van zijn hoofdverblijf.
zelfs elke nacht’in de woonwagen sliep en dat hij ‘
bij zijn moeder[bleef]
wonen’, maar de vriendin en een voormalige overbuurvrouw van de moeder van [partij A] leggen niet uit over welke periode zij verklaren en hoe zij wetenschap hebben van het verblijf van [partij A] bij zijn moeder. Zij zullen het niet telkens hebben gecontroleerd. Tegelijkertijd geeft de partner van [partij A] in haar verklaring aan dat zij en [partij A] ‘
bijna’ altijd bij zijn moeder waren. Bovendien schrijft mevrouw [naam 1] in haar verklaring: ‘
’s nachts was hij er vaak’, en dat betekent dus niet altijd. Bovendien wordt in elke verklaring verklaard dat hij zijn eigen woning had. Daarmee geven de verklaringen naar het oordeel van de kantonrechter geen eenduidige en concludente aanwijzing over zijn hoofdverblijf in de woonwagen.
een[partij A] . Daaruit kan niet worden afgeleid dat de factuur voor [partij A] was bestemd en door hem ook is betaald. Op de factuur uit 2023 staat weliswaar de naam van [partij A] en het adres van de woonwagen van zijn moeder, zodat het aannemelijk is dat hij de spullen heeft gekocht voor de woonwagen, maar dat op zichzelf is niet genoeg om aan te nemen dat hij een duurzame gemeenschappelijke huishouding met zijn moeder voerde. Het zijn in het voor [partij A] gunstigste geval immers maar drie aankopen in een periode van vier jaar. [partij A] kan de spullen evengoed aan zijn moeder cadeau hebben gedaan. De aankopen zeggen niets over de financiële verwevenheid en het duurzame karakter van de gemeenschappelijke huishouding.
alvorens wij uw verzoek kunnen beoordelen’ en eindigt de e-mail met de mededeling dat het verzoek verder in behandeling kan worden genomen ‘
op het moment dat wij deze gegevens beschikbaar hebben.’
het goed kwam en zij in de woonwagen konden blijven’ en dat ‘
zij zich geen zorgen hoefden te maken, het werd geregeld.’ Daartegenover heeft SWD een e-mail van de heer [naam 2] overgelegd waarin hij betwist dat hij toezeggingen heeft gedaan. SWD heeft ook aangevoerd dat [naam 2] niet bevoegd is toezeggingen te doen en SWD niet kan binden. De kantonrechter volgt SWD daarin. Ook is de kantonrechter van oordeel dat [partij A] er niet op mocht vertrouwen dat het aanleveren van de door de beheerder verzochte stukken gelijk was aan het verkrijgen van toestemming om de huur te mogen voortzetten. Dat volgt op geen enkele wijze uit de e-mail waar [partij A] op heeft gewezen.
mensenrechtelijke kaders’ is niet onderbouwd en treft ook geen doel. Gesteld noch gebleken is dat de toewijzing van de woonwagen aan een ander dan [partij A] in strijd is met het beleid dat erop gericht is, dan wel moet zijn, de identiteit van woonwagenbewoners en het wonen in een woonwagen, te respecteren.