ECLI:NL:RBOVE:2025:361

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
11311999 \ CV EXPL 24-3356
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huurachterstand en incassokosten

In deze zaak vordert de coöperatie [eiser] U.A. betaling van een huurachterstand door gedaagde, die een woning huurt van eiser. Gedaagde heeft een huurachterstand laten ontstaan en eiser heeft gedaagde gesommeerd om deze achterstand te betalen. De kantonrechter heeft op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in deze zaak. De procedure begon met een dagvaarding op 11 september 2024, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 18 december 2024. Tijdens de mondelinge behandeling heeft gedaagde erkend dat er een huurachterstand van € 517,03 bestaat. Eiser vordert daarnaast wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van eiser toewijsbaar is, inclusief de gevorderde rente en incassokosten. Gedaagde is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen. De totale vordering van eiser bedraagt € 635,91, vermeerderd met de wettelijke rente en € 415,39 aan incassokosten. De proceskosten zijn begroot op € 1.019,38. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11311999 \ CV EXPL 24-3356
Vonnis van 21 januari 2025
in de zaak van
de coöperatie [eiser] U.A.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: [gemachtigde],
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. P. de Haan.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 11 september 2024;
- de conclusie van antwoord;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de aanvullende producties (5 t/m 11) van [eiser];
- de mondelinge behandeling van 18 december 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.2. Samenvatting

2.1.
[gedaagde] huurt een woning van [eiser]. [gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan. [eiser] vordert betaling van de huurachterstand, rente en de buitengerechtelijke incassokosten De kantonrechter wijst de vorderingen toe. Dit oordeel wordt hierna toegelicht.

3.De feiten

3.1.
[gedaagde] huurt van [eiser] de woning aan de [adres]. De huurprijs bedraagt – na toepassing van een huurkorting van € 50,00 – € 730,85 per maand.
3.2.
[gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Bij exploot van 28 februari 2024 heeft [eiser] [gedaagde] gesommeerd om de op dat moment bestaande huurachterstand te betalen, bij gebreke waarvan buitengerechtelijke incassokosten in rekening zullen worden gebracht.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 517,03 aan huurachterstand, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 september 2024 tot de voldoening, een bedrag van € 118,88 aan tot 2 september 2024 vervallen rente, een bedrag van € 415,39 aan buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten.
4.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, omdat [gedaagde] steeds achterloopt in de huurbetalingen.
4.3.
Ter zitting heeft [gedaagde] erkend dat sprake is van een huurachterstand van € 517,03. [gedaagde] verweert zich tegen de bijkomende kosten.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
In deze zaak gaat het om de vraag of [gedaagde] de door [eiser] gestelde huurachterstand moet betalen. Op de zitting hebben partijen besproken of sprake is van een huurachterstand en zo ja, wanneer die huurachterstand dan zou zijn ontstaan en hoe hoog die is. Deze discussie houdt partijen al een aantal jaar bezig, waarbij op de achtergrond een aantal zaken speelt. Zo is er discussie ontstaan over het betaalmoment van de lopende huur (de eerste van de maand of de dag waarop [gedaagde] haar inkomen ontvangt). Daarnaast hebben partijen in het verleden een betalingsregeling getroffen voor een oude huurachterstand, waarbij de laatste termijn op een later moment dan afgesproken is betaald. Ook vergat [gedaagde] wel eens om de jaarlijkse huurverhoging (met ingang van juli) te betalen, waarna zij achteraf betalingen deed om de ontstane achterstand(en) recht te breien. De betalingen liepen door elkaar heen en [gedaagde] plaatste in het buitengerechtelijk traject vraagtekens bij de uitleg van [eiser] over de omvang van de huurachterstand en de oorzaak daarvan. Wat hiervan ook zij, [gedaagde] heeft op de mondelinge behandeling, nadat de kantonrechter de door [eiser] gepresenteerde specificatie van de vordering puntsgewijs is langsgelopen, erkend dat er nog een bedrag van € 517,03 aan huurachterstand openstaat. De huurachterstand staat daarmee vast.
5.2.
De conclusie is dat het bedrag van € 517,03 toewijsbaar is, te vermeerderen met de hierover gevorderde wettelijke rente vanaf 2 september 2024 tot de voldoening. De vordering tot vergoeding van de vervallen rente tot 2 mei 2024 (€ 118,88) is als onvoldoende gemotiveerd betwist ook toewijsbaar. Dit betekent dat een bedrag van in totaal € 635,91 zal worden toegewezen.
5.3.
[eiser] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. [eiser] heeft op 28 februari 2024 een exploot aan [gedaagde] laten betekenen waarbij [gedaagde] is gesommeerd om de op dat moment bestaande huurachterstand te betalen. [eiser] heeft in het exploot vermeld dat [gedaagde] buitengerechtelijke incassokosten is verschuldigd indien (volledige) betaling binnen veertien dagen na de betekeningsdatum achterwege blijft. Deze sommatie voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Nu het gevorderde bedrag van € 415,39 aan buitengerechtelijke incassokosten overeenkomt met het in het Besluit bepaalde tarief, zal het gevorderde bedrag worden toegewezen.
5.4.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,38
- griffierecht
372,00
- salaris gemachtigde
408,00
(2 punten × € 204,00)
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.019,38

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 635,91, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van
€ 517,03, met ingang van 2 september 2024, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 415,39 aan buitengerechtelijke incassokosten,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.019,38, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.R.H. Lutjes en in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2025. (dg)