ECLI:NL:RBOVE:2025:359

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 januari 2025
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
11431406 \ CV EXPL 24-4311
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot teruggave van goederen na eigenrichting door verhuurder

In deze zaak heeft eiseres, na een beëindigde relatie met haar ex-partner, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, die de woning van haar ex-partner verhuurden. Eiseres stelt dat gedaagden haar persoonlijke spullen uit de woning hebben verwijderd zonder haar toestemming. Gedaagden beweren dat eiseres medehuurder is en dat zij de spullen hebben verwijderd vanwege een huurachterstand. De kantonrechter oordeelt dat gedaagden eigenrichting hebben gepleegd door de spullen zonder recht of titel uit de woning te verwijderen. De vordering van eiseres tot schadevergoeding wordt afgewezen, omdat er geen bewijs is dat de spullen beschadigd zijn. Echter, de vordering tot teruggave van de spullen wordt toegewezen, omdat gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld. De kantonrechter legt een dwangsom op voor het geval gedaagden niet voldoen aan de teruggaveverplichting. Daarnaast worden gedaagden veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANKOVERIJSSEL
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 11431406 \ CV EXPL 24-4311
Vonnis in kort geding van 20 januari 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: eiseres,
gemachtigde: mr. E.J. Bijl,
tegen

1.[gedaagde 1],

te [woonplaats 2],
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats 3],
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: gedaagden,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties,
- de mondelinge behandeling van 6 januari 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Eiseres heeft een affectieve relatie gehad met [naam] (hierna: [naam]). De relatie is op 28 augustus 2024 beëindigd.
2.2.
Per 1 april 2024 is de woning aan de [adres 1] (hierna: de woning) verhuurd. In de huurovereenkomst staat [gedaagde 1] (gedaagde sub 1) als verhuurder genoemd en [naam] en [eiser] als huurders. De huurovereenkomst is ondertekend namens [gedaagde 1] (in opdracht) en door [naam].
2.3.
Op 23 augustus 2024 hebben gedaagden een e-mail met als bijlage een brief naar [naam] gestuurd. De brief is gericht aan [naam] en [eiser]. In de brief staat onder meer dat de huur over de maanden mei tot en met augustus 2024 nog voldaan moet worden. Verder wordt aangegeven dat gedaagden de huurovereenkomst per 30 augustus 2024 willen ontbinden. Er wordt gesommeerd om in totaal een bedrag van € 5.728,55 (€ 1.425,- per maand huur over de maanden april tot en met augustus 2024 plus rente) te betalen.
2.4.
Eiseres heeft naar aanleiding van de brief contact met gedaagden opgenomen. Er is toen onder meer gecorrespondeerd over de huurachterstand en de vraag of eiseres medehuurder van de woning is of niet.
2.5.
Op of omstreeks 13 november 2024 hebben gedaagden zaken uit de woning verwijderd.
2.6.
Eiseres heeft aan gedaagden gevraagd om mee te werken aan het teruggeven van de zaken die van eiseres zijn. Gedaagden hebben dat geweigerd.

3.Het geschil

3.1.
Eiseres vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. gedaagden hoofdelijk zal veroordelen om aan eiseres een schadevergoeding van € 10.000,- te betalen;
Subsidiair:
II. gedaagden hoofdelijk zal veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het vonnis over te gaan tot afgifte aan eiseres van de zaken vermeld op de lijst van productie 1 bij de dagvaarding, welke zaken nader omschreven/te bepalen zijn op grond van de bij de dagvaarding als producties 2, 3 en 4 overgelegde foto’s, betalingsbewijzen en correspondentie, en zulks door de betreffende zaken binnen twee werkdagen na betekening van het vonnis tussen 9:00 uur in de ochtend en 16:00 uur in de middag aan de [adres 2] af te geven aan een medewerker van het aan voormeld adres gevestigde gerechtsdeurwaarderskantoor Armaere;
III. zal bepalen dat, indien niet tijdig aan het hiervoor onder II. gevorderde wordt voldaan, gedaagden hoofdelijk een dwangsom aan eiseres zijn verschuldigd van € 500,00 per dag, met een maximum van € 20.000,-;
Primair en subsidiair:
IV. gedaagden hoofdelijk zal veroordelen in de proceskosten, inclusief nakosten en te vermeerderen met de wettelijke rente hierover.
3.2.
Eiseres voert hiertoe – kort samengevat – het volgende aan. [naam] is huurder van de woning. Eiseres heeft gedurende haar relatie met [naam] diverse malen in de woning verbleven. Zij heeft hier spullen van haarzelf neergezet en laten bezorgen ten behoeve van gebruik door haarzelf en [naam]. Gedaagden hebben eigenrichting gepleegd door zonder recht of titel zaken van eiseres uit de woning te verwijderen. Eiseres stelt primair dat gedaagden de schade die zij hierdoor lijdt, moeten vergoeden. Subsidiair stelt eiseres dat gedaagden de spullen terug moeten geven.
3.3.
Gedaagden voeren verweer. Zij stellen zich op het standpunt dat de woning niet alleen aan [naam] verhuurd is, maar ook aan eiseres. Volgens gedaagden is eiseres medehuurder en is zij hoofdelijk aansprakelijk voor voldoening van de huurachterstand. Gedaagden hebben de spullen uit de woning gehaald vanwege de huurachterstand en zij beroepen zich op opschorting en/of een retentierecht. Gedaagden willen eerst afspraken maken over de afwikkeling van de huurovereenkomst en betaling van de huurachterstand, voordat zij tot teruggave van de spullen overgaan. Verder geven gedaagden aan dat zij niet weten of eiseres (de enige) eigenaar is van de spullen. [naam] heeft tegenover gedaagden namelijk verklaard dat alle spullen in de woning van hem zijn.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Toetsingskader
4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom beoordelen of eiseres ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Voorlopig oordeel van de kantonrechter
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat vaststaat dat de woning door of namens gedaagden is ontruimd zonder dat daarvoor vooraf een rechtsgeldige titel is verkregen. Een (eventuele) huurachterstand rechtvaardigt ook niet het door gedaagden op eigen initiatief leegruimen van de woning en het vervolgens weigeren om de zaken weer ter beschikking te stellen. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat er sprake is van een ontoelaatbare vorm van eigenrichting die op geen enkele wijze gerechtvaardigd is. Voor zover gedaagden met hun handelwijze betaling hebben willen afdwingen en mogelijk tot beëindiging van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning hebben willen komen, hadden zij gebruik dienen te maken van de mogelijkheden die de wet hen in dat verband biedt en dat is door tussenkomst van de rechter.
Schadevergoeding
4.3.
Eiseres vordert primair schadevergoeding. Eiseres heeft aangegeven dat zij er sterk rekening mee houdt dat haar zaken als gevolg van de ontruimingsactie van gedaagden beschadigd zullen zijn geraakt en nog verder beschadigd zullen raken totdat de zaken weer bij eiseres terug zijn. Eiseres heeft bovendien geen idee of, en zo ja in welke staat, zij haar zaken weer terug zal krijgen. Om elke onzekerheid en uitdagingen ter zake bewijslevering en schade weg te nemen vordert [eiser] primair schadevergoeding ter hoogte van de (nieuw)waarde van de spullen. Rekening houdend met inflatie heeft eiseres de waarde begroot op in totaal € 10.000,-.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat deze vordering niet voor toewijzing in aanmerking komt. Daartoe weegt in de eerste plaats mee dat gedaagden tijdens de mondelinge behandeling hebben verklaard dat zij alle zaken die zij uit de woning hebben gehaald, hebben opgeslagen. Eiseres heeft hier niets tegen ingebracht. Er is dan ook geen reden om aan te nemen dat er zaken beschadigd en/of verdwenen zijn. De kantonrechter gaat er voorshands van uit dat de spullen in de oorspronkelijke staat kunnen worden teruggegeven. Bij die stand van zaken is schadevergoeding naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet aan de orde. Daarbij komt dat voor het verkrijgen van een voorschot op een verplichting tot het betalen van een schadevergoeding in kort geding wat betreft het spoedeisend belang en de motivering zwaardere eisen gelden. De kantonrechter is van oordeel dat aan die eisen in onderhavig geval niet wordt voldaan.
Teruggave
4.5.
Eiseres vordert subsidiair veroordeling van gedaagden om over te gaan tot teruggave van haar zaken, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Zij stelt dat gedaagden haar spullen zonder enige titel of enig recht onder zich houden. Eiseres heeft geen invloed op de locatie en de wijze waarop haar spullen worden opgeslagen. Zij heeft zorgen over de goede bewaring daarvan en heeft spoedeisend belang bij teruggave daarvan, aldus eiseres.
4.6.
De kantonrechter is van oordeel dat de vordering tot teruggave voor toewijzing in aanmerking komt en overweegt hiertoe als volgt. Gedaagden hebben – zo is hiervoor al vastgesteld – eigenrichting gepleegd en dat is onrechtmatig. Naar het oordeel van de kantonrechter is een vordering tot het opheffen van een onrechtmatige situatie reeds naar zijn aard spoedeisend. Dat betekent dat aan het vereiste van spoedeisend belang is voldaan.
4.7.
Gedaagden voeren aan dat zij tot ontruiming over zijn gegaan vanwege een huurachterstand. Zij weigeren de zaken terug te geven en beroepen zich op opschorting en/of een retentierecht. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat een beroep hierop niet kan slagen. Gedaagden hebben de roerende zaken die zich in de woning bevonden niet op rechtsgeldige wijze onder zich gekregen. Zij kunnen zich ten aanzien van deze zaken dan ook niet op een rechtsgeldig retentierecht beroepen en redelijkerwijs ook niet op opschorting. Daarbij komt dat in dit kort geding, gelet op de uiteenlopende standpunten van partijen hierover, niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat eiseres medehuurder is. Om hier over te kunnen oordelen is nader onderzoek naar de feiten en omstandigheden rondom de totstandkoming van de huurovereenkomst nodig en mogelijk ook bewijslevering. Een bodemprocedure is daarvoor de aangewezen weg. Er kan in dit kort geding dan ook niet worden aangenomen dat eiseres haar verplichtingen tegenover gedaagden niet is nagekomen en dat is voor een geslaagd beroep op opschorting wel één van de vereisten.
4.8.
Eiseres heeft als bijlage 1 bij de dagvaarding een lijst overgelegd waarop de zaken staan die zij terug wil hebben, inclusief de waarde daarvan. Eiseres stelt dat al deze zaken in de woning aanwezig waren, dat zij daarvan de eigenaar is en dat gedaagden deze zaken uit de woning hebben verwijderd. Eiseres heeft haar stellingen onderbouwd met foto’s, orderbevestigingen, facturen, overschrijvingsbewijzen, een Whatsappbericht van [naam] en verklaringen van familie en vrienden. De kantonrechter is van oordeel dat gedaagden de stellingen onvoldoende gemotiveerd hebben betwist. Gedaagden hebben wel aangevoerd dat zij niet zeker weten of eiseres (de enige) eigenaar is van de spullen die zij uit de woning hebben gehaald, maar zij hebben dat standpunt verder niet met stukken onderbouwd. Volgens gedaagden zou [naam] tegenover hen verklaard hebben dat alle spullen in de woning van hem zijn, maar dat blijkt nergens uit. Verder hebben gedaagden tijdens de zitting verklaard dat zij niet alle spullen herkennen die op de lijst staan en dat zij niet hebben gecontroleerd of alles er (nog) is of niet. Dat gedaagden niet alle spullen herkennen die op de lijst staan, betekent nog niet dat de lijst niet juist zou zijn en naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter had het niet herkennen van de spullen juist aanleiding voor controle door gedaagden moeten zijn. De eventuele gevolgen van de nalating hiervan dienen naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter dan ook voor rekening en risico van gedaagden te komen. De kantonrechter zal uitgaan van de juistheid van de door eiseres overgelegde lijst.
4.9.
Het hiervoor overwogene leidt tot de conclusie dat het subsidiair onder II. gevorderde zal worden toegewezen. Gedaagden moeten de spullen die op de lijst staan teruggeven op de door eiseres gevorderde wijze. De teruggave termijn wordt bepaald op vijf werkdagen na betekening van het vonnis.
Dwangsom
4.10.
Aan de uit te spreken veroordeling zal een dwangsom worden verbonden voor het geval gedaagden in gebreke blijven om aan deze veroordeling te voldoen. In de omstandigheid dat niet van alle zaken op de lijst de waarde met stukken is onderbouwd en rekening houdend met enige afschrijving, ziet de kantonrechter aanleiding om de gevorderde dwangsom te beperken en maximeren. De kantonrechter stelt de dwangsom vast op € 50,- per dag, met een maximum van € 3.000,-.
Proceskosten
4.11.
Gedaagden zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat eiseres heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zullen gedaagden niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en betekeningskosten
.De proceskosten van eiseres worden begroot op:
- griffierecht
87,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
Totaal
765,00
4.12.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Tot slot
4.13.
De veroordelingen worden hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde individueel kan worden aangesproken op het voldoen van en aan de gehele vordering. Als de één (deels) voldoet, hoeft de ander (dat deel) niet meer te voldoen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk om binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot afgifte aan eiseres van de zaken vermeld op de lijst van productie 1 bij de dagvaarding en welke zaken nader omschreven/te bepalen zijn op grond van de bij de dagvaarding als producties 2, 3 en 4 overgelegde foto’s, betalingsbewijzen en correspondentie, en zulks door de betreffende zaken binnen vijf werkdagen na betekening van het vonnis tussen 9:00 uur in de ochtend en 16:00 uur in de middag aan de [adres 2] af te geven aan een medewerker van het aan voormeld adres gevestigde gerechtsdeurwaarderskantoor Armaere;
5.2.
veroordeelt gedaagden hoofdelijk om aan eiseres een dwangsom te betalen van € 50,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de hoofdveroordeling in r.o. 5.1 voldoen, tot een maximum van € 3.000,00 is bereikt,
5.3.
veroordeelt gedaagden in de proceskosten van € 765,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
5.4.
veroordeelt gedaagden tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C.M. Manders en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2025.